Artikel 1.12, vierde lid bepaalt dat de Minister met betrekking tot de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een voorlopige investeringsverklaring afgeeft indien:
a.de voorgenomen investering:
1°.bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdelen a tot en met g, voor de desbetreffende activiteit is aangevangen op of na het ten aanzien van die activiteit genoemde tijdstip;
2°.bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdeel h, is aangevangen op of na 1 januari 2014 en voor 31 december 2016;
3°.bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdeel i, is aangevangen op of na 1 januari 2019; en
4°.bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdelen j of k, is aangevangen op of na 1 januari 2020.
b.de voorgenomen investering voldoet aan het daarover bij of krachtens deze wet bepaalde en
c.niet aannemelijk is dat ter verkrijging van die verklaring gegevens of bescheiden zijn verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op de aanmelding een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste en volledige gegevens of bescheiden bekend zouden zijn geweest.