ECLI:NL:RBOVE:2023:1035

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/08/292478 / KG ZA 23-32
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van mobiele telefoonnummers in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] gehouden is om aan [eiseres] de aansluitingen van twee mobiele telefoonnummers over te dragen. De voorzieningenrechter concludeert dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, waardoor de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 6 maart 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet tijdig producties heeft ingediend, wat door [eiseres] is betwist. De rechter heeft het spoedeisend belang van [eiseres] erkend, aangezien de aansluitingen essentieel zijn voor de bedrijfsvoering. De rechter heeft geoordeeld dat de e-mail van [K] van [gedaagde] op 8 februari 2023 als een aanbod kan worden gezien, dat door [eiseres] is aanvaard. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot medewerking aan de overdracht van de nummers en heeft de proceskosten aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/292478 / KG ZA 23-32
Vonnis in kort geding van 17 maart 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. D.P. Kant te Almelo,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.H.H. van Wijk te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 14 producties
- de producties 1 tot en met 5 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling op 6 maart 2023 via Teams waarbij aanwezig waren: aan de zijde van [eiseres] dhr. [A] met mr. Kant en aan de zijde van [gedaagde] dhr. [B] met mr. Van Wijk en zijn kantoorgenoot mr. Leferink
- de pleitnota van [eiseres] en
- de pleitnota van [gedaagde] .

2.De beslissing samengevat

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] gehouden is om aan [eiseres] de aansluitingen van twee mobiele telefoonnummers over te dragen. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat daarover tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. De vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen. Deze beslissing zal in dit vonnis worden toegelicht.

3.De feiten

3.1.
Op 15 september 2014 is [eiseres] opgericht door de besloten vennootschappen Emsta B.V. (vertegenwoordigd door de heer [A] , hierna: [A] ) en [C] B.V., waarvan de naam later is gewijzigd in [D] B.V.
3.2.
Bij de oprichting van [eiseres] hebben [B] en [A] afspraken gemaakt die zij hebben vastgelegd in een aandeelhoudersovereenkomst. Een van de afspraken betreft de centrale inkoop van zaken die [eiseres] nodig heeft voor haar dagelijkse bedrijfsvoering. Om een zo groot mogelijk inkoopvoordeel te behalen wordt deze inkoop gedaan door [E] B.V. en later door [eiseres] B.V.,
3.3.
Een van de diensten die [gedaagde] inkoopt en waarvan [eiseres] een deel tegen betaling afneemt, betreft mobiele telefonie. [gedaagde] heeft met T-Mobile een overeenkomst gesloten waarbij tien mobiele nummers met opeenvolgende eindcijfers worden afgenomen.
3.4.
Direct na de oprichting van [eiseres] is één van die nummers in gebruik gegeven aan [A] . Een tweede nummer is omstreeks 2015 toebedeeld aan dhr. [F] (hierna: [F] ) die toen als werknemer was verbonden aan [gedaagde] . [F] is na opzegging van zijn dienstverband met [gedaagde] in dienst getreden bij [eiseres] en daarbij is het tweede nummer aan zijn persoon gekoppeld gebleven. [eiseres] heeft aan [gedaagde] steeds de met deze mobiele nummers gemoeide kosten vergoed.
3.5.
Op 19 december 2022 heeft medeaandeelhouder van [eiseres] , [D] B.V., haar aandelen in [eiseres] overgedragen aan een derde. Bij brief van 21 december 2022 is [eiseres] in verband daarmee onder meer aangezegd dat door de aandelentransactie de destijds gesloten aandeelhoudersovereenkomst en de samenwerking is beëindigd en dat als gevolg daarvan [eiseres] (i) het gebruik van de handelsnaam " [G] ", (ii) het gebruik van de beeldmerken met daarin opgenomen de woordelementen " [G] ", en (iii) het gebruik van de woordmerken " [H] " en " [G] " dient te staken en gestaakt dient te houden. Ook is [A] gesommeerd om aan te geven of hij houder is van de domeinnamen
' [website] .nl' en ' [website] .nl' en te bevestigen dat hij deze domeinnamen niet zal gaan gebruiken en is hem te kennen gegeven dat hij aansprakelijk wordt gesteld voor de schade van [gedaagde] als de domeinnamen wel worden gebruikt.
3.6.
Per 1 december 2022 is [I] managing director geworden bij de [G] organisatie, waartoe [gedaagde] behoort. Per die datum heeft [I] de dagelijkse operationele leiding van de [G] organisatie overgenomen van [B] .
3.7.
Op 25 januari 2023 heeft [A] bij [J] , controller bij [gedaagde] , het verzoek neergelegd om drie mobiele nummers, waaronder de twee nummers die in gebruik zijn bij [A] en [F] , vrij te geven voor nummerbehoud. Daarop heeft de controller [A] laten weten dat [K] , degene die over de telefonie gaat, op vakantie is.
3.8.
Op 2 februari 2023 heeft [K] , management assistent bij [gedaagde] (hierna: [K] ), [A] laten weten:
‘Na overleg inzake het verzoek om onderstaande telefoonnummers vrij te geven delen we je hierbij mede dat het niet mogelijk is om deze telefoonnummers over te nemen.
Deze blijven eigendom van het [G] account bij T-mobile (…)’.
Deze e-mail is in cc verstuurd aan [I] .
3.9.
Namens [eiseres] heeft mr. Kant op 7 februari 2023 aan mr. E.W. Verhelst, toenmalige advocaat van [gedaagde] , meegedeeld dat de telefoonnummers toebehoren aan [eiseres] en niet aan [gedaagde] . Daarom is [gedaagde] gesommeerd om uiterlijk 9 februari 2023 schriftelijk te bevestigen dat genoemde telefoonnummers worden vrijgegeven aan [eiseres] .
3.10.
Bij e-mail van 8 februari 2023 heeft [K] aan [A] laten weten:
‘(…) Ten behoeve van de overname van deze telefoonnummers doen we je in de bijlage het formulier toekomen wat daarvoor nodig is. We verzoeken je deze in te vullen en ondertekend via een reply op deze mail te retourneren, met daaraan toegevoegd:
KVK nieuwe contractant niet ouder dan 1 jaar
Geldig legitimatiebewijs van een tekenbevoegd persoon nieuwe contractant Bankrekeningnummer nieuwe contractant
Kopie bankpas voor- en achterkant (bij overname van zakelijk naar particulier) Automatische afschrijving of acceptgiro’.
Deze e-mail is in cc verstuurd aan [I] .
3.11.
Op 9 februari 2023 heeft [A] het door hem ingevulde en van een handtekening voorziene formulier met daarbij de gevraagde stukken per mail aan [K] geretourneerd.
3.12.
Bij brief van 10 februari 2023 heeft mr. Van Wijk aan mr. Kant meegedeeld dat [gedaagde] niet het eigendom van die nummers heeft verkregen wegens het enkele doorbelasten van de bijbehorende kosten voor gebruik. Van een vrijgeven van die twee nummers aan [eiseres] kan geen sprake zijn.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert - samengevat - om [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom te bevelen om haar medewerking te verlenen aan het overdragen van de aansluitingen van de twee mobiele nummers aan [eiseres] en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. Bij de beoordeling wordt daar op teruggekomen.

5.De beoordeling

Procedureel
5.1.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat [gedaagde] vrijdag 3 maart 2023 om 17:54 uur en zondag 5 maart 2023 om 23:17 uur, dus buiten de in het procesreglement gestelde termijn producties heeft ingediend. Mr. Kant heeft daar met een beroep op het procesreglement bezwaar tegen gemaakt omdat hij de producties niet meer met zijn cliënte heeft kunnen bespreken.
5.2.
Het procesreglement Kort Geding bepaalt in 6.2. dat processtukken die binnen 1 werkdag vóór de mondelinge behandeling worden ingediend, in beginsel buiten beschouwing worden gelaten.
Het gaat hier in totaal om 5 producties van [gedaagde] . [gedaagde] heeft geen argumenten aangevoerd waarom de producties niet eerder konden worden ingediend. Dat productie 5 is gestuurd als reactie op productie 14 van [eiseres] van 3 maart 2023, maakt niet uit. Een ieder is verantwoordelijk voor de onderbouwing van zijn eigen stellingen en dient dit te doen binnen de gestelde termijnen. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter de producties van [gedaagde] niet bij haar beoordeling betrekken.
Spoedeisend belang
5.3.
De voorzieningenrechter onderschrijft de stelling van [eiseres] dat het veiligstellen de aansluitingen van de mobiele nummers die bij [A] en [F] in gebruik zijn en waarop zij onder meer voor klanten bereikbaar zijn, van belang is voor voortzetting van de bedrijfsvoering van [eiseres] . Daarin is dan ook het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening gelegen.
De kern van het geschil
5.4.
Tussen partijen is in geschil of er een geldige overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [gedaagde] de (aansluitingen voor) de mobiele nummers aan [eiseres] zou overdragen. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij het aanbod daartoe op 9 februari 2023 heeft aanvaard door aan het gevraagde te voldoen. [gedaagde] voert aan dat zij niet de wil heeft gehad om een aanbod te doen en dat ook geen sprake is van een met de wil overeenstemmende verklaring, zodat geen overeenkomst tot stand is gekomen.
Het toetsingskader
5.5.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding van dat aanbod. Het antwoord op de vraag of sprake is van een aanbod dat is aanvaard, moet worden vastgesteld aan de hand van de zogeheten wilsvertrouwensleer. Of er sprake is van wilsovereenstemming, hangt af van wat partijen hebben verklaard en hebben afgeleid uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen. Ook is van belang dat de totstandkoming van een overeenkomst veronderstelt dat partijen elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden zo mochten begrijpen, dat zij aan het tot dan toe bereikte resultaat al gebonden zouden zijn.
Is er sprake van een aanbod dat is aanvaard zodat een overeenkomst tot stand is gekomen?
5.6.
[gedaagde] stelt dat zij niet de wil heeft gehad tot het doen van een aanbod. In dat kader wijst zij erop dat [gedaagde] in beginsel slechts door haar bestuur kan worden vertegenwoordigd en dat besluiten worden genomen door het bestuur. Het bestuur van [gedaagde] wordt gevormd door [B] en hij heeft geen aanbod gedaan aan [eiseres] . [K] en [I] zijn geen bestuurder of gevolmachtigde van [gedaagde] en zijn dit ook nooit geweest. [K] is volgens [gedaagde] degene die de praktische zaken rond de telefonie bij [gedaagde] regelde. Vanuit deze hoedanigheid heeft zij een blanco overschrijvingsformulier gestuurd aan [eiseres] (althans [A] ) en daarbij gevraagd om de aanlevering van diverse stukken. De e-mail van [K] moet volgens [gedaagde] gezien worden als een uitvoeringshandeling van een office manager die gewend is om proactief te handelen en de organisatie te ondersteunen bij dergelijke praktische zaken. Hieruit kan geen wilsverklaring van [gedaagde] worden afgeleid, te meer omdat de formulieren die zij toezond blanco waren: zij zijn door [gedaagde] niet ingevuld en ook niet ondertekend. Daarnaast strookt de e-mail van [K] van 8 februari 2023 niet met de wil van [gedaagde] . De wil van [gedaagde] – niet meewerken aan een overdracht – was al duidelijk gemaakt in de eerste e-mail van [K] die zij op 2 februari 2023 na overleg met [B] had verstuurd.
5.7.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van [gedaagde] niet. [eiseres] heeft er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan hoeven te twijfelen dat [gedaagde] op 8 februari 2023 heeft ingestemd met haar verzoek tot overname van de twee mobiele nummers. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de controller van [gedaagde] , [J] , op 25 januari 2023 nog aan [eiseres] had laten weten dat [K] degene is die over de telefonie gaat. Zij is ook degene geweest die [A] op 2 februari 2023 heeft meegedeeld dat zijn verzoek om overname van de mobiele nummers niet kon worden gehonoreerd. [eiseres] heeft er van mogen uitgaan dat, na de e-mail van mr. Kant aan mr. Verhelst, [gedaagde] kennelijk van mening is veranderd en alsnog bereid was om de mobiele nummers over te dragen.
5.8.
Dat [K] op eigen initiatief, pro-actief heeft gehandeld, volgt de voorzieningenrechter niet. Weliswaar heeft [gedaagde] bij de mondelinge behandeling vermeld dat [K] geen ruggespraak met [B] heeft gehad, maar zij heeft haar e-mail van 8 februari 2023 met als onderwerp
‘Overname van het T-mobile contract’wel in cc aan [I] gestuurd. Dat, zoals [gedaagde] ter zitting heeft gesteld, het nemen van beslissingen over telefonie praktisch gezien niet tot het takenpakket van [K] behoorde, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk: zij ging er immers juist wel over, gezien de mededeling van [J] op 25 januari 2023. Dat formeel de beslissingsbevoegdheid hierover bij [B] als bestuurder van [gedaagde] is blijven liggen en niet bij [I] ligt, is een interne [gedaagde] -aangelegenheid. Dat [I] geen zeggenschap had, is een omstandigheid waarop [eiseres] ook vanwege de door haar in het geding gebrachte e-mail van [B] over de rol van [I] binnen [gedaagde] niet bedacht hoefde te zijn en kan [eiseres] niet worden tegengeworpen. Dat [I] een parttime en tijdelijke aanstelling heeft, heeft daar geen invloed op. Dat de e-mail over de rol van [I] niet aan [eiseres] is gericht evenmin. Niet is betwist dat [eiseres] op de hoogte was van de aanwezigheid van [I] binnen [gedaagde] . Nu [I] niet heeft ingegrepen en niet is teruggekomen op de door [K] aan [eiseres] gestuurde e-mail van 8 februari 2023, heeft [eiseres] er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat die e-mail een aanbod van [gedaagde] bevatte om alsnog gehoor te geven aan het verzoek om de twee mobiele nummers aan [eiseres] over te dragen. Dat het bij die e-mail als bijlage gestuurde formulier namens [gedaagde] nog niet was ondertekend, maakt niet dat het geen geldig aanbod was. Het was voor [eiseres] immers duidelijk van wie het aanbod afkomstig was. Dat het formulier achteraf wordt ingevuld en ondertekend is niet ongebruikelijk.
Conclusie
5.9.
Met het terugsturen van het door [A] namens [eiseres] ingevulde en ondertekende formulier heeft [eiseres] het aanbod van [gedaagde] tot het overdragen aan [eiseres] van de twee mobiele nummers aanvaard en is een overeenkomst met die inhoud tot stand gekomen. Dat in een bodemprocedure tot een ander oordeel wordt gekomen, wordt niet aannemelijk geacht.
5.10.
Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] op de primaire grondslag zoals in het dictum vermeld in dit kort geding zullen worden toegewezen, waarbij de gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd. Aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag van de vordering komt de voorzieningenrechter niet meer toe.
5.11.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,34
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.864,34

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan het overdragen van (de aansluitingen van) de mobiele nummers [nummer] en [nummer] aan [eiseres] , door het invullen van de daarvoor vereiste gegevens op het als
productie 9aan deze dagvaarding gehechte formulier ‘OVERDRAGEN T·MOBILE OVEREENKOMST VOOR MOBIELE TELEFONIE AAN BEDRIJF’ en het aansluitend ondertekenen daarvan door een bevoegd vertegenwoordiger van [gedaagde] en het vervolgens ter hand stellen daarvan aan [eiseres] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] in gebreke blijft met nakoming van dit vonnis, met een maximum van
€ 50.000,-,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten met bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening. De kosten aan de zijde van eiseres worden tot op deze uitspraak begroot op € 1.864,34,-,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 173,- zonder betekening en € 263,- in geval van betekening, indien en voor zover [gedaagde] niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, [gedaagde] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten op 17 maart 2023 (bij vervroeging).