ECLI:NL:RBOVE:2023:1033

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
ak_23_569
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening bijzondere bijstand voor medicinale cannabis

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, die lijdt aan een complexe medische aandoening, heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van Bedrocan, een vorm van medicinale cannabis. De aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente, omdat verzoekster volgens hen voldoende draagkracht had om zelf in de kosten te voorzien. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij in een acute noodsituatie verkeert door de hoge kosten van Bedrocan, die € 1.800,- per maand bedragen.

De voorzieningenrechter heeft op 16 maart 2023 de zaak behandeld en geconcludeerd dat verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat zij in een levensbedreigende situatie komt te verkeren als het gebruik van Bedrocan wordt stopgezet of de dosering wordt verlaagd. De voorzieningenrechter heeft twijfels over de rechtmatigheid van het besluit van verweerder, omdat er onvoldoende inzicht is gegeven in de beoordeling van de draagkracht van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder de kosten van Bedrocan aan verzoekster moet vergoeden, totdat er een uitspraak in de bodemzaak is gedaan. De rechtbank is voornemens de bodemzaak binnen drie maanden te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/569

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente

(gemachtigden: mr. R.H.S. Koopman en C. van Vliet).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand van verzoekster.
1.2
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 maart 2022 afgewezen. Met
het besluit op bezwaar van 25 januari 2023, verzenddatum 7 februari 2023, is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 maart 2023 op een online zitting
behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- verzoekster, haar gemachtigde mr. Wevers en [naam 1] , haar begeleidster;
- de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
.Hierna legt de voorzieningenrechter
uit hoe tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Wat is er voorafgegaan aan het verzoek om voorlopige voorziening?
2.2
Verzoekster is bekend met een zeer complexe medische situatie. Door haar aandoeningen heeft zij onder meer veel problemen met eten, slikken en drinken. Haar behandelaars hebben haar Bedrocan, een vorm van medicinale cannabis, voorgeschreven. Verzoekster ontvangt een WIA-uitkering.
2.3
De zorgverzekeraar van verzoekster, Nationale Nederlanden, heeft op 3 december 2018 aan verzoekster schriftelijk meegedeeld dat vanaf 2019 medicinale cannabis niet meer wordt vergoed uit de aanvullende verzekering. Reden hiervoor is dat het niet gaat om een geregistreerd geneesmiddel. Volgens het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) is er op basis van wetenschappelijke publicaties geen aanleiding voor een herbeoordeling van de werking van medicinale cannabis. De werking van medicinale cannabis is voor geen enkele indicatie bewezen. Voor vergoeding uit de basisverzekering is daarom geen grond. Nationale Nederlanden heeft besloten om in de aanvullende verzekering ook geen uitzondering meer te maken voor vergoeding van medicinale cannabis. Op 6 november 2019, 4 februari 2020 en 25 januari 2022 heeft de zorgverzekeraar een brief van gelijke strekking naar verzoekster gestuurd, waarin het standpunt van Nationale Nederlanden ongewijzigd blijft.
2.4
In een civiel kort geding heeft verzoekster Nationale Nederlanden gedagvaard en vergoeding van Bedrocan uit hoofde van de zorgverzekering gevorderd. De kantonrechter heeft de vorderingen van verzoekster afgewezen in een vonnis van 31 december 2020.
2.5
Op 5 mei 2021 heeft de medisch adviseur/arts [naam 2] ( [naam 2]
) in opdracht van verzoekster een medische beschouwing gegeven en - onder meer - het volgende vermeld:
Cliënt is op dit moment volledig afhankelijk van Bedrocan (medicinale wiet) en dit kan niet vervangen worden door andere medicatie die vergelijkbaar is vanwege de hulpstoffen die aanwezig zijn. Door gebruik van deze medicatie is er sprake van minder inklemmingsverschijnselen en een forse vermindering van de problemen met betrekking tot het maagdarmstelsel en de aanvallen van overprikkeling van het brein. Er is sprake van een medische noodzaak om deze medicatie te blijven gebruiken. Gelet op de situatie van cliënt zou dit minimaal voor 2 jaar vergoed moeten worden.
2.6
Op 26 februari 2022 heeft haar behandelend internist, namens verzoekster, een aanvraag gedaan om Bedrocan gefinancierd te krijgen uit de bijzondere bijstand.
In de aanvraag heeft de internist onder meer vermeld dat Bedrocan voor verzoekster levensonderhoudend is en dat verzoekster, vanwege haar allergieën en andere complicerende factoren, geen alternatieven heeft. De behandelend maag- darm- en leverarts onderschrijft de medische noodzaak van Bedrocan voor verzoekster. Als zij het gebruik van Bedrocan staakt, zal haar lichaamsgewicht afnemen tot een BMI die niet met het leven verenigbaar is, zo schrijft deze arts. Daaraan voegt hij nog toe dat er voor verzoekster geen andere behandelmogelijkheden beschikbaar zijn.
2.7
In het besluit van 10 maart 2022 heeft verweerder de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen, omdat er voldoende draagkracht is om zelf in de kosten te voorzien.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft verweerder een nieuw besluit genomen. In dit besluit van 28 april 2022 heeft verweerder aan verzoekster voor de periode van
1 mei 2022 tot en met 31 juli 2022 bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van Bedrocan. Volgens verweerder is sprake van zeer dringende redenen, als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet (Pw) en volgt uit de informatie die beschikbaar is dat verzoekster geen draagkracht heeft. Verweerder heeft meer informatie nodig om te kunnen beoordelen of er ook na 31 juli 2022 recht is op bijzondere bijstand. Daarom is de toekenning in de tijd beperkt.
2.8
Op 10 mei 2022 heeft verweerder aan verzoekster verzocht om nadere gegevens te verstrekken. Op 15 juli 2022 heeft verweerder aan verzoekster meegedeeld dat niet alle gevraagde informatie is ontvangen, verzoekster de gronden van bezwaar niet tijdig heeft ingediend en het dossier ter behandeling is voorgelegd aan de bezwaarschriftencommissie. Ook heeft verweerder de toekenning van de bijzondere bijstand verlengd van 1 augustus 2022 tot en met de datum van de beslissing op bezwaar, uiterlijk tot 31 oktober 2022.
2.9
In het besluit op bezwaar heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder stelt dat het inkomen van verzoekster en haar partner meer dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedraagt. Dit inkomen staat in de weg aan het verlenen van bijzondere bijstand in de vorm van een noodvoorziening op grond van artikel 16 Pw. Verzoekster kan de kosten voor Bedrocan voldoen uit het eigen inkomen. Daarbij geldt volgens verweerder dat de kosten voor medicatie door de zorgverzekeraar moeten worden vergoed. De zorgverzekering is een voorliggende voorziening in de zin van artikel 15 Pw.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening?3.1 Verzoekster heeft een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Zij heeft aannemelijk gemaakt dat sprake is van een acute noodsituatie. De kosten van het medicijn Bedrocan bedragen € 1.800,- per maand. Verzoekster kon tot eind 2022 Bedrocan gebruiken omdat er tot dan was voorzien in financiering. Hierna heeft verzoekster wel Bedrocan gebruikt maar noodgedwongen in een verlaagde dosering met als gevolg dat zij enorm is verzwakt. Zij heeft geprobeerd om financiering te krijgen voor Bedrocan: zij is leningen aangegaan bij de kerk, zij heeft giften ontvangen en stichtingen aangeschreven. Verzoekster heeft inmiddels een schuld bij de apotheek en de zorgverzekeraar. Op dit moment zijn de middelen en opties uitgeput en vreest zij voor haar leven. Duidelijk is dat zij er belang bij heeft om op korte termijn een voorlopig oordeel te krijgen over afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand.
Is het besluit op bezwaar juridisch juist?
4.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat het inkomen van verzoekster tenminste hoger is dan 120% van de toepassing zijnde bijstandsnorm. Hieraan verbindt verweerder de conclusie dat er geen aanleiding is om over te gaan tot het verlenen van bijzondere bijstand als noodvoorziening op grond van artikel 16 van de Pw.
4.2.
Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk waarop dit standpunt van verweerder is gebaseerd. Ter zitting heeft verweerder hierin ook geen inzicht kunnen geven, anders dan de mededeling dat dit een gangbare en breed gehanteerde inkomensgrens is. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting aangegeven dat hij niet weet of en zo ja, waar dit in de Beleidsregels bijzondere bijstand Hof van Twente 2022 (de Beleidsregels) is bepaald.
4.3
De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat in de Beleidsregels bepalingen staan over draagkracht. Volgens de Beleidsregels is draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of het vermogen dat eerst gebruikt moet worden voor bijzondere kosten.
In artikel 6 van de Beleidsregels is vervolgens opgenomen hoe verweerder de draagkracht uit inkomen berekent. Uit dit artikel volgt niet dat een aanvraag om bijzondere bijstand wordt afgewezen als het inkomen tenminste hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Daarbij komt dat verweerder heeft volstaan met een conclusie over het inkomen, terwijl een kenbare berekening ontbreekt. Niet duidelijk is ook welke stukken verweerder bij de beoordeling en de vaststelling van het inkomen heeft betrokken. Uit het besluit op bezwaar blijkt ten slotte niet in hoeverre verweerder zich rekenschap heeft gegeven van de verhouding tussen het inkomen van verzoekster en de maandelijkse kosten van Bedrocan.
4.4
Hoewel verweerder beoordelingsvrijheid heeft bij het beoordelen van de draagkracht, moet de vaststelling van de draagkracht wel kenbaar en gemotiveerd zijn. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat dat hier niet het geval is. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag onvoldoende gemotiveerd en ook ligt aan de afwijzing van de aanvraag een onvoldoende kenbaar onderzoek naar de draagkracht ten grondslag.
4.5
Gelet op het complementaire karakter van de bijstand moet overigens wel rekening worden gehouden met de draagkracht van verzoekster. In dit verband is van belang dat zij vlak voor de zitting een groot aantal (financiële) stukken heeft opgestuurd. Verweerder heeft tijdens de zitting naar voren gebracht deze gegevens te willen bekijken om (opnieuw) de draagkracht te beoordelen.
4.6
Tijdens de zitting heeft verweerder ook nadrukkelijk het standpunt ingenomen dat voor kosten van medische behandelingen de Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening is. Artikel 16, eerste lid, Pw biedt wel de mogelijkheid desondanks bijstand te verlenen maar alleen als sprake is van een acute noodsituatie, die op geen enkele andere wijze te verhelpen is dan door het verlenen van bijstand. Met het uitzonderlijke karakter van deze bepaling valt een toepassing voor langere tijd niet te rijmen, immers dan kan van een acute noodsituatie niet meer worden gesproken, aldus verweerder. Het kan volgens verweerder niet zo zijn dat medische kosten via artikel 16 Pw worden afgewenteld op de bijstand. Het is aan verzoekster om haar situatie nogmaals met een beroep op coulance onder de aandacht te brengen bij de zorgverzekeraar. Daarbij plaatst verweerder kanttekeningen bij de medische informatie van de behandelaars van verzoekster en trekt verweerder in twijfel of een acute noodsituatie zich voordoet als verzoekster niet over Bedrocan kan beschikken.
4.7
Uit vaste rechtspraak [1] komt naar voren dat een acute noodsituatie een situatie is van levensbedreigende aard of een situatie die blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. De behoeftige omstandigheid waarin de belanghebbende verkeert moet op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. Het verlenen van bijstand is volstrekt onvermijdelijk. Het is daarbij aan de belanghebbende is om feiten te stellen en zo nodig aannemelijk te maken waaruit de zeer dringende redenen blijken.
4.8
De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat gelet op de medische informatie van de behandelaars van verzoekster en van [naam 2] verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat zij in een levensbedreigende situatie zal komen te verkeren als het gebruik van Bedrocan wordt stopgezet of de dosering wordt verlaagd. Dat verweerder hierover twijfels heeft en zich afvraagt of er niet toch een alternatief voor handen is, legt geen gewicht in de schaal. Daarvoor is het op zijn minst nodig dat verweerder een medisch advies inwint over de noodzaak van Bedrocan voor verzoekster.
4.9
Verder geldt dat uit artikel 16, eerste lid, Pw naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet valt op te maken dat toepassing van deze bepaling enkel aan de orde is voor een (zeer) beperkte periode. Zolang een acute noodsituatie niet op andere wijze kan worden verholpen, kan het verlenen van bijstand immers onvermijdelijk blijven. Uit de rechtspraak volgt ook niet dat toepassing van artikel 16, eerste lid, Pw voor medische kosten in de tijd begrensd moet zijn [2] .
4.1
Dit neemt niet weg dat verweerder voorwaarden kan verbinden aan de verstrekking van bijstand, bijvoorbeeld de voorwaarde dat verzoekster de zorgverzekeraar vraagt zijn eerdere standpunt te heroverwegen. Tijdens de zitting is namens verzoekster overigens al naar voren gebracht dat er bereidheid is de situatie van verzoekster nogmaals voor te leggen aan de zorgverzekeraar.
Conclusie en gevolgen
5.1
Gelet op rechtsoverwegingen 4.2, 4.3 en 4.4 heeft de voorzieningenrechter twijfels over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
In aanvulling op het bestreden besluit heeft verweerder tijdens de zitting gesteld dat ook als er geen draagkracht is, er andere gronden zijn om niet tot verlening van bijzondere bijstand over te gaan. De voorzieningenrechter is op dit moment evenmin overtuigd van de juistheid en rechtmatigheid van die andere gronden, zie rechtsoverwegingen 4.8 en 4.9.
Deze omstandigheden zijn voor de voorzieningenrechter aanleiding, gelet ook op de weging van de belangen van verzoekster en die van verweerder, om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat verweerder de maandelijkse kosten van Bedrocan aan verzoekster vergoedt op de wijze zoals voorzien in de besluiten van 28 april 2022 en 15 juli 2022, vanaf de dag van deze uitspraak tot en met de verzenddatum van de uitspraak in de bodemzaak (AWB 23/570).
5.2
De rechtbank is van plan de bodemzaak uiterlijk over drie maanden op een zitting van deze rechtbank te behandelen. Partijen krijgen zo spoedig mogelijk bericht over de definitieve datum van de zitting.
5.3
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5.4
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-, en wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • schorst het bestreden besluit tot de verzenddatum van de uitspraak van de rechtbank in de bodemzaak (AWB 23/570);
  • treft de voorlopige voorziening dat verweerder voor Bedrocan bijzondere bijstand verleent, rechtstreeks te vergoeden aan de apotheek en bepaalt dat deze voorlopige voorziening werkt tot de verzenddatum van de uitspraak van de rechtbank in de bodemzaak (AWB 23/570);
  • draagt verweerder op het griffierecht van 50,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.H.J. van de Looi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK6576
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:678)