ECLI:NL:RBOVE:2023:1007

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
9983732 \ CV EXPL 22-2366
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van een vaststellingsovereenkomst na arbeidsongeschiktheid en re-integratieproblemen

In deze zaak gaat het om een werknemer die na een periode van arbeidsongeschiktheid een vaststellingsovereenkomst heeft getekend, waarin zij verklaarde arbeidsgeschikt te zijn. Na het beëindigen van haar dienstverband raakte zij opnieuw arbeidsongeschikt en het UWV weigerde haar uitkering, omdat zij tijdens ziekte afstand had gedaan van haar rechten door de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. De werknemer stelt dat de werkgever, ForFarmers B.V., tekort is geschoten in de re-integratie en dat zij onder druk is gezet om de overeenkomst te tekenen. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer afgewezen, omdat er geen sprake was van dwaling. De werknemer was bijgestaan door een gespecialiseerde jurist tijdens de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer voldoende was voorgelicht en dat ForFarmers niet ongeoorloofd druk heeft uitgeoefend. Hoewel de werkgever een verwijt te maken viel ten aanzien van de re-integratie, was dit niet relevant voor de geldigheid van de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de vaststellingsovereenkomst ongewijzigd in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9983732 \ CV EXPL 22-2366
Vonnis van 7 maart 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. B. van Dijk,
procederend met een toevoeging onder nummer 5DT0516
tegen
de besloten vennootschap
FORFARMERS B.V.,
gevestigd te Lochem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ForFarmers,
gemachtigde: mr. P. Hulsegge.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen,
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2023, waarbij partijen zijn verschenen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding en korte samenvatting van de beslissing

2.1.
[eiseres] is ruim 12 jaar in dienst geweest bij ForFarmers. Begin 2018 is [eiseres] arbeidsongeschikt geraakt door een val van een trap bij haar thuis. Na een klein half jaar kon [eiseres] beginnen met re-integreren. Vanaf augustus 2018 hebben partijen onderhandeld over een einde van de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst. Uiteindelijk hebben partijen in november 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin heeft [eiseres] verklaard dat zij arbeidsgeschikt is.
2.2.
Enige tijd na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft [eiseres] zich wederom ziekgemeld. Zij heeft daarop, na de overeengekomen einddatum van de arbeidsovereenkomst, een uitkering aangevraagd op basis van de Ziektewet. Het UWV heeft (uiteindelijk) geoordeeld dat [eiseres] doorlopend ziek is geweest en dat zij door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst tijdens ziekte akkoord is gegaan met het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst. Om die reden heeft het UWV uitkering aan [eiseres] geweigerd.
2.3.
[eiseres] is van mening dat zij onredelijk is benadeeld door ForFarmers en dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst. Volgens [eiseres] heeft ForFarmers haar onder druk gezet om met een vaststellingsovereenkomst akkoord te gaan, terwijl onduidelijk was of zij op dat moment nog arbeidsongeschikt was. Daarnaast had ForFarmers [eiseres] op de mogelijke consequenties van het alsnog ziek uitdienst gaan moeten wijzen, namelijk dat haar mogelijk een uitkering geweigerd zou kunnen worden. [eiseres] vraagt in deze procedure de kantonrechter – kort gezegd – om de vaststellingsovereenkomst gedeeltelijk te vernietigen en te wijzigen door het door [eiseres] geleden nadeel op te heffen. Subsidiair vordert [eiseres] schadevergoeding omdat ForFarmers zich volgens [eiseres] als een slecht werkgever heeft gedragen. Verder vordert [eiseres] de wettelijke verhoging en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.4.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] af. Kort gezegd is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door ForFarmers onder druk is gezet een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Van dwaling is geen sprake geweest. Gebleken is dat [eiseres] een afweging heeft gemaakt en heeft gekozen voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij is zij bijgestaan door een jurist die is gespecialiseerd in het arbeidsrecht. ForFarmers mocht er daarom op vertrouwen dat [eiseres] wist waarmee zij akkoord ging. Verder is het de kantonrechter niet gebleken dat er sprake is geweest van slecht werkgeverschap, zodat [eiseres] ook geen aanspraak kan maken op schadevergoeding.
2.5.
Dit verkort weergegeven oordeel zal hierna worden gemotiveerd.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is vanaf 16 december 2006 tot 1 maart 2019 in dienst geweest van ForFarmers, in de functie van [naam functie] . ForFarmers is eigenrisicodrager voor de Ziektewet.
3.2.
Op 16 januari 2018 is [eiseres] arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van een val van de trap bij haar thuis.
3.3.
In juni 2018 kon [eiseres] beginnen met (gedeeltelijk) re-integreren.
3.4.
Vanaf augustus 2018 hebben partijen gesproken en overleg gevoerd over een einde van de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst. Hierbij is [eiseres] bijgestaan door mr. [X] , jurist op het gebied van het arbeidsrecht. Partijen hebben uiteindelijk op 31 oktober 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Ze spraken af dat arbeidsovereenkomst per 1 maart 2019 zou eindigen en dat [eiseres] vrijgesteld was van werkzaamheden en een beëindigingsvergoeding van € 25.000,00 zou ontvangen. In die vaststellingsovereenkomst staat onder meer de volgende bepaling:
“5. Werknemer is op het moment van ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst arbeidsgeschikt. Indien de werknemer arbeidsongeschikt raakt gedurende de arbeidsovereenkomst of binnen 28 dagen daaropvolgend, is hij verplicht de werkgever hiervan terstond op de hoogte te stellen. Voorts zal dit niet leiden tot wijziging in de gemaakte afspraken. Werknemer en werkgever zullen alsdan handelen conform alle voorschriften en richtlijnen met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en de Wet Verbetering Poortwachter. De inspanningen van beide partijen zullen zijn gericht op een spoedig herstel van de werknemer.”
3.5.
[eiseres] heeft zich op 30 januari 2019 ziekgemeld.
3.6.
Per 1 maart 2019 heeft [eiseres] bij het UWV een uitkering op grond van de Ziektewet aangevraagd. In dit kader is [eiseres] door ActivaSZ B.V., de uitvoerder van de Ziektewet voor ForFarmers (hierna: ActivaSZ), beoordeeld. In eerste instantie is [eiseres] een uitkering geweigerd omdat zij arbeidsgeschikt werd bevonden. Tegen die beslissing heeft [eiseres] bezwaar gemaakt. Daarop is geoordeeld dat [eiseres] wel arbeidsongeschikt was.
3.7.
Op 9 januari 2020 heeft ActivaSZ het UWV verzocht om [eiseres] een uitkering op grond van de Ziektewet te weigeren omdat zij tijdens ziekte heeft ingestemd met een einde van haar arbeidsovereenkomst en daarmee een benadelingshandeling heeft verricht.
3.8.
Het UWV heeft conform het verzoek van ActivaSZ aan [eiseres] een maatregel opgelegd en een uitkering op basis van de Ziektewet geweigerd. Tegen deze beslissing van het UWV is [eiseres] in bezwaar en in beroep gegaan, zonder succes.
3.9.
Bij brief van 18 november 2020 aan ForFarmers heeft [eiseres] zich op het standpunt gesteld te hebben gedwaald bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst. Bij e-mail van 24 december 2020 heeft ForFarmers hierop gereageerd. ForFarmers wijst in deze e-mail aansprakelijkheid van de hand.
3.10.
Op verzoek van [eiseres] heeft het UWV op 20 september 2021 een rapport uitgebracht met daarin een deskundigenoordeel over de re-integratie-inspanningen van ForFarmers. In dit rapport concludeert het UWV dat de sociaal-medische begeleiding van [eiseres] in de periode van 16 januari 2018 tot 6 november 2018 niet geheel adequaat was.
3.11.
Bij brief van 29 oktober 2021 aan ForFarmers heeft [eiseres] de vaststellingsovereenkomst gedeeltelijk vernietigd en heeft zij ForFarmers gesommeerd haar loon te betalen over de periode 1 maart 2019 tot en met 16 januari 2021.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – primair een verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst van 31 oktober 2018 door haar buitengerechtelijk gedeeltelijk is vernietigd, dan wel dat de kantonrechter bepaalt dat de werking daarvan gedeeltelijk buiten werking wordt gesteld. Daarnaast vordert [eiseres] primair veroordeling van ForFarmers tot betaling aan [eiseres] van het loon conform de arbeidsovereenkomst over de periode 1 maart 2019 tot 16 januari 2021 en de wettelijke verhoging tot een percentage van 50%. Subsidiair vordert [eiseres] veroordeling van ForFarmers tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van de gemiste uitkering op grond van de Ziektewet over de periode 1 maart 2019 tot 16 januari 2021. Zowel primair als subsidiair vordert [eiseres] een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van ForFarmers in de proceskosten.
4.2.
ForFarmers voert verweer. ForFarmers concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Voorafgaande kwestie: rectificatie in verband met dagvaarden verkeerde rechtspersoon
5.1.
[eiseres] heeft in de koptekst van haar dagvaarding ForFarmers N.V. als gedaagde vermeld, terwijl dit ForFarmers B.V. had moeten zijn. Bij akte heeft [eiseres] deze fout nog voordat door de wederpartij voor antwoord werd geconcludeerd hersteld. Tegen dit herstel heeft ForFarmers verweer gevoerd.
5.2.
De kantonrechter heeft ter zitting beslist dat het herstel door [eiseres] toelaatbaar is, omdat er sprake is geweest van een verschrijving waarover bij ForFarmers geen misverstand kon bestaan. Daarom is ForFarmers B.V. hier de gedaagde partij.
De inhoudelijke beoordeling
5.3.
[eiseres] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat zij bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft gedwaald ten aanzien van haar arbeidsongeschiktheid, als gevolg van onvoldoende voorlichting en medewerking door ForFarmers in het kader van de re-integratie van [eiseres] . Daarnaast heeft [eiseres] gedwaald ten aanzien van de houding en hoedanigheid van ForFarmers. Als bijkomende omstandigheid heeft [eiseres] aangevoerd dat zij door ForFarmers onder druk is gezet, door haar te beschuldigen van disfunctioneren en door haar niet te re-integreren.
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten zoals bedoeld in artikel 7:900 BW. Een vaststellingsovereenkomst is bedoeld om onzekerheid of een geschil te beëindigen of te voorkomen door middel van een schriftelijke overeenkomst. Gelet op dat specifieke doel van de vaststellingsovereenkomst moet de kantonrechter het beroep op dwaling van [eiseres] terughoudend beoordelen. Een vaststellingsovereenkomst heeft namelijk nou juist de bedoeling om onzekerheid of een geschil tussen partijen weg te nemen, of om die te voorkomen. Wanneer er een misvatting blijkt te bestaan, veroorzaakt door bijvoorbeeld wederzijdse dwaling, of schending van de onderzoeksplicht of mededelingsplicht, dan is een succesvol beroep op dwaling mogelijk gerechtvaardigd.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ter zitting is gebleken dat [eiseres] door ForFarmers al in 2015 op haar functioneren is aangesproken. [eiseres] heeft hierover verklaard dat zij als gevolg van een reorganisatie steeds meer taken kreeg toebedeeld en dat zij daardoor wel eens fouten heeft gemaakt. Op die fouten is zij door ForFarmers aangesproken. Vervolgens kwam in januari 2018 de val van de trap. Door partijen is daarna in eerste instantie ingezet op re-integratie. Vanaf het moment dat [eiseres] daadwerkelijk kon gaan re-integreren heeft ForFarmers [eiseres] echter weer aangesproken op haar eerdere disfunctioneren. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij niet weg wilde bij ForFarmers en dus wilde re-integreren, en dat zij daarom is gaan uitzoeken wat haar rechten waren bij een eventueel ontslag door ForFarmers. [eiseres] is er op dat moment achter gekomen dat ForFarmers in dat kader geen interne bezwaar- en beroepsprocedure had. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij daarom een afweging heeft gemaakt tussen enerzijds een ontslag aanvechten, en anderzijds instemmen met een gezamenlijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij door stress geen andere optie zag dan voor het laatste te kiezen. Partijen zijn vervolgens in gesprek gegaan over een vaststellingsovereenkomst, waarbij [eiseres] vanaf half augustus 2018 is bijgestaan door mr. [X] , een in het arbeidsrecht gespecialiseerde jurist. Die gesprekken hebben, na een eerder concept, geresulteerd in de vaststellingsovereenkomst die door partijen is ondertekend.
5.6.
De kantonrechter volgt [eiseres] niet in haar stelling dat zij ten aanzien van haar arbeidsongeschiktheid heeft gedwaald vanwege onvoldoende voorlichting en medewerking van ForFarmers. Voor dit oordeel is allereerst van belang dat het re-integratietraject door partijen was verlaten, en dat de gesprekken zich vanaf augustus 2018 hebben gericht op een gezamenlijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Gelet daarop kan [eiseres] niet worden gevolgd in haar stelling dat zij op dat moment nog door een bedrijfsarts beoordeeld had moeten worden. Dat traject was immers verlaten. Bovendien heeft [eiseres] aangevoerd dat zij zelf in de veronderstelling verkeerde weer aan de beterende hand te zijn. Verder is van belang dat [eiseres] over artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst, de bepaling waarin zij verklaart arbeidsgeschikt te zijn, een vraag heeft gesteld aan mr. [X] , die haar tijdens de gesprekken over de vaststellingsovereenkomst bijstond. Daarop heeft mr. [X] geantwoord dat een dergelijke bepaling geen ongebruikelijke bepaling is in een vaststellingsovereenkomst. [eiseres] is vervolgens met de vaststellingsovereenkomst akkoord gegaan. Onder die omstandigheden mocht ForFarmers erop vertrouwen dat [eiseres] wist waarmee zij akkoord ging en dat zij voldoende was voorgelicht over de gevolgen daarvan. Van dwaling is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake.
5.7.
Dat ForFarmers ongeoorloofde druk op [eiseres] heeft uitgeoefend heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij een afweging heeft gemaakt over haar toekomst bij ForFarmers en dat zij vervolgens in gesprek is gegaan over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst. Hoewel [eiseres] dat wel wilde was terugkeren op de werkvloer voor haar geen optie, zo is tijdens de zitting gebleken. Bovendien is gebleken dat ForFarmers [eiseres] al veel eerder, namelijk in 2015, op haar functioneren heeft aangesproken. Mede gelet hierop heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat ForFarmers ongeoorloofde druk op haar heeft uitgeoefend om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. De opmerking dat zij veel stress ervoer, en de enkele verwijzing naar een gesprek met een medewerker van personeelszaken waarin zich onder druk gezet voelde, zijn daarvoor onvoldoende. Aan deze stelling gaat de kantonrechter dan ook voorbij. Zo er al sprake is geweest van enige druk, dan moet aangenomen worden dat [eiseres] daaraan eenvoudig het hoofd had kunnen bieden: zij wist goed voor welke keuze zij stond en de besluitvorming vond over een periode van enkele maanden en met bijstand van een in het arbeidsrecht gespecialiseerde jurist plaats.
5.8.
Dat later is vastgesteld dat ForFarmers in het kader van de re-integratie een verwijt kan worden gemaakt, maakt het voorgaande niet anders. Zoals hiervoor is overwogen was het re-integratietraject door partijen inmiddels verlaten en heeft [eiseres] bewust de keuze gemaakt om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen door middel van een vaststellingsovereenkomst. Gelet hierop heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat zij bij een betere begeleiding door ForFarmers tot een andere keuze zou zijn gekomen.
5.9.
Gelet op het voorgaande volgt de kantonrechter [eiseres] evenmin in haar stelling dat ForFarmers haar had moeten inlichten over het feit dat ForFarmers eigenrisicodrager is voor de Ziektewet. [eiseres] is met de vaststellingsovereenkomst akkoord gegaan terwijl zij werd bijgestaan door mr. [X] . Onder die omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat ForFarmers niet hoefde te twijfelen dat [eiseres] hiervan op de hoogte was en [eiseres] daarover dan ook niet hoefde in te lichten. [eiseres] heeft ook op dit punt niet goed toegelicht waarom dat tot een ander resultaat zou hebben geleid.
5.10.
Uit het voorgaande vloeit voort dat evenmin sprake is van misbruik van omstandigheden dan wel dat er omstandigheden zijn die maken dat de vaststellingsovereenkomst op grond van de redelijkheid en billijkheid terzijde moet worden gesteld. De slotsom is dat er onvoldoende grond bestaat om de vaststellingsovereenkomst aan te tasten. Dat betekent dat de buitengerechtelijke gedeeltelijke vernietiging van [eiseres] geen rechtsgevolg heeft gehad en de vaststellingsovereenkomst ongewijzigd in stand is gebleven. De primaire vordering van [eiseres] zal daarom worden afgewezen.
5.11.
[eiseres] heeft subsidiair aangevoerd dat ForFarmers zich als een slecht werkgever heeft gedragen. Daarin volgt de kantonrechter [eiseres] , gelet op voorgaande, evenmin. Gebleken is dat ForFarmers [eiseres] aansprak op disfunctioneren dat al veel eerder, geruime tijd voor het ongeval, plaatsvond. [eiseres] heeft uiteindelijk haar opties afgewogen en heeft gekozen voor de vaststellingsovereenkomst. Dat ForFarmers daarbij ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend is niet gebleken. Daarin kan ForFarmers dan ook geen slecht werkgeverschap worden verweten. Dat kan evenmin ten aanzien van de re-integratie. Zoals hiervoor is overwogen hebben partijen dat traject op enig moment verlaten en daarnaast is het oordeel van het UWV over het handelen van ForFarmers niet uitgesproken kritisch en in ieder geval weinig specifiek. Tegen de achtergrond van alle andere omstandigheden van dit geval is het onvoldoende om het verwijt van slecht werkgeverschap te kunnen dragen. Dat betekent dat ook de subsidiaire vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
Conclusie
5.12.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
Tot slot
5.13.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van ForFarmers als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
792,00
5.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van ForFarmers tot dit vonnis vastgesteld op € 792,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten als [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023. (wv)