ECLI:NL:RBOVE:2022:988

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9509126 CV EXPL 21-4274
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen inzake servicekosten door huurcommissie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Camelot Transformatie II B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiser, Camelot, had vorderingen ingesteld met betrekking tot de servicekosten over het jaar 2019, die door de huurcommissie waren vastgesteld. De huurcommissie had de servicekosten vastgesteld op € 539,18, terwijl Camelot stelde dat de werkelijke kosten € 3.466,80 bedroegen. De kantonrechter oordeelde dat Camelot niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de werkelijke kosten hoger waren dan het door de huurcommissie vastgestelde bedrag. De 120 pagina's aan producties die Camelot had ingediend, waren niet toegelicht en gespecificeerd, waardoor de kantonrechter niet in staat was om de vorderingen te toetsen. De kantonrechter benadrukte dat het aan Camelot was om haar vorderingen te onderbouwen met heldere en toetsbare stellingen, en dat de rechtbank niet op zoek kon gaan in de producties. Aangezien Camelot niet had voldaan aan de eisen die in een eerder tussenvonnis waren gesteld, werden de vorderingen afgewezen. Daarnaast werd Camelot veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9509126 CV EXPL 21-4274
Vonnis van 5 april 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAMELOT TRANSFORMATIE II B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.L.J. van Dijk-Braun,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen;

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 september 2021;
- het tussenvonnis van 25 januari 2022;
- het herstelexploot van 16 februari 2022;
- de akte van Camelot van 22 februari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De dagvaarding

2.1
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat in de dagvaarding is verwezen naar produkties, die niet bij de dagvaarding zijn gevoegd. De stukken zijn later wel bij akte in het geding gebracht, maar gesteld noch gebleken is dat deze stukken aan gedaagde zijn betekend. In het tussenvonnis is aan Camelot bevolen de produkties alsnog aan gedaagde te betekenen, althans aan te tonen dat dat al heeft plaatsgevonden.
2.2.
In het herstelexploot heeft Camelot gesteld en onderbouwd dat de produkties aan gedaagde zijn verzonden. Ook zijn de produkties middels het herstelexploot aan gedaagde betekend.
2.3.
De dagvaarding, aangevuld middels het herstelexploot, voldoet aan de eisen van artikel 111 lid 3 Rv.

3.De vorderingen en de beoordeling

3.1.
Camelot vordert in de dagvaarding om:
I voor recht te verklaren dat de servicekosten over het jaar 2019 zoals deze door Camelot in rekening zijn gebracht, verschuldigd zijn en door gedaagde moeten worden voldaan;
II gedaagde te veroordelen tot betaling aan Camelot van € 2.016,35 binnen vijf dagen na dit vonnis;
III met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
Camelot stelt dat de servicekosten voor gedaagde voor 2019 € 3.466,80 bedragen, waarvan nog € 2.016,35 moet worden voldaan.
3.2.
In het tussenvonnis onder 1.4. heeft de kantonrechter overwogen:
Camelot heeft in de dagvaarding niet heeft gesteld en dus ook niet onderbouwd waarom de kantonrechter tot een ander oordeel zou moeten komen dan de huurcommissie. Alvorens te kunnen toetsen op de vordering niet ongegrond en of onrechtmatig voorkomt dient Camelot met stukken te onderbouwen waarom en waaruit blijkt dat zij meer kosten heeft gemaakt dat de door de huurcommissie vastgestelde kosten. Het gaat dan om kosten
aan gas-water en licht en overige kosten. Het is aan Camelot om aan te tonen dat zij recht heeft op meer kosten dan de door de huurcommissie vastgestelde hoogte van die kosten in de onderhavige contractuele relatie.
3.3.
In het herstelexploot stelt Camelot onder 2:
Overeenkomstig het bepaalde onder 1.4. in voormeld vonnis geeft de eisende partij de hiernavolgende onderbouwing:
De huurcommissie heeft in voormelde uitspraak berekend dat de betalingsverplichting van de gedaagde ten aanzien van de servicekosten over het jaar 2019 Euro 539,18 bedragen.
Camelot kan zich met deze gang van zaken niet verenigen omdat de werkelijke servicekosten wel degelijk Euro 3.466,80 bedragen. Camelot verwijst daarvoor naar produktie 5.
3.4.
De kantonrechter overweegt dat het aan Camelot is om de stelling waarop haar vordering berust te concretiseren en te onderbouwen. Uit de jurisprudentie volgt dat producties kunnen dienen ter ondersteuning van stellingen, maar niet ter vervanging daarvan. Camelot dient als eiseres haar vorderingen te gronden op heldere en toetsbare stellingen en deze te onderbouwen met producties, waarvan zij begrijpelijk moet aanduiden welke delen daarvan relevant zijn.
Partijen hebben ten aanzien van produkties een zogenaamde wegwijsplicht en het staat de rechtbank niet vrij in producties van partijen een zoektocht te ondernemen.
De door Camelot in het geding gebrachte produktie 5 omvat 110 pagina’s. Er is geen produktie overzicht of toelichting over de herkomst van de stukken bijgevoegd.
Een deel van de produkties betreft facturen die aan Camelot Vastgoedbeheer zijn gestuurd voor onder meer energie, kosten huismeester en schoonmaakkosten voor het gebouw [adres] . Het gebouw [adres] omvat, aldus Camelot in de dagvaarding, algemene ruimten, een restaurant, conferentieruimten, technische ruimten en verder 9 verdiepingen met hotel- en studentenkamers.
Het had daarom in ieder geval op de weg van Camelot gelegen om inzicht te bieden in de manier waarop algemene kosten worden verdeeld over individuele huurders en voorts hoe (gesteld) energieverbruik per woonunit is bepaald.
Hoe op grond van de overgelegde stukken moet worden geconcludeerd dat de servicekosten voor het door gedaagde gehuurde over 2019 € 3.466,80 bedragen is op geen enkele wijze geconcretiseerd. De conclusie is daarom dat Camelot niet heeft voldaan aan hetgeen in het tussenvonnis onder 1.4 is overwogen.
Het gevorderde komt de kantonrechter dus ongegrond voor en de vorderingen zullen worden afgewezen.
Camelot zal worden veroordeeld in de kosten, aan de zijde van gedaagde begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt Camelot in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagde begroot op nihil.
Deze rolbeslissing is gegeven door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022.
(RS(O)