ECLI:NL:RBOVE:2022:986

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9708859 \ CV EXPL 22-783
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft [eiser], handelend onder de naam [A] Living, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor ontruiming van een gehuurde woning en betaling van huurachterstand. De huurovereenkomst tussen partijen is op 1 mei 2020 ingegaan, waarbij [gedaagde] een maandelijkse huurprijs van € 700,00 verschuldigd was, exclusief verbruikskosten. [gedaagde] heeft echter vanaf november 2020 tot en met maart 2022 geen huur betaald, wat heeft geleid tot een totale huurachterstand van € 14.700,00.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 17 maart 2022, en de zitting vond plaats op 25 maart 2022. [gedaagde] is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] beoordeeld en vastgesteld dat de huurachterstand niet onrechtmatig of ongegrond is. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de ontruiming van de woning een ingrijpende maatregel is, maar dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de bodemrechter ook tot ontruiming zou overgaan.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en [gedaagde] veroordeeld om het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 14.700,00, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure zijn eveneens aan [gedaagde] opgelegd, inclusief nakosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. K.J. Haarhuis op 1 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9708859 \ CV EXPL 22-783
Vonnis in kort geding van 1 april 2022
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam [A] Living,
zaakdoende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Yaprak,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 17 maart 2022 heeft [eiser] een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ingesteld en heeft hij [gedaagde] laten oproepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van 25 maart 2022. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Yaprak.
1.3.
Tegen de niet verschenen [gedaagde] is verstek verleend.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een huurovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde] met ingang van 1 mei 2020 huurt de gebouwde onroerende zaak gelegen aan [het adres] te [vestigingsplaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
[gedaagde] is uit hoofde van de huurovereenkomst een huurprijs verschuldigd van
€ 700,00 per maand (exclusief alle verbruikskosten). Inclusief de verbruikerskosten bedraagt de huurprijs € 900,00.
2.3.
[gedaagde] is in gebreke gebleven met de betaling van de huur over de maanden november 2020 tot en met maart 2022 en heeft aldus een huurachterstand van € 14.700,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen:
1. het gehuurde binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en de haren, met afgifte van de sleutels en bezemschone oplevering van het gehuurde aan [eiser] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag die [gedaagde] nalatig is aan haar verplichting in deze te voldoen, zulks tot een maximum van € 25.000,00;
2. wegens betalingsachterstanden over de periode november 2020 tot en met maart 2022 aan hem te voldoen € 14.700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. voor zover niet zal zijn ontruimd als gevorderd met afgifte van de sleutels aan [eiser] , te voldoen telkens vóór of op de eerste van iedere maand, € 900,00 per maand of gedeelte van een maand, tot aan de dag waarop aan de ontruimingsveroordeling zal zijn voldaan;
4. in de kosten van het geding en in de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst is tekortgeschoten. De huurpenningen zijn vanaf de maand november 2020 niet betaald en de verbruikskosten van € 200,00 per maand evenmin.
3.3.
[gedaagde] is niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
4.2.
De vordering ter zake van de huurachterstand komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente is daarbij toewijsbaar als hierna vermeld.
4.3.
De kantonrechter stelt als het gaat om de ontruiming voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat dit laatste hier het geval is. Tijdens de zitting heeft [eiser] zijn vordering nader toegelicht.
De kantonrechter begrijpt uit de toelichting van [eiser] en de correspondentie tussen partijen dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat zij de huurbetalingen mag opschorten omdat er volgens haar een aantal gebreken aan het gehuurde zijn. Uit de producties bij de dagvaarding blijkt dat [gedaagde] aan [eiser] heeft laten weten dat zij geen sleutel heeft van de garagebox, dat zij geen sleutel heeft van het dakterras, dat de ruit bij de voordeur kapot is, dat er puin door het plafond komt, dat het slaapkamerraam niet gerepareerd is en dat de zonwering kapot is. [eiser] heeft hierover tijdens de zitting verklaard dat hij de sleutel van de garagebox aan [gedaagde] heeft gegeven en dat het dakterras niet bij het gehuurde behoort en dat hij daarom de sleutel daarvan ook niet aan [gedaagde] heeft gegeven. [eiser] betwist dat er puin door het plafond komt en hij stelt dat de ruit in de voordeur binnenkort wordt gemaakt. [eiser] heeft verder onweersproken naar voren gebracht dat er weliswaar een aantal gebreken is (zoals een slaapkamerraam dat niet op slot kan en zonwering waarvan een stang is los geraakt), maar dat deze gebreken niet de gehele opschorting van de huur voor anderhalf jaar rechtvaardigt. De kantonrechter volgt dit standpunt van [eiser] . Verder heeft [eiser] onbetwist naar voren gebracht dat [gedaagde] zelfs de verbruikerskosten niet heeft betaald, terwijl zij wel in het gehuurde woont. De kantonrechter acht de vordering tot ontruiming gezien het vorenstaande toewijsbaar. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op twee weken na betekening van dit vonnis.
4.5.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden in het dictum.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 129,49
  • griffierecht € 693,00
  • salaris gemachtigde
  • totaal € 1.320,49
4.7.
De gevorderde nakosten zullen conform de landelijke aanbeveling worden begroot op het tarief van een halve punt van het salaris van de gemachtigde met een maximum van
€ 124,00. Gelet op het salaris van de gemachtigde in deze zaak zal € 124,00 worden toegewezen.

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen twee weken na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en al de haren en met afgifte van de sleutels en bezemschone oplevering aan [eiser] , op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag die [gedaagde] nalatig is aan deze verplichting te voldoen, tot een maximum van € 5.000,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 14.700,00 wegens betalingsachterstanden over de periode november 2020 tot en met maart 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , indien en voor zover zij het gehuurde niet binnen twee weken na betekening van het vonnis heeft ontruimd met afgifte van de sleutels aan [eiser] , om tot aan het tijdstip van ontruiming aan [eiser] te betalen een bedrag van € 900,00 per maand of gedeelte van een maand, telkens te voldoen vóór of op de eerste van iedere maand;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.320,49, en in de nakosten ad € 124,00;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022. (ef)