9.3.De rechtbank zal daarom deze beroepsgrond niet bespreken.
10. De trekkershutten/cabins betreffen geen gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer van het bos, zodat de plaatsing ervan in strijd is met artikel 9.2.1, onder a, van de planregels. Hierdoor is niet alleen een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ maar tevens een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo vereist. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Partijen zijn verdeeld over de vraag of laatstgenoemde omgevingsvergunning kan worden verleend.
Eiseres heeft de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan niet bestreden.
Ambtshalve oordeelt de rechtbank dat het bouwplan kan worden geschaard onder de categorie zoals opgenomen in artikel 4, onder 11, van bijlage II van het Bor. Daarom heeft verweerder zich terecht bevoegd geacht om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onder 11, van bijlage II van het Bor, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo te verlenen.
Het gebruiken van de bevoegdheid
11. Van de hiervoor vermelde afwijkingsbevoegdheid kan vanwege het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo slechts gebruik worden gemaakt als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast geldt dat verweerder bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. Dat betekent in dit geval dat verweerder de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechter toetst of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
12. In deze zaak heeft verweerder het gebruiken van de kruimelafwijkingsbevoegdheid nader ingevuld door middel van het vaststellen van het Kruimelbeleid 2019.
13. Eiseres stelt dat in artikel 4.1, onder 1, van het Kruimelbeleid 2019 staat dat verweerder de kruimelafwijkingsbevoegdheid niet zal gebruiken voor zover het gaat om recreatiewoningen, zijnde een gebouw voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben. De cabins zijn volgens eiseres te beschouwen als recreatiewoningen in de zin van dit beleid. Verweerder had dan ook niet mogen afwijken van het bestemmingsplan en had, daaruit voortvloeiend, de gevraagde omgevingsvergunning moeten weigeren, aldus eiseres.
14. De rechtbank overweegt hierover het volgende.