ECLI:NL:RBOVE:2022:964

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
9696712 \ CV EXPL 22-359
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na overlijden van de huurder en huurachterstand

In deze zaak vordert de Woningstichting St. Joseph ontruiming van een woning en betaling van huurachterstand van de gedaagden, die erfgenamen zijn van de overleden huurder. De gedaagden hebben de huur van de woning opgezegd, maar zijn in gebreke gebleven met het ontruimen van de woning en het inleveren van de sleutels. De kantonrechter heeft de ontruiming toegewezen, maar de vordering tot betaling van de huurachterstand afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde 2 toegezegd de woning te ontruimen, maar heeft dit niet tijdig gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de ontruiming noodzakelijk is om een onrechtmatige situatie te beëindigen, aangezien de gedaagden zonder recht in de woning verblijven. De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt afgewezen omdat de Woningstichting onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond. De gedaagden worden veroordeeld tot ontruiming binnen drie dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9696712 \ CV EXPL 22-359
Vonnis in kort geding van 8 april 2022
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING ST. JOSEPH,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen De Woningstichting,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,

niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
verschenen in persoon,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
niet verschenen,
gedaagde partijen, hierna afzonderlijk te noemen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en
[gedaagde 3] en gezamenlijk [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op 15 maart 2022. Namens De Woningstichting is verschenen mevrouw [A] , als maatschappelijk consulent werkzaam bij De Woningstichting, bijgestaan door mevrouw [B] , werkzaam bij Deurwaarderskantoor Wigger van het Laar. Verder is verschenen [gedaagde 2] . [gedaagde 1] en [gedaagde 3] zijn niet verschenen en tegen hen is verstek verleend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 2] toegezegd om de woning te ontruimen en herstelwerkzaamheden te verrichten. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens aangehouden tot 21 maart 2022 om [gedaagde 2] in de gelegenheid te stellen de woning te ontruimen en tot herstelwerkzaamheden over te gaan. Verder is op de zitting bepaald dat De Woningstichting na afloop van die termijn in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over de vraag of de gemaakte afspraken door [gedaagde 2] zijn nagekomen.
1.4.
Bij e-mailberichten van 21 en 22 maart 2022 heeft De Woningstichting de kantonrechter laten weten dat [gedaagde 2] de woning gedeeltelijk heeft ontruimd en dat hij geen herstelwerkzaamheden heeft verricht. Tevens heeft De Woningstichting een door [gedaagde 2] ondertekende afstandsverklaring meegestuurd. De reactie van De Woningstichting is ook aan [gedaagde 2] gestuurd. Hoewel hij daartoe in de gelegenheid was gesteld, heeft [gedaagde 2] niet meer gereageerd.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagden] hebben de huur van de woning van hun overleden moeder aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna: de woning) opgezegd, maar hebben nagelaten de woning te ontruimen en de sleutels in te leveren bij De Woningstichting. Daarom vraagt de Woningstichting om [gedaagden] te veroordelen om de woning te ontruimen dan wel haar daartoe te machtigen. Daarnaast vraagt De Woningstichting [gedaagden] te veroordelen om de huurachterstand en een bedrag aan huur c.q. vergoeding voor voortgezet gebruik te betalen. [gedaagde 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij geen sleutel meer van de woning heeft, maar dat hij graag zelf de woning wil ontruimen en ook de (herstel)werkzaamheden wil uitvoeren. In dit kort geding vonnis wijst de kantonrechter de vordering van De Woningstichting met betrekking tot de gevorderde ontruiming toe, maar de vordering met betrekking tot de betaling van huur wordt afgewezen. De motivering van deze beslissing volgt hieronder.

3.De feiten

3.1.
De Woningstichting heeft met mevrouw [X] met ingang van 9 februari 2015 een huurovereenkomst gesloten voor de woning.
3.2.
[X] is [2021] overleden. [gedaagden] zijn de erfgenamen (de kinderen) van [X] .
3.3.
Op 30 november 2021 is door [gedaagde 3] de huur van de woning opgezegd. Daarbij is medegedeeld dat [gedaagde 2] de nalatenschap en de ontruiming verder afhandelt.
3.4.
Op 6 december 2021 heeft er door De Woningstichting een vooropname plaats gevonden, waarbij [gedaagde 2] aanwezig was. De uit te voeren werkzaamheden aan de woning zijn schriftelijk bevestigd aan de erven van [X] , p/a [adres 2] te [plaats 2] en daarbij is afgesproken dat de eindopname op 30 december 2021 zou plaats vinden.
3.5.
De sleutel is niet ingeleverd en de eindopname heeft geen doorgang gevonden. [gedaagde 2] was voor De Woningstichting onbereikbaar.
3.6.
De Woningstichting heeft uiteindelijk het dossier overgedragen aan haar gemachtigde en deze heeft op 9 februari 2022 [gedaagden] aangeschreven met het verzoek om de sleutels in te leveren, dan wel een afspraak te maken om gezamenlijk de woning leeg te halen, dan wel de bijgevoegde afstandsverklaring in te vullen.
3.7.
[gedaagde 2] heeft hierop telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van De Woningstichting. Met [gedaagde 2] is telefonisch besproken dat er een afspraak zou worden gemaakt om de woning te ontruimen. De gemachtigde van De Woningstichting heeft niets meer van [gedaagde 2] vernomen. De Woningstichting heeft nog diverse keren geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [gedaagde 2] , maar kreeg geen gehoor en er is ook niet gereageerd op terugbelverzoeken.
3.8.
De Woningstichting is daarom deze procedure gestart.

4.Het geschil

De vordering

4.1.
De Woningstichting vordert – kort samengevat – [gedaagden] (voor zover nodig in hoedanigheid als erfgenamen) te veroordelen tot ontruiming van de woning en in het geval [gedaagden] hiermee in gebreke blijven, De Woningstichting te machtigen om de woning op kosten van [gedaagden] te ontruimen. Tevens vordert De Woningstichting de huurachterstand tot 31 december 2021 van € 457,22, te vermeerderen met een bedrag aan huur c.q. vergoeding voor voorgezet gebruik vanaf 1 januari 2022 tot de dag van ontruiming. Daarnaast vordert De Woningstichting [gedaagden] (voor zover nodig in hoedanigheid als erfgenamen) te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Ten slotte vraagt De Woningstichting [gedaagden] te veroordelen in de proces- en nakosten van deze procedure.
4.2.
De Woningstichting brengt ter onderbouwing van haar vordering, kort samengevat, het volgende naar voren. [gedaagde 3] heeft de huur per 31 december 2021 opgezegd, maar [gedaagden] hebben nagelaten de woning te ontruimen en de sleutels bij De Woningstichting in te leveren. [gedaagden] verblijven zonder rechtsverhouding (en dus onrechtmatig) in de woning, aldus De Woningstichting. Daarnaast zijn [gedaagden] in gebreke gebleven met betaling van de huur van december 2021 en omdat [gedaagden] de woning nog niet hebben ontruimd, zijn zij tevens een bedrag verschuldigd wegens voortgezet gebruik. De Woningstichting kan de woning op dit moment nog niet verhuren aan een derde en daardoor lijdt zij schade, aldus De Woningstichting.
Het verweer
4.3.
[gedaagde 2] is op de mondelinge behandeling verschenen en heeft, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. [gedaagde 2] heeft vanwege persoonlijke omstandigheden de woning (op dat moment) nog niet ontruimd en heeft ook geen sleutel meer zodat hij de woning niet kan ontruimen. [gedaagde 2] wil alsnog tijd om de woning te ontruimen, zodat hij de persoonlijke spullen van zijn moeder kan ophalen, de woning netjes kan leegruimen en tot herstelwerkzaamheden over kan gaan. Tenslotte heeft
[gedaagde 2] naar voren gebracht dat hij op dit moment geen inkomen heeft en geen vaste woon/verblijfplaats.

5.De beoordeling

5.1.
Tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 3] is verstek verleend. Zij zijn niet verschenen, terwijl de voorgeschreven formaliteiten en termijnen wel in acht zijn genomen. Nu [gedaagde 2] wel in de procedure is verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 2 Rv tussen alle partijen één vonnis uitgesproken, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Ontruiming van de woning
5.2.
Het gestelde spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering en is bovendien niet door [gedaagden] weersproken. Dit betekent dat De Woningstichting ontvankelijk is in haar vordering met betrekking tot de ontruiming van de woning. De kantonrechter gaat hierna over tot de inhoudelijke beoordeling.
5.3.
In dit kort geding staat de vraag centraal of de woning ontruimd moet worden. Een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening kan slechts worden uitgesproken indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter [gedaagden] tot ontruiming zou veroordelen. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de woning ontruimd moet worden en hij motiveert dat als volgt.
5.4.
Vast staat dat [gedaagden] de huur voor de woning per 31 december 2021 hebben opgezegd, maar dat de woning tot vandaag nog niet (volledig) is ontruimd. Ook de sleutels zijn (nog) niet ingeleverd. Dit betekent dat [gedaagden] thans zonder recht of titel in de woning (kunnen) blijven althans van de woning gebruik (kunnen blijven) maken. Dat betreft een onrechtmatige situatie en alleen daarom al ligt de vordering tot ontruiming voor toewijzing gereed. Daarbij komt nog het volgende. [gedaagde 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij niet juist heeft gehandeld. Wegens omstandigheden is het hem niet gelukt om de woning tijdig te ontruimen en dat had hij wel graag willen doen. De Woningstichting is [gedaagde 2] daarin tegemoet gekomen door hem ter terechtzitting nogmaals in de gelegenheid te stellen de woning (op 17 en 18 maart 2022) te ontruimen en de afgesproken herstelwerkzaamheden te verrichten. [gedaagde 2] heeft de woning slechts gedeeltelijk leeggehaald c.q. ontruimd en heeft geen herstelwerkzaamheden verricht. Uit de door [gedaagde 2] ondertekende afstandsverklaring d.d. 17 maart 2022 volgt dat hij afstand heeft gedaan van de nog aanwezige zaken en volgt eveneens dat hij ermee akkoord is gegaan dat die zaken ter stort zullen worden aangeboden. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat aan de onrechtmatige situatie, namelijk het zonder rechtsverhouding kunnen verblijven in de woning, spoedig een einde moet komen. De Woningstichting heeft een groot belang bij de ontruiming van de woning zodat zij deze weer kan verhuren aan een derde. De kantonrechter zal de vordering met betrekking tot de ontruiming in dit kort geding toewijzen. De termijn voor ontruiming zal daarbij op drie dagen worden gesteld.
5.5.
De ontruimingsvordering is tegen de niet verschenen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 3] , eveneens toewijsbaar, nu deze de kantonrechter jegens hen niet als onrechtmatig of ongegrond voorkomt
5.6.
De gevorderde machtiging om, in het geval [gedaagden] in gebreke blijven tot ontruiming over te gaan, op kosten van [gedaagden] de ontruiming te bewerkstelligen door een deurwaarder, zonodig met behulp van de politie of de gewapende macht, wordt afgewezen. De ontruiming kan namelijk door de deurwaarder bewerkstelligd worden met behulp van de sterke arm op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 jo. 444 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Een machtiging is daarvoor niet nodig.
Betaling van de huurachterstand en bedrag voortgezet gebruik
5.7.
De Woningstichting vordert ten slotte nog betaling van de huurachterstand van december 2022 van € 457,27, te vermeerderen met de huur c.q. vergoeding voor voortgezet gebruik vanaf 1 januari 2022 tot de daadwerkelijke ontruiming. De kantonrechter stelt voorop dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. De kantonrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van De Woningstichting voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de kantonrechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar -kort gezegd- het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat De Woningstichting onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd dat zij een zodanig spoedeisend belang hebben bij betaling van het gevorderde bedrag aan huurachterstand en vergoeding voor voortgezet gebruik, dat dit toewijzing daarvan bij wege van een onmiddellijke voorziening rechtvaardigt. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
De bijkomende kosten
5.9.
Met de afwijzing van het gevorderde bedrag aan huurachterstand en de vergoeding voor voortgezet gebruik, dienen de gevorderde wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten eveneens te worden afgewezen.
De proceskosten
5.10.
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in de kosten van deze procedure worden veroordeeld, tot op vandaag aan de zijde van De Woningstichting begroot op € 127,43 aan explootkosten, € 128,00 aan griffierecht en
€ 480,00 aan salaris gemachtigde.
5.11.
De nakosten worden begroot als hierna te vermelden.

6.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
6.1.
veroordeelt [gedaagden] (voor zover nodig in hun hoedanigheid als erfgenamen) om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van De Woningstichting te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] (voor zover nodig in hun hoedanigheid als erfgenamen), hoofdelijk, in de kosten van deze procedure tot op vandaag aan de zijde van De Woningstichting begroot op € 735,43, waaronder € 480,00 wegens het salaris van de gemachtigde en begroot de nakosten op € 124,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2022. (ak)