ECLI:NL:RBOVE:2022:946

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
08-279128-20; 08-192424-21 (ttz. gev.); 08-012045-22 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor oplichting en witwassen

Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De man was betrokken bij meerdere oplichtingen en het witwassen van de verkregen geldbedragen. Gedurende een periode van drie maanden heeft hij, samen met anderen, zich schuldig gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als familieleden van slachtoffers en hen te misleiden tot het overmaken van geld. Hij regelde de toegang tot bankrekeningen, pinpassen en pincodes van anderen en maakte gebruik van zijn eigen bankrekeningen om de oplichtingen te faciliteren. Naast de gevangenisstraf kreeg hij ook een taakstraf van 240 uur opgelegd en moet hij de slachtoffers een schadevergoeding betalen van in totaal ruim 25.000 euro. De rechtbank oordeelde dat de man een actieve en essentiële rol speelde in de oplichtingen, ondanks dat zijn rol kleiner leek dan die van sommige medeverdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting en witwassen, en is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-279128-20; 08-192424-21 (ttz. gev.); 08-012045-22 (ttz. gev.) (P)
Datum vonnis: 8 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 maart 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Menouar en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-279128-20
feit 1:meerdere malen zijn bankgegevens ter beschikking heeft gesteld, zodat hiermee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kon worden gepleegd;
feit 2:al dan niet samen met anderen geldbedragen heeft witgewassen, subsidiair daaraan medeplichtig is geweest;
feit 3:al dan niet samen met anderen, mensen heeft opgelicht door middel van Whatsapp-fraude en/of spoofing, subsidiair daaraan medeplichtig is geweest;
parketnummer 08-192424-21
al dan niet samen met anderen, een scooter heeft gestolen, dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling;
parketnummer 08-012045-22
al dan niet samen met anderen, een fiets heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-279128-20
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 6 april 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans (elders) in Nederland, een computerwachtwoord, toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar gegeven, waardoor toegang kon worden gekregen tot een (deel van een) geautomatiseerd werk heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd, door meermalen, althans eenmaal een pincode (met bijbehorende pinpas) en/of toegangscode van een betaalrekening en/of een betaalapp en/of een bankaccount ter beschikking te stellen en/of te verkopen;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te 's - Gravenhage en/of te Tholen en/of te Kortgene, binnen de gemeente Noord-Beveland en/of te Heinenoord en/of te Almen, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen, waaronder 1.488,78 euro en/of 10.000 euro en/of 889,99 euro en/of 939,99 euro en/of 1.250 euro en/of 3.387,87 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen, waaronder 1.488,78 euro en/of 10.000 euro en/of 889,99 euro en/of 939,99 euro en/of 1.250 euro en/of 3.387,87 euro gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven daders op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en/of te 's - Gravenhage en/of te Tholen en/of te Kortgene, binnen de gemeente Noord-Beveland en/of te Heinenoord en/of te Almen, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen een voorwerp, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen, waaronder 1.488,78 euro en/of 10.000 euro en/of 889,99 euro en/of 939,99 euro en/of 1.250 euro en/of 3.387,87 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen, waaronder 1.488,78 euro en/of 10.000 euro en/of 889,99 euro en/of 939,99 euro en/of 1.250 euro en/of 3.387,87 euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) (geldbedragen) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; tot en of bij welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en/of te 's - Gravenhage en/of te Tholen en/of te Kortgene, binnen de gemeente Noord-Beveland en/of te Heinenoord en/of te Almen, althans (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voor die onbekende dader(s), zijn, verdachtes, bankpassen en bijbehorende pincodes, althans zijn bankrekeningnummers ter beschikking te stellen en/of mens(en) te werven, althans de onbekend gebleven personen in contact te brengen met een of meerdere mensen die voor hen werkzaamheden (zouden) verrichtten (bestaande o.a. uit het openen en/of ter beschikking stellen van bankrekeningen en/of bankpassen en/of bijbehorende pincodes en/of het opnemen van geldbedragen);
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te 's - Gravenhage en/of te Tholen en/of te Kortgene, binnen de gemeente Noord-Beveland en/of te Heinenoord en/of te Almen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] (en/of zijn partner), en/of
[aangever 2] , en/of [aangever 3] , en/of [aangever 4] en/of [aangever 5] , en/of [aangever 6] , heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van één of meerdere (grote) geldbedragen, circa 1.488,78 euro, en/of 10.000 euro en/of 10.000 euro, en/of 889,99 euro en/of 939,99 euro en/of 889.99 euro en/of 939,99 euro, en/of 1.000,50 euro en/of 750 euro, en/of 3.387,87 euro in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- ( telkens) informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] verzameld, en/of
- zich (telkens) voorgedaan als een dochter en/of zoon, althans enig familielid, van voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 6] , en/of (vervolgens) gevraagd om geld over te maken, en/of
- zich (telkens) voorgedaan als een fraudemedewerker van de ING bank en/of (vervolgens) kenbaar gemaakt dat voornoemde [aangever 2] haar geld veilig zou kunnen stellen door geld over te maken naar een andere rekening, en/of
- zich (telkens) voorgedaan als een bona fide koper op Marktplaats en/of (vervolgens) een overeenkomst gesloten met [aangever 5] en/of (vervolgens) gevraagd om een klein geld bedrag (via Tikkie) over te maken om de identiteit te controleren,
- ( vervolgens) [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte en/of zijn mededaders opgegeven bankrekeningnummer(s), en/of
- waarna (zonder dat voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] zich hiervan bewust was/waren) (telkens) opdracht werd gegeven tot overboeking van geldbedragen naar een of meer door verdachte en/of zijn mededaders opgegeven bankrekeningnummers (te weten bankrekeningnummers van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [verdachte] ), en/of
- ( aldus) via WhatsApp-berichten en/of een telefoongesprek en/of via Marktplaats voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] benaderd/verrast en/of zich voorgedaan als bona fide bekende (ten aanzien van die [aangever 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 6] ) en/of bona fide bankmedewerker (ten aanzien van [aangever 2] ) en/of bona fide koper (ten aanzien van [aangever 5] ) en/of die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende en/of die bankmedewerker en/of die koper te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
- waardoor voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] , (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van voornoemde geldbedragen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven daders op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te 's Gravenhage en/of te Tholen en/of te Kortgene, binnen de gemeente Noord-Beveland en/of te Heinenoord en/of te Almen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] (en/of zijn partner), en/of [aangever 2] , en/of [aangever 3] , en/of [aangever 4] en/of [aangever 5] , en/of [aangever 6] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer (grote) geldbedragen, waaronder 1.488,78 euro, en/of 10.000 euro en/of 10.000 euro, en/of 889,99 euro en/of 939,99 euro en/of 889.99 euro en/of 939,99 euro, en/of 1.000,50 euro en/of 750 euro, en/of 3.387,87 euro, door hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- ( telkens) informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] verzameld, en/of
- zich (telkens) voorgedaan als een dochter en/of zoon, althans enig familielid, van voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 6] , en/of (vervolgens) gevraagd om geld over te maken, en/of
- zich (telkens) voorgedaan als een fraudemedewerker van de ING bank en/of (vervolgens) kenbaar gemaakt dat voornoemde [aangever 2] haar geld veilig zou kunnen stellen door geld over te maken naar een andere rekening, en/of
- zich (telkens) voorgedaan als een bona fide koper op Marktplaats en/of (vervolgens) een overeenkomst gesloten met [aangever 5] en/of (vervolgens) gevraagd om een klein geld bedrag (via Tikkie) over te maken om de identiteit te controleren,
- ( vervolgens) [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte en/of zijn mededaders opgegeven bankrekeningnummer(s), en/of
- waarna (zonder dat voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] zich hiervan bewust was/waren) (telkens) opdracht werd gegeven tot overboeking van geldbedragen naar een of meer door verdachte en/of zijn mededaders opgegeven bankrekeningnummers (te weten bankrekeningnummers van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [verdachte] ), en/of
- ( aldus) via WhatsApp-berichten en/of een telefoongesprek en/of via Marktplaats voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] benaderd/verrast en/of zich voorgedaan als bona fide bekende (ten aanzien van die [aangever 1] en/of [aangever 3] en/of [aangever 6] ) en/of bona fide bankmedewerker (ten aanzien van [aangever 2] ) en/of bona fide koper (ten aanzien van [aangever 5] ) en/of die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende en/of die bankmedewerker en/of die koper te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
- waardoor voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] , (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van voornoemde geldbedragen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 10 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te 's - Gravenhage en/of te Tholen en/of te Kortgene, binnen de gemeente Noord-Beveland en/of te Heinenoord en/of te Almen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voor die onbekende dader(s), zijn, verdachtes, bankpassen en bijbehorende pincodes, althans zijn bankrekeningnummers ter beschikking te stellen en/of mens(en) te werven, althans de onbekend gebleven personen in contact te brengen met een of meerdere mensen die voor hen werkzaamheden (zouden) verrichtten (bestaande o.a. uit het openen en/of ter beschikking stellen van bankrekeningen en/of bankpassen en/of bijbehorende pincodes en/of het opnemen van geldbedragen);
parketnummer 08-192424-21
hij in of omstreeks de periode van 25 mei 2021 tot en met 26 mei 2021 te Borne tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (kenteken: [kenteken] ) inclusief de inhoud van de buddyseat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 mei 2021 tot en met 26 mei 2021 te Borne, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (kenteken: [kenteken] ) inclusief de inhoud van de buddyseat, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 08-012045-22
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Hengelo (O), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder parketnummer
08-279128-20 onder 1, 2 primair en 3 primair, de onder parketnummer 08-192424-21 primair en de onder parketnummer 08-012045-22 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder parketnummer 08-279128-20 onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten. De onder parketnummer 08-279128-20 onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair, de onder parketnummer 08-192424-21 primair en de onder parketnummer 08-012045-22 ten laste gelegde feiten kunnen volgens de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 08-279128-20
4.3.1.1 Inleiding
In 2020 is de politie een onderzoek gestart naar Whatsapp-fraude, meer specifiek naar de rol van zogenoemde geldezels, ronselaren van geldezels en pinners. Het onderzoek richtte zich voornamelijk op verdachten woonachtig in Hengelo (O) en omgeving. De aanleiding van het onderzoek was onder andere gelegen in de verklaring van [aangever 9] (hierna: [aangever 9] ), na tussenkomst van zijn moeder, dat hij zijn rekening ter beschikking had gesteld aan twee jongens en dat hij ook geld had gepind voor hen. [aangever 9] noemt hierbij onder andere de naam van verdachte. In het politieonderzoek zijn vervolgens meerdere verdachten naar voren gekomen. Deze verdachten hebben in meer of mindere mate met elkaar samengewerkt en daarbij een of meerdere rollen vervuld als contactlegger, ronselaar van bankpasjes, katvanger en/of pinner. Verdachten hebben hierbij onder andere gebruikt gemaakt van Whatsapp.
4.3.1.2 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen. [1]
[aangever 5] en [aangever 4]
Op 10 maart 2020 reageerde iemand onder de naam [naam 4] op een advertentie die aangeefster J.A. [aangever 5] (hierna: [aangever 5] ) op Marktplaats had geplaatst en zij kwamen tot een overeenkomst. [naam 4] vroeg aan [aangever 5] of ze via een Tikkie € 0,03 wilde overmaken, zodat die [naam 4] de identiteit van [aangever 5] kon controleren. Na een paar mislukte pogingen, omdat het betaalverzoek niet leek te werken, heeft [aangever 5] het Tikkie voldaan. Toen [aangever 5] aan [naam 4] vroeg of alles in orde was, kreeg zij geen reactie meer. Uiteindelijk bleek dat er € 1.000,50 was overgeboekt van de spaarrekening van [aangever 5] naar een nieuw geopende rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Vanaf deze rekening is vervolgens € 500,-- overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Het bedrag van € 500,-- is uiteindelijk overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] . Van de rekening van de dochter van [aangever 5] , [aangever 4] (hierna: [aangever 4] ), wiens rekening is gekoppeld aan die van [aangever 5] , is € 500,-- en € 250,-- via rekeningnummer [rekeningnummer 2] naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] overgeboekt. [2]
Rekeningnummer [rekeningnummer 3] bleek op naam van verdachte te staan. Op 10 maart 2020 is in totaal vier keer gepind voor in totaal € 850,--. Deze rekening is vervolgens door de bank geblokkeerd. De bank heeft € 150,-- tegengehouden en teruggeboekt naar de rekening van [aangever 5] en € 250,-- teruggeboekt naar de rekening van [aangever 4] . [3]
[aangever 6]
Aangeefster [aangever 6] (hierna: [aangever 6] ) werd op 6 april 2020 via WhatsApp benaderd door iemand met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Degene die de berichten aan haar verstuurde deed zich voor als haar dochter en vroeg [aangever 6] om geld over te maken. [aangever 6] heeft hierop twee keer € 1.271,99, één keer € 843,89 en dus in totaal € 3.387,87 overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 4] . Die bankrekening stond op naam van verdachte. [4]
Uit onderzoek naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] is gebleken dat op 6 april 2020 twee keer € 1.500,-- is gepind bij de geldautomaat aan [adres 2] in Deventer. [5] Van het bedrag van € 3.387,87 is dus een bedrag van € 3.000,-- contant opgenomen.
[aangever 1]
Op 25 mei 2020 kreeg de vrouw van aangever [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ) via WhatsApp een bericht van iemand die zich voordeed als haar zoon en waarin werd gevraagd om geld over te maken omdat haar vermeende zoon dat op dat moment niet kon doen in verband met een kapotte telefoon. De vrouw van [aangever 1] heeft vervolgens € 1.488,78 overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 5] . Die rekening stond op naam van [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [6]
Uit onderzoek naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] van [naam 1] is gebleken dat er op 27 mei 2020 € 1.480,-- is overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [aangever 9] . [7] [aangever 9] heeft verklaard dit geld vervolgens te hebben gepind. Deze transactie en geldopname heeft de verbalisant die met [aangever 9] sprak ook gezien op de betaalrekening van [aangever 9] . [8]
[aangever 2]
Op 1 juni 2020 werd aangeefster [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) gebeld door iemand die aangaf namens de fraude-afdeling van de ING te bellen. Volgens deze persoon zou er een grote incasso-opdracht uit Italië klaarstaan op haar rekening. [aangever 2] verkeerde toen in de veronderstelling dat zij haar gelden moest veiligstellen, omdat er anders geld van haar rekening zouden worden overgeboekt. Daarop heeft zij tweemaal een bedrag van € 10.000,-- overgemaakt. Één keer naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] op naam van [naam 1] en één keer naar rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van [naam 2] . Toen [aangever 2] ter verificatie belde met de fraude-afdeling van de ING kwam zij erachter dat zij was opgelicht. [9]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [aangever 9] hem met [naam 1] in contact heeft gebracht, omdat [naam 1] geld wilde verdienen door zijn pinpas af te staan. [10] Op 1 juni 2020 waren verdachte, [aangever 9] en [naam 5] (hierna: [naam 5] ) bij elkaar. Zij hebben toen afgesproken dat verdachte of [aangever 9] geld zou pinnen met een pinpas. [aangever 9] heeft die dag bij een geldautomaat aan de Beukweg in Hengelo elf keer € 800,-- gepind en bij een geldautomaat aan de Wemenstraat in Hengelo € 1.190,-- gepind. Van dit geld heeft [aangever 9] zelf € 500,-- gehouden en hij heeft verdachte ook € 500,-- gegeven. De rest werd verdeeld onder andere betrokkenen. [11]
Uit onderzoek naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] van [naam 1] is gebleken dat met de pas van deze rekening op 1 juni 2020 in totaal € 9.990,-- is gepind. [12]
[aangever 3]
Op 12 juni 2020 werd aangeefster [aangever 3] (hierna: [aangever 3] ) via WhatsApp benaderd door iemand met het nummer [telefoonnummer 2] die zich voordeed als haar dochter en haar vroeg om geld over te maken voor een nieuw telefoontoestel en een iPad, omdat haar huidige telefoon kapot was gegaan. [aangever 3] heeft vervolgens € 889,99 en € 939,99 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 8] op naam van [naam 1] . Omdat de betalingen niet zouden zijn gelukt heeft [aangever 3] nogmaals € 889,99 en € 939,99 overgemaakt, dit keer naar rekeningnummer [rekeningnummer 9] op naam van [naam 3] . [13]
Uit het transactieoverzicht van het rekeningnummer [rekeningnummer 8] van [naam 1] blijkt dat er slechts één bijschrijving is geweest op 12 juni 2020 voor een bedrag van
€ 889,99. Verder zijn er geen transacties zichtbaar op deze rekening.
Verder heeft de ING per e-mail laten weten dat er op 12 juni 2020 is geprobeerd om
€ 890,-- te pinnen met de pinpas van voornoemde rekening, maar dat dit is mislukt vanwege een “invalid card”. [14]
[naam 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de pinpas van zijn ING rekening heeft uitgeleend aan verdachte. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zijn pinpas van ABN AMRO ter beschikking heeft gesteld aan anderen en dat hij daarvoor geld kreeg. Hij wist toen naar eigen zeggen niet waar het geld vandaan kwam en dat dit met illegale praktijken was verkregen. Pas toen zijn rekening ergens in 2018 werd geblokkeerd wist verdachte dat er iets niet in de haak was. Verdachte wilde echter wel geld blijven verdienen, waardoor hij besloot om meerdere rekeningen op zijn naam te openen. Dit heeft verdachte gedaan bij de ING en de SNS. De pasjes van die rekeningen heeft hij vervolgens ook ter beschikking gesteld, waarmee hij ook geld heeft verdiend. Op enig moment is verdachte pasjes van andere mensen gaan regelen. Hij is daarvoor andere mensen gaan benaderen om hen te vragen of zij in ruil voor geld hun bankpas zouden willen afgeven. Hij haalde die pasjes dan op, bracht die naar bepaalde mensen toe en kreeg een dag later geld; € 500,-- per keer. Het geld dat verdachte hiermee verdiende heeft hij uitgegeven aan jointjes, drank, feestjes en kleding. [16]
4.3.1.3 De overwegingen van de rechtbank over het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 1 ten laste gelegde, nu uit het dossier niet blijkt dat de gedragingen van verdachte – in de kern bestaande uit het ter beschikking stellen van zijn bankrekening, pinpas en pincode zodat geld naar die rekening kon worden overgeboekt en opgenomen – waren gericht op het plegen van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Sr. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.3.1.4 De overwegingen van de rechtbank over het onder 3 ten laste gelegde
Vanwege de chronologie en omwille van de leesbaarheid zal de rechtbank eerst het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan oplichting behandelen.
Is er sprake van oplichting?
Om te komen tot bewezenverklaring van oplichting als bedoeld in artikel 326, eerste lid, Sr dient de rechtbank vast te stellen dat er sprake is van het door aanwending van een oplichtingsmiddel een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
[aangever 5] dacht tot een overeenkomst te zijn gekomen met [naam 4] , die haar vroeg om een Tikkie van € 0,03 te voldoen zodat die [naam 4] de identiteit van [aangever 5] kon verifiëren. In werkelijkheid werd op het moment dat [aangever 5] het Tikkie voldeed, geld van de rekening van [aangever 5] en die van haar dochter [aangever 4] weggesluisd. [aangever 5] is dus bewogen tot afgifte van geld van haar rekening en die van haar dochter. Omdat [aangever 4] niet zelf door enig oplichtingsmiddel is bewogen tot de afgifte van geld acht de rechtbank oplichting van [aangever 4] niet bewezen. De rechtbank zal verdachte daar dan ook partieel van vrijspreken.
Zowel [aangever 6] , [aangever 1] als [aangever 3] waren in de veronderstelling dat zij een WhatsApp-bericht kregen van hun dochter of zoon die in nood verkeerde. Zij zijn hierdoor bewogen tot de afgifte van verscheidende geldbedragen. In werkelijkheid was dit niet hun zoon of dochter en werd het geld direct weggesluisd of gepind door een of meer oplichters.
[aangever 2] werd gebeld door iemand die zich voordeed als een bankmedewerker. Omdat [aangever 2] dit geloofde heeft zij twee grote geldbedragen overgemaakt naar twee verschillende rekeningnummers. Op deze manier werd [aangever 2] bewogen tot de afgifte van geld. Even later werd een deel van dat geld door een of meer oplichters gepind.
De rechtbank is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] zijn opgelicht. Zoals hiervoor overwogen zal verdachte van de oplichting van [aangever 4] vrijgesproken worden. Het was [aangever 5] die werd bewogen tot afgifte van geld van haar eigen rekening en die van haar dochter.
Was verdachte betrokken bij deze oplichtingen?
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 2] en [aangever 3] .
In de gevallen [aangever 5] en [aangever 6] is het geld bij die oplichtingen, al dan niet via verschillende rekeningen, op de SNS- en ING-rekening van verdachte terechtgekomen. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij die bankrekeningen speciaal heeft geopend zodat geld (afkomstig van oplichting) op die rekeningen kon worden gestort en vervolgens met die bankpassen het geld van de rekening kon worden gehaald. Verdachte heeft geld ontvangen voor het beschikbaar stellen van zijn bankpas.
Bij [aangever 2] is dit anders gegaan. Bij deze oplichting is het geld overgemaakt op de bankrekening van [naam 1] . Uit het dossier is gebleken dat verdachte onderling met [aangever 9] heeft afgesproken dat [aangever 9] het geld zou pinnen met de pinpas van [naam 1] . Verdachte heeft hiervoor € 500,-- ontvangen. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij pasjes regelde en daarvoor € 500,-- per keer zou ontvangen. De betrokkenheid van verdachte bij deze oplichting staat daarmee vast.
Bij de oplichting van [aangever 3] is het geld overgemaakt op de ING-rekening van [naam 1] . [naam 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de bankpas van die rekening aan verdachte heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij deze oplichting hiermee vaststaat.
De rechtbank is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte bij de oplichting van [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 2] en [aangever 3] betrokken was.
Dit is anders in het geval van [aangever 1] . De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij die oplichting. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van de oplichting van [aangever 1] .
Is er sprake van het medeplegen van of medeplichtigheid aan de oplichtingen?
Voor het medeplegen van oplichting is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen gericht op het voltooien van de oplichting.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn pinpas ter beschikking te stellen niet alleen opzettelijk gelegenheid heeft geboden, maar dat hij veel verder is gegaan. Op het moment dat zijn rekening in 2018 door de bank werd geblokkeerd vanwege frauduleuze praktijken wist verdachte dat er iets niet in de haak was. In plaats van te stoppen heeft hij besloten om twee nieuwe bankrekeningen te openen, zodat hij ook deze bankpassen ter beschikking kon stellen aan anderen en hij hiermee geld kon verdienen. Ook daar bleef het niet bij. Gaandeweg rolde verdachte verder in de organisatie en begon hij met het ronselen van bankpassen. Hij benaderde actief mensen en verdiende € 500,-- per geregelde bankpas. Dat geld kreeg hij van anderen in de organisatie. Om dit alles te organiseren moeten er afspraken zijn gemaakt en was er dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de overige betrokkenen, waarbij iedere betrokkene een andere taak had bij de oplichtingen. Hoewel niet steeds sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde steeds van een zodanig gewicht geweest dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichtingen en komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 primair ten laste gelegde medeplegen van het oplichten van [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 2] en [aangever 3] .
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van [aangever 4] en [aangever 1] en zal hem daar dan ook partieel van vrijspreken.
4.3.1.5 De overwegingen van de rechtbank over het onder 2 ten laste gelegde
Verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij het witwassen van € 1.250,--,
€ 3.387,87, € 1.488,78, € 10.000,--, € 889,99 en € 939,99. Deze geldbedragen zijn verworven bij de oplichting van respectievelijk [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] .
Is sprake van witwassen?
Uit het dossier blijkt dat het witwassen heeft plaatsgevonden naar aanleiding van vele oplichtingen. Telkens zijn de aangevers door een combinatie van het aannemen van een valse naam en/of hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen bewogen tot afgifte van geldbedragen. Het door de aangevers overgemaakte geld is in de meeste gevallen telkens zeer kort na de overboekingen door de pinners van de bankrekeningen van de katvangers gehaald in de vorm van contant geld, dat vervolgens aan anderen is overgedragen en/of gebruikt.
Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten van meet af aan gericht geweest op het reeds op voorhand daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen; dat was nu juist de crux van deze constructie. De vraag is echter of de betrokkenheid van verdachte bij witwassen van alle in de tenlastelegging opgenomen bedragen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte is partieel vrijgesproken van het oplichten van [aangever 1] . De rechtbank is van oordeel dat tevens niet is komen vast te staan dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij het witwassen van de bij die oplichting verkregen € 1.488,78. De rechtbank zal verdachte daar dan ook partieel van vrijspreken.
Bij de oplichting van [aangever 3] zijn de bedragen € 889,99 en € 939,99 overgemaakt naar de bankrekening van [naam 1] . Het bedrag € 939,99 is echter niet op de rekening van [naam 1] terechtgekomen, omdat die transactie door de bank is tegengehouden. Verdachte of zijn medeverdachten hebben dat bedrag dus niet daadwerkelijk verworven of voorhanden gehad, waardoor zij dat niet hebben kunnen witwassen. De rechtbank is van oordeel dat het witwassen van € 939,99 niet kan worden bewezen en zal verdachte daar dan ook partieel van vrijspreken.
Dit is eveneens het geval bij de oplichting van [aangever 5] . De bank heeft een transactie van
€ 150,-- tegengehouden en teruggeboekt naar de bankrekening van [aangever 5] . Ook hier hebben verdachte of medeverdachten voornoemd geldbedrag niet verworven of voorhanden gehad, waardoor de rechtbank verdachte ook van dat deel partieel zal vrijspreken.
Wat betreft het witwassen van de overige ten laste gelegde geldbedragen is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij het witwassen van € 1.100,--, € 3.387,87, € 10.000,-- en € 889,99. De rol van verdachte was daarin afwisselend, waarbij hij de ene keer zijn bankrekening, pinpas en pincode ter beschikking stelde en hij de andere keer bankrekeningen en de daarbij behorende pinpassen ronselde.
Is er sprake van medeplegen van of medeplichtigheid aan het witwassen?
Evenals bij de bewezen verklaarde oplichtingen volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte bij het plegen van die met elkaar samenhangende strafbare feiten een actieve rol heeft gespeeld en daarbij tevens heeft gehandeld in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ten aanzien van zijn handelen onder meer verklaard dat hij meerdere keren bankpasjes aan medeverdachten heeft gegeven en dat hij meerdere keren pinpassen van anderen heeft geronseld. Hij ontving hier ook aanzienlijke bedragen voor. Verdachte wist dat die geldbedragen een criminele herkomst hadden. Hoewel niet steeds sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde steeds van een zodanig gewicht geweest dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij de uit misdrijf verkregen geldbedragen
€ 1.100,--, € 3.387,87, € 10.000,-- en € 889,99, samen met anderen heeft witgewassen door die geldbedragen te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad en, deels, te hebben overgedragen, te hebben omgezet en van die geldbedragen gebruik te hebben gemaakt.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het medeplegen van witwassen van
€ 1.488,78, € 939,99 en € 150,--.
4.3.2
Parketnummer 08-192424-21
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [17] :
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] (pag. 1 t/m 3);
het proces-verbaal van de terechtzitting op 25 maart 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.3.3
Parketnummer 08-012045-22
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [18] :
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] (pag. 39 t/m 43);
het proces-verbaal van de terechtzitting op 25 maart 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-279128-20
2. primair
hij op tijdstippen in de periode van 10 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen geldbedragen, waaronder 10.000 euro en/of 889,99 euro en/of 1.100 euro en/of 3.387,87 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van geldbedragen, waaronder 10.000 euro en/of 889,99 euro en/of 1.100 euro en/of 3.387,87 euro gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3. primair
hij op tijdstippen in de periode van 10 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 2] , en/of
[aangever 3] , en/of
[aangever 5] , en/of
[aangever 6] ,
hebben bewogen tot de afgifte van geldbedragen, circa 10.000 euro en 10.000 euro, en 889,99 euro en 939,99 euro en 889.99 euro en 939,99 euro, en 1.000,50 euro en 750 euro, en 3.387,87 euro, hebbende verdachte en/of zijn mededaders met voren omschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- zich voorgedaan als een dochter of zoon van voornoemde [aangever 3] en/of [aangever 6] , en gevraagd om geld over te maken, en
- zich voorgedaan als een fraudemedewerker van de ING bank en kenbaar gemaakt dat voornoemde [aangever 2] haar geld veilig zou kunnen stellen door geld over te maken naar een andere rekening, en
- zich voorgedaan als een bona fide koper op Marktplaats en een overeenkomst gesloten met [aangever 5] en gevraagd om een klein geldbedrag (via Tikkie) over te maken om de identiteit te controleren,
- [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] een of meer bankrekeningnummers doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte en/of zijn mededaders opgegeven bankrekeningnummers, en
- waarna (zonder dat voornoemde [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] zich hiervan bewust waren) opdracht werd gegeven tot overboeking van geldbedragen naar een of meer door verdachte en/of zijn mededaders opgegeven bankrekeningnummers (te weten bankrekeningnummers van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [verdachte] ),
- waardoor voornoemde [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 5] en/of [aangever 6] , werden bewogen tot afgifte van voornoemde geldbedragen;
parketnummer 08-192424-21
hij op 26 mei 2021 te Borne een scooter (kenteken: [kenteken] ) inclusief de inhoud van de buddyseat, toebehorende aan [aangever 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die scooter inclusief inhoud van de buddyseat wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
parketnummer 08-012045-22
hij op 29 juni 2021 te Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een ander een fiets, toebehorende aan [aangever 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die fiets wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Kwalificatie-uitsluitingsgrond feit 2
De rechtbank stelt voorop dat noch de tekst van artikel 420bis Sr noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht, ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Dit betekent echter niet dat elke gedraging die in artikel 420bis, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk eveneens dat, in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser een handeling wordt gevergd die erop is gericht om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Gelet hierop moet worden aangenomen dat het enkele verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door verdachte begaan misdrijf niet als witwassen kan worden gekwalificeerd, indien geen gedraging uit het bewijs volgt die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
De rechtbank heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geoordeeld dat de onder 2 primair bewezen verklaarde geldbedragen afkomstig zijn uit een door verdachte en zijn medeverdachten begaan misdrijf en heeft bewezen verklaard dat verdachte de geldbedragen heeft witgewassen door die te hebben verworven en voorhanden te hebben gehad en, gedeeltelijk te hebben overgedragen en/of te hebben omgezet. Ook is gebruik gemaakt van een deel van het geld. De rechtbank heeft in een aantal gevallen niet kunnen vaststellen dat verdachte, of zijn medeverdachten, één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen.
In het geval van [aangever 5] is € 850,-- van de € 1.100,-- gepind. De overige € 250,-- is door de bank teruggestort op de bankrekening van [aangever 4] . Verdachte en zijn medeverdachten hebben dan ook geen handelingen kunnen verrichten om de herkomst van die € 250,-- te verbergen of verhullen.
Bij de oplichting van [aangever 6] is € 3.387,87 overgemaakt, waarvan € 3.000,-- is opgenomen. De resterende € 387,87 is uit eigen misdrijf verkregen geld. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat er andere verhullende handelingen zijn verricht door verdachte of zijn medeverdachten.
Dit is ook het geval bij [aangever 2] . Daar is € 10.000,-- overgemaakt, waarvan € 9.990,-- is opgenomen. Voor de overige € 10,-- zijn door verdachte of zijn medeverdachten geen verhullende handelingen verricht.
Tot slot is dit het geval geweest bij [aangever 3] , door wie € 889,99 is overgemaakt. Er is vervolgens door verdachte of zijn medeverdachten geprobeerd dit bedrag te pinnen, maar dit is mislukt vanwege een “invalid card”. Er zijn door verdachte of zijn medeverdachten geen andere handelingen verricht om de herkomst te verhullen.
Dit betekent dat het onder 2 primair bewezen verklaarde partieel niet kan worden gekwalificeerd als witwassen en daarom, met betrekking tot de geldbedragen € 250,--,
€ 387,87, € 10,-- en € 889,99, geen strafbaar feit oplevert. Verdachte dient daarom, ter zake van het bewezen verklaarde witwassen, partieel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
5.2
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 311, 326 juncto 47 en 420bis juncto 47 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-279128-20
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 3 primair
het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
parketnummer 08-192424-21
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
parketnummer 08-012045-22
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder parketnummer
08-279128-20 onder 1, 2 primair en 3 primair, de onder parketnummer 08-192424-21 primair en de onder parketnummer 08-012045-22 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair het standpunt ingenomen dat verdachte voor de onder parketnummer 08-279128-20 onder 1, 2 subsidiair en 3 subsidiair, onder parketnummer
08-192424-21 primair en onder parketnummer 08-012045-22 ten laste gelegde feiten dient te worden veroordeeld tot een taakstraf tussen de 100 en 150 uren. Indien dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, refereert de raadsman zich subsidiair wat betreft de duur van de taakstraf aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen en het witwassen van de met die oplichtingen verkregen geldbedragen. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en heeft geen rekening gehouden met de gevolgen voor de personen die werden opgelicht. Verdachte en zijn medeverdachten gingen daarbij planmatig en geraffineerd te werk. Om de oplichtingen mogelijk te maken, regelde verdachte de toegang tot bankrekeningen, pinpassen en pincodes van andere mensen en stelde ook de bankrekeningen en bankpassen van zichzelf beschikbaar. Alhoewel de rol van verdachte daarmee kleiner lijkt te zijn geweest dan een aantal van die medeverdachten, heeft ook hij een actieve en essentiële rol gespeeld in deze opzet waarbinnen het strafbare handelen mogelijk is gemaakt. Bovendien heeft verdachte bijgedragen aan het op grove wijze schaden van het vertrouwen dat aangevers meenden te kunnen hebben in andere mensen en in het digitale betalingsverkeer. In deze tijd, waarin online betalen aan de orde van de dag is en mensen hiervan afhankelijk zijn, is dit vertrouwen van groot belang. Het schaden van het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer heeft daardoor niet alleen negatieve gevolgen voor de aangevers van deze zaak, maar ook voor de maatschappij in het algemeen.
Verder heeft verdachte zich als medepleger schuldig gemaakt aan het witwassen van de opbrengst van de oplichtingen. Daarmee heeft hij de integriteit van het financiële en economische verkeer ondermijnd, wat schadelijk is voor de maatschappij in het algemeen.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstallen van een scooter en een fiets. Ook dit zijn ernstige, ergerlijke en overlast gevende strafbare feiten. Ook hieruit blijkt dat verdachte enkel oog heeft gehad voor zijn eigen belangen en volstrekt voorbij is gegaan aan de gevoelens van anderen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 23 februari 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn leven een andere wending heeft gegeven. Hij is verhuisd en heeft geen contact meer met zijn oude vriendenkring in Hengelo. Verdachte heeft schulden, is op zoek naar werk en woont met zijn vriendin bij zijn schoonouders. Verdachte heeft aangegeven nog wel dagelijks meerdere joints te roken en dat hij niet voornemens is hiermee stoppen.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat vanwege het tijdsverloop, de jonge leeftijd van verdachte en het ontbreken van relevante documentatie voor soortgelijke feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) aan de orde is. Verdachte is voorzichtig op de goede weg naar een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan, maar is er nog lang niet. Om zijn leven daadwerkelijk een andere wending te geven en daarmee ook recidive te voorkomen is begeleiding van de reclassering geïndiceerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opgelegd dient te worden, met daaraan als bijzondere voorwaarde gekoppeld een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast is de rechtbank, vanwege de ernst van de feiten en de hoeveelheid daarvan, van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de maximale duur passend en geboden is, met aftrek van een aantal uren in verband met de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De vorderingen van [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] zijn abusievelijk in onderhavig dossier gevoegd en houden geen verband met het aan verdachte ten laste gelegde, zo bevestigde de officier van justitie ter zitting. Deze vorderingen zullen daarom niet verder worden besproken.
[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.843,40 (duizend achthonderddrieënveertig euro en veertig eurocent) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 20.387,16 (twintigduizend driehonderdzevenentachtig euro en zestien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- door oplichting weggenomen geld ad € 20.000,--;
- telefoonkosten ad € 25,--;
- reiskosten ad € 59,66;
- opgenomen verlofdag voor zitting p.m.;
- voorschot nota advocaat ad € 302,50.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 150,-- gevorderd.
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.488,78 (duizend vierhonderdachtentachtig euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
[aangever 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.010,72 (drieduizend tien euro en tweeënzeventig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
[aangever 8] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.444,85 (duizend vierhonderdvierenveertig euro en vijfentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- aanschaf nieuwe fiets ad € 1.199,--;
- herstelkosten schade gestolen fiets ad € 245,85.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelden [aangever 3] , [aangever 1] en [aangever 6] in zijn geheel kunnen worden toegewezen.
Wat betreft de vordering van [aangever 2] heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat de vordering tot vergoeding van het door oplichting weggenomen geld kan worden toegewezen en dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dient te worden afgewezen. De vordering tot vergoeding van de telefoonkosten, reiskosten, verlofdag en voorschot nota advocaat is volgens de officier van justitie onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij dient voor dat deel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Verder heeft de officier van justitie gesteld dat de door [aangever 8] gevorderde herstelkosten van de fiets kunnen worden toegewezen, maar dat het gevorderde aankoopbedrag van de nieuwe fiets dient te worden afgewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van [aangever 8] voor wat betreft de herstelkosten van de fiets kan worden toegewezen, maar dat de vordering tot vergoeding van de aankoop van een nieuwe fiets dient te worden afgewezen.
Wat betreft de overige vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsman verzocht de hoogte van de materiële schade te beperken tot het bedrag dat verdachte eraan heeft verdiend, te weten (maximaal) € 500,-- per benadeelde. Wat betreft de vordering tot immateriële schade en vergoeding van proceskosten van [aangever 2] sluit de raadsman zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de (hoogte van de) schade die iemand door een strafbaar feit heeft geleden geen verband houdt met de hoogte van hetgeen door de verdachte met het strafbare feit is verdiend.
De rechtbank komt wat betreft de vorderingen benadeelde partij tot het volgende oordeel.
De vordering van benadeelde partij [aangever 1] heeft betrekking op het onder parketnummer 08-279128-20 onder 3 primair ten laste gelegde. Omdat verdachte wordt vrijgesproken van de oplichting van [aangever 1] , zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank is wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 3] , [aangever 6] en [aangever 2] van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder parketnummer
08-279128-20 onder 3 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De opgevoerde schadeposten van [aangever 3] en [aangever 6] zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Daarnaast zijn deze schadeposten niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.843,40 voor [aangever 3] en € 3.010,72 voor [aangever 6] , te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schades zijn ontstaan. De verdachte is voor beide schades naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk.
Wat betreft de vordering van [aangever 2] is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade voor wat betreft de door oplichting weggenomen € 20.000,-- voldoende onderbouwd en aannemelijk is en deze post wordt ook niet betwist. De rechtbank zal dit dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schades zijn ontstaan. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk.
De door de benadeelde partij onder immateriële schade opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Aantasting van de persoon of geestelijk letsel is niet vastgesteld, zij het dat het handelen van verdachte (veel) overlast en ellende heeft veroorzaakt. De juridische lat voor het toekennen van immateriële schade ligt echter hoger dan die omstandigheden, hoe vervelend ook. De rechtbank zal de immateriële schade dan ook afwijzen.
De materiële kosten die de benadeelde partij onder proceskosten heeft gevorderd, te weten de telefoonkosten, de reiskosten, de opgenomen verlofdag en de voorschot van de nota van de advocaat, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Tot slot is de rechtbank wat betreft de vordering van [aangever 8] van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder parketnummer 08-012045-22 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Dat schade is geleden is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De herstelkosten van de fiets ad € 245,85 zijn niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Wat betreft de gevorderde schade vanwege de aanschaf van een nieuwe fiets is de rechtbank van oordeel dat niet de gehele aankoopprijs van die fiets in aanmerking dient te komen. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden, nu zij vijf maanden geen beschikking had over haar gestolen fiets. De rechtbank gaat er vervolgens van uit dat zij anders (dus zonder de diefstal) haar fiets in die periode veelvuldig zou hebben gebruikt. Door die onmogelijkheid heeft [aangever 8] schade geleden. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de totale schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 500,--. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen en voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [aangever 3] , [aangever 6] , [aangever 2] en [aangever 8] hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schades die door de feiten zijn toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting in het geval van [aangever 3] worden aangevuld met 28 dagen gijzeling, in het geval van [aangever 6] met 40 dagen gijzeling, in het geval van [aangever 2] met 135 dagen gijzeling en in het geval van [aangever 8] met 10 dagen gijzeling. Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-279128-20 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-279128-20 onder 2 primair en 3 primair, het onder parketnummer 08-192424-21 en het onder parketnummer
08-012045-22 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart dat het onder parketnummer 08-279128-20 onder 2 primair bewezen verklaarde partieel, zoals hierboven omschreven, geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte op die onderdelen van alle rechtsvervolging;
- verklaart het bewezen verklaarde voor het overige strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-279128-20
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 3 primair
het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
parketnummer 08-192424-21
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
parketnummer 08-012045-22
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08-279128-20 onder 2 primair en 3 primair, het onder parketnummer 08-192424-21 en het onder parketnummer
08-012045-22 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] toe tot een bedrag van
€ 1.843,40 (bestaande uit materiële schade);
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] (parketnummer 08-279128-20 onder 3 primair) van een bedrag van € 1.843,40 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 6] toe tot een bedrag van
€ 3.010,72 (bestaande uit materiële schade);
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 6] (parketnummer 08-279128-20 onder 3 primair) van een bedrag van € 3.010,72 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] toe tot een bedrag van
€ 20.000,-- (bestaande uit materiële schade), wijst de vordering voor wat betreft de immateriële schade af en bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] (parketnummer 08-279128-20 onder 3 primair) van een bedrag van € 20.000,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 8] toe tot een bedrag van € 500,-- (bestaande uit materiële schade) en wijst de vordering voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 8] (parketnummer 08-012045-22) van een bedrag van € 500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2022) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2022.
Buiten staat
Mrs. R.G.J. Gehring en V.P.K. van Rosmalen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, met nummer PL0600-2020523345. Tenzij in de voetnoot anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [aangever 5] , van 3 april 2020 met proces-verbaalnummer PL1700-2020077913-1, pagina 2, 3 en 4.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 30 september 2020 met proces-verbaalnummer PL0600-2020165584-6, pag. 3.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] van 2 mei 2020 met proces-verbaalnummer PL0600-2020196289-1, pag. 2 en 3.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 2 november 2020 met proces-verbaalnummer PL0600-2020196289-13.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 31 mei 2020, pag. 68 en 69.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 29 september 2020, pag. 81.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pag. 44 en 45.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 9 juni 2020, met bijlage, pag. 75, 76 en 78.
10.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2022, inhoudende de verklaring van verdachte.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 13 juni 2020 met bijlage, pag. 59 en 61.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 29 september 2020, pag. 81.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 28 augustus 2020, pag. 83 t/m 86.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 21 juli 2020, pag. 88 en 89.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 26 juni 2020 met bijlagen, pag 128.
16.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2022, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021273004. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022024528. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.