4.3.1Parketnummer 08-279128-20
In 2020 is de politie een onderzoek gestart naar Whatsapp-fraude, meer specifiek naar de rol van zogenoemde geldezels, ronselaren van geldezels en pinners. Het onderzoek richtte zich voornamelijk op verdachten woonachtig in Hengelo (O) en omgeving. De aanleiding van het onderzoek was onder andere gelegen in de verklaring van [aangever 9] (hierna: [aangever 9] ), na tussenkomst van zijn moeder, dat hij zijn rekening ter beschikking had gesteld aan twee jongens en dat hij ook geld had gepind voor hen. [aangever 9] noemt hierbij onder andere de naam van verdachte. In het politieonderzoek zijn vervolgens meerdere verdachten naar voren gekomen. Deze verdachten hebben in meer of mindere mate met elkaar samengewerkt en daarbij een of meerdere rollen vervuld als contactlegger, ronselaar van bankpasjes, katvanger en/of pinner. Verdachten hebben hierbij onder andere gebruikt gemaakt van Whatsapp.
4.3.1.2 Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen.
[aangever 5] en [aangever 4]
Op 10 maart 2020 reageerde iemand onder de naam [naam 4] op een advertentie die aangeefster J.A. [aangever 5] (hierna: [aangever 5] ) op Marktplaats had geplaatst en zij kwamen tot een overeenkomst. [naam 4] vroeg aan [aangever 5] of ze via een Tikkie € 0,03 wilde overmaken, zodat die [naam 4] de identiteit van [aangever 5] kon controleren. Na een paar mislukte pogingen, omdat het betaalverzoek niet leek te werken, heeft [aangever 5] het Tikkie voldaan. Toen [aangever 5] aan [naam 4] vroeg of alles in orde was, kreeg zij geen reactie meer. Uiteindelijk bleek dat er € 1.000,50 was overgeboekt van de spaarrekening van [aangever 5] naar een nieuw geopende rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Vanaf deze rekening is vervolgens € 500,-- overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Het bedrag van € 500,-- is uiteindelijk overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] . Van de rekening van de dochter van [aangever 5] , [aangever 4] (hierna: [aangever 4] ), wiens rekening is gekoppeld aan die van [aangever 5] , is € 500,-- en € 250,-- via rekeningnummer [rekeningnummer 2] naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] overgeboekt.
Rekeningnummer [rekeningnummer 3] bleek op naam van verdachte te staan. Op 10 maart 2020 is in totaal vier keer gepind voor in totaal € 850,--. Deze rekening is vervolgens door de bank geblokkeerd. De bank heeft € 150,-- tegengehouden en teruggeboekt naar de rekening van [aangever 5] en € 250,-- teruggeboekt naar de rekening van [aangever 4] .
Aangeefster [aangever 6] (hierna: [aangever 6] ) werd op 6 april 2020 via WhatsApp benaderd door iemand met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Degene die de berichten aan haar verstuurde deed zich voor als haar dochter en vroeg [aangever 6] om geld over te maken. [aangever 6] heeft hierop twee keer € 1.271,99, één keer € 843,89 en dus in totaal € 3.387,87 overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 4] . Die bankrekening stond op naam van verdachte.
Uit onderzoek naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] is gebleken dat op 6 april 2020 twee keer € 1.500,-- is gepind bij de geldautomaat aan [adres 2] in Deventer.Van het bedrag van € 3.387,87 is dus een bedrag van € 3.000,-- contant opgenomen.
Op 25 mei 2020 kreeg de vrouw van aangever [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ) via WhatsApp een bericht van iemand die zich voordeed als haar zoon en waarin werd gevraagd om geld over te maken omdat haar vermeende zoon dat op dat moment niet kon doen in verband met een kapotte telefoon. De vrouw van [aangever 1] heeft vervolgens € 1.488,78 overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 5] . Die rekening stond op naam van [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
Uit onderzoek naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] van [naam 1] is gebleken dat er op 27 mei 2020 € 1.480,-- is overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [aangever 9] .[aangever 9] heeft verklaard dit geld vervolgens te hebben gepind. Deze transactie en geldopname heeft de verbalisant die met [aangever 9] sprak ook gezien op de betaalrekening van [aangever 9] .
Op 1 juni 2020 werd aangeefster [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) gebeld door iemand die aangaf namens de fraude-afdeling van de ING te bellen. Volgens deze persoon zou er een grote incasso-opdracht uit Italië klaarstaan op haar rekening. [aangever 2] verkeerde toen in de veronderstelling dat zij haar gelden moest veiligstellen, omdat er anders geld van haar rekening zouden worden overgeboekt. Daarop heeft zij tweemaal een bedrag van € 10.000,-- overgemaakt. Één keer naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] op naam van [naam 1] en één keer naar rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van [naam 2] . Toen [aangever 2] ter verificatie belde met de fraude-afdeling van de ING kwam zij erachter dat zij was opgelicht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [aangever 9] hem met [naam 1] in contact heeft gebracht, omdat [naam 1] geld wilde verdienen door zijn pinpas af te staan.Op 1 juni 2020 waren verdachte, [aangever 9] en [naam 5] (hierna: [naam 5] ) bij elkaar. Zij hebben toen afgesproken dat verdachte of [aangever 9] geld zou pinnen met een pinpas. [aangever 9] heeft die dag bij een geldautomaat aan de Beukweg in Hengelo elf keer € 800,-- gepind en bij een geldautomaat aan de Wemenstraat in Hengelo € 1.190,-- gepind. Van dit geld heeft [aangever 9] zelf € 500,-- gehouden en hij heeft verdachte ook € 500,-- gegeven. De rest werd verdeeld onder andere betrokkenen.
Uit onderzoek naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] van [naam 1] is gebleken dat met de pas van deze rekening op 1 juni 2020 in totaal € 9.990,-- is gepind.
Op 12 juni 2020 werd aangeefster [aangever 3] (hierna: [aangever 3] ) via WhatsApp benaderd door iemand met het nummer [telefoonnummer 2] die zich voordeed als haar dochter en haar vroeg om geld over te maken voor een nieuw telefoontoestel en een iPad, omdat haar huidige telefoon kapot was gegaan. [aangever 3] heeft vervolgens € 889,99 en € 939,99 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 8] op naam van [naam 1] . Omdat de betalingen niet zouden zijn gelukt heeft [aangever 3] nogmaals € 889,99 en € 939,99 overgemaakt, dit keer naar rekeningnummer [rekeningnummer 9] op naam van [naam 3] .
Uit het transactieoverzicht van het rekeningnummer [rekeningnummer 8] van [naam 1] blijkt dat er slechts één bijschrijving is geweest op 12 juni 2020 voor een bedrag van
€ 889,99. Verder zijn er geen transacties zichtbaar op deze rekening.
Verder heeft de ING per e-mail laten weten dat er op 12 juni 2020 is geprobeerd om
€ 890,-- te pinnen met de pinpas van voornoemde rekening, maar dat dit is mislukt vanwege een “invalid card”.
[naam 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de pinpas van zijn ING rekening heeft uitgeleend aan verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zijn pinpas van ABN AMRO ter beschikking heeft gesteld aan anderen en dat hij daarvoor geld kreeg. Hij wist toen naar eigen zeggen niet waar het geld vandaan kwam en dat dit met illegale praktijken was verkregen. Pas toen zijn rekening ergens in 2018 werd geblokkeerd wist verdachte dat er iets niet in de haak was. Verdachte wilde echter wel geld blijven verdienen, waardoor hij besloot om meerdere rekeningen op zijn naam te openen. Dit heeft verdachte gedaan bij de ING en de SNS. De pasjes van die rekeningen heeft hij vervolgens ook ter beschikking gesteld, waarmee hij ook geld heeft verdiend. Op enig moment is verdachte pasjes van andere mensen gaan regelen. Hij is daarvoor andere mensen gaan benaderen om hen te vragen of zij in ruil voor geld hun bankpas zouden willen afgeven. Hij haalde die pasjes dan op, bracht die naar bepaalde mensen toe en kreeg een dag later geld; € 500,-- per keer. Het geld dat verdachte hiermee verdiende heeft hij uitgegeven aan jointjes, drank, feestjes en kleding.
4.3.1.3 De overwegingen van de rechtbank over het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 1 ten laste gelegde, nu uit het dossier niet blijkt dat de gedragingen van verdachte – in de kern bestaande uit het ter beschikking stellen van zijn bankrekening, pinpas en pincode zodat geld naar die rekening kon worden overgeboekt en opgenomen – waren gericht op het plegen van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Sr. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.3.1.4 De overwegingen van de rechtbank over het onder 3 ten laste gelegde
Vanwege de chronologie en omwille van de leesbaarheid zal de rechtbank eerst het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan oplichting behandelen.
Is er sprake van oplichting?
Om te komen tot bewezenverklaring van oplichting als bedoeld in artikel 326, eerste lid, Sr dient de rechtbank vast te stellen dat er sprake is van het door aanwending van een oplichtingsmiddel een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
[aangever 5] dacht tot een overeenkomst te zijn gekomen met [naam 4] , die haar vroeg om een Tikkie van € 0,03 te voldoen zodat die [naam 4] de identiteit van [aangever 5] kon verifiëren. In werkelijkheid werd op het moment dat [aangever 5] het Tikkie voldeed, geld van de rekening van [aangever 5] en die van haar dochter [aangever 4] weggesluisd. [aangever 5] is dus bewogen tot afgifte van geld van haar rekening en die van haar dochter. Omdat [aangever 4] niet zelf door enig oplichtingsmiddel is bewogen tot de afgifte van geld acht de rechtbank oplichting van [aangever 4] niet bewezen. De rechtbank zal verdachte daar dan ook partieel van vrijspreken.
Zowel [aangever 6] , [aangever 1] als [aangever 3] waren in de veronderstelling dat zij een WhatsApp-bericht kregen van hun dochter of zoon die in nood verkeerde. Zij zijn hierdoor bewogen tot de afgifte van verscheidende geldbedragen. In werkelijkheid was dit niet hun zoon of dochter en werd het geld direct weggesluisd of gepind door een of meer oplichters.
[aangever 2] werd gebeld door iemand die zich voordeed als een bankmedewerker. Omdat [aangever 2] dit geloofde heeft zij twee grote geldbedragen overgemaakt naar twee verschillende rekeningnummers. Op deze manier werd [aangever 2] bewogen tot de afgifte van geld. Even later werd een deel van dat geld door een of meer oplichters gepind.
De rechtbank is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] zijn opgelicht. Zoals hiervoor overwogen zal verdachte van de oplichting van [aangever 4] vrijgesproken worden. Het was [aangever 5] die werd bewogen tot afgifte van geld van haar eigen rekening en die van haar dochter.
Was verdachte betrokken bij deze oplichtingen?
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 2] en [aangever 3] .
In de gevallen [aangever 5] en [aangever 6] is het geld bij die oplichtingen, al dan niet via verschillende rekeningen, op de SNS- en ING-rekening van verdachte terechtgekomen. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij die bankrekeningen speciaal heeft geopend zodat geld (afkomstig van oplichting) op die rekeningen kon worden gestort en vervolgens met die bankpassen het geld van de rekening kon worden gehaald. Verdachte heeft geld ontvangen voor het beschikbaar stellen van zijn bankpas.
Bij [aangever 2] is dit anders gegaan. Bij deze oplichting is het geld overgemaakt op de bankrekening van [naam 1] . Uit het dossier is gebleken dat verdachte onderling met [aangever 9] heeft afgesproken dat [aangever 9] het geld zou pinnen met de pinpas van [naam 1] . Verdachte heeft hiervoor € 500,-- ontvangen. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij pasjes regelde en daarvoor € 500,-- per keer zou ontvangen. De betrokkenheid van verdachte bij deze oplichting staat daarmee vast.
Bij de oplichting van [aangever 3] is het geld overgemaakt op de ING-rekening van [naam 1] . [naam 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de bankpas van die rekening aan verdachte heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij deze oplichting hiermee vaststaat.
De rechtbank is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte bij de oplichting van [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 2] en [aangever 3] betrokken was.
Dit is anders in het geval van [aangever 1] . De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij die oplichting. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van de oplichting van [aangever 1] .
Is er sprake van het medeplegen van of medeplichtigheid aan de oplichtingen?
Voor het medeplegen van oplichting is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen gericht op het voltooien van de oplichting.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn pinpas ter beschikking te stellen niet alleen opzettelijk gelegenheid heeft geboden, maar dat hij veel verder is gegaan. Op het moment dat zijn rekening in 2018 door de bank werd geblokkeerd vanwege frauduleuze praktijken wist verdachte dat er iets niet in de haak was. In plaats van te stoppen heeft hij besloten om twee nieuwe bankrekeningen te openen, zodat hij ook deze bankpassen ter beschikking kon stellen aan anderen en hij hiermee geld kon verdienen. Ook daar bleef het niet bij. Gaandeweg rolde verdachte verder in de organisatie en begon hij met het ronselen van bankpassen. Hij benaderde actief mensen en verdiende € 500,-- per geregelde bankpas. Dat geld kreeg hij van anderen in de organisatie. Om dit alles te organiseren moeten er afspraken zijn gemaakt en was er dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de overige betrokkenen, waarbij iedere betrokkene een andere taak had bij de oplichtingen. Hoewel niet steeds sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde steeds van een zodanig gewicht geweest dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichtingen en komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 primair ten laste gelegde medeplegen van het oplichten van [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 2] en [aangever 3] .
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van [aangever 4] en [aangever 1] en zal hem daar dan ook partieel van vrijspreken.
4.3.1.5 De overwegingen van de rechtbank over het onder 2 ten laste gelegde
Verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij het witwassen van € 1.250,--,
€ 3.387,87, € 1.488,78, € 10.000,--, € 889,99 en € 939,99. Deze geldbedragen zijn verworven bij de oplichting van respectievelijk [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] .
Uit het dossier blijkt dat het witwassen heeft plaatsgevonden naar aanleiding van vele oplichtingen. Telkens zijn de aangevers door een combinatie van het aannemen van een valse naam en/of hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen bewogen tot afgifte van geldbedragen. Het door de aangevers overgemaakte geld is in de meeste gevallen telkens zeer kort na de overboekingen door de pinners van de bankrekeningen van de katvangers gehaald in de vorm van contant geld, dat vervolgens aan anderen is overgedragen en/of gebruikt.
Naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten van meet af aan gericht geweest op het reeds op voorhand daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen; dat was nu juist de crux van deze constructie. De vraag is echter of de betrokkenheid van verdachte bij witwassen van alle in de tenlastelegging opgenomen bedragen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte is partieel vrijgesproken van het oplichten van [aangever 1] . De rechtbank is van oordeel dat tevens niet is komen vast te staan dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij het witwassen van de bij die oplichting verkregen € 1.488,78. De rechtbank zal verdachte daar dan ook partieel van vrijspreken.
Bij de oplichting van [aangever 3] zijn de bedragen € 889,99 en € 939,99 overgemaakt naar de bankrekening van [naam 1] . Het bedrag € 939,99 is echter niet op de rekening van [naam 1] terechtgekomen, omdat die transactie door de bank is tegengehouden. Verdachte of zijn medeverdachten hebben dat bedrag dus niet daadwerkelijk verworven of voorhanden gehad, waardoor zij dat niet hebben kunnen witwassen. De rechtbank is van oordeel dat het witwassen van € 939,99 niet kan worden bewezen en zal verdachte daar dan ook partieel van vrijspreken.
Dit is eveneens het geval bij de oplichting van [aangever 5] . De bank heeft een transactie van
€ 150,-- tegengehouden en teruggeboekt naar de bankrekening van [aangever 5] . Ook hier hebben verdachte of medeverdachten voornoemd geldbedrag niet verworven of voorhanden gehad, waardoor de rechtbank verdachte ook van dat deel partieel zal vrijspreken.
Wat betreft het witwassen van de overige ten laste gelegde geldbedragen is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij het witwassen van € 1.100,--, € 3.387,87, € 10.000,-- en € 889,99. De rol van verdachte was daarin afwisselend, waarbij hij de ene keer zijn bankrekening, pinpas en pincode ter beschikking stelde en hij de andere keer bankrekeningen en de daarbij behorende pinpassen ronselde.
Is er sprake van medeplegen van of medeplichtigheid aan het witwassen?
Evenals bij de bewezen verklaarde oplichtingen volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte bij het plegen van die met elkaar samenhangende strafbare feiten een actieve rol heeft gespeeld en daarbij tevens heeft gehandeld in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ten aanzien van zijn handelen onder meer verklaard dat hij meerdere keren bankpasjes aan medeverdachten heeft gegeven en dat hij meerdere keren pinpassen van anderen heeft geronseld. Hij ontving hier ook aanzienlijke bedragen voor. Verdachte wist dat die geldbedragen een criminele herkomst hadden. Hoewel niet steeds sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde steeds van een zodanig gewicht geweest dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij de uit misdrijf verkregen geldbedragen
€ 1.100,--, € 3.387,87, € 10.000,-- en € 889,99, samen met anderen heeft witgewassen door die geldbedragen te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad en, deels, te hebben overgedragen, te hebben omgezet en van die geldbedragen gebruik te hebben gemaakt.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het medeplegen van witwassen van
€ 1.488,78, € 939,99 en € 150,--.