Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
- het doorverwijzingsvonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 maart 2022;
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie met producties.
2.De feiten
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw zal zijn;
- het paspoort van [minderjarige] in het bezit van de man zal zijn en dat de man het paspoort zal afgeven aan de andere ouder indien nodig voor een buitenlandse vakantie/verblijf.
- [minderjarige] tijdens de meivakantie in principe het ene jaar bij de man en het andere jaar bij de vrouw verblijft, in overleg met elkaar (indien vakantie langer dan één week, één week bij de man en één week bij de vrouw);
- indien één van de ouders een afwijkende periode met [minderjarige] op vakantie wil gaan, deze hierover tijdig, tenminste drie maanden van tevoren, overleg zal voeren met de andere ouder;
- de verjaardag van [minderjarige] gezamenlijk wordt gevierd, waarbij overleg is over de plaats van viering.
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling
aannemelijkte maken en is zij daar niet in geslaagd met de enkele, niet onderbouwde stelling dat zij ‘het paspoort heeft meegegeven met [minderjarige] ’. Daartoe geldt het volgende. Het ouderschapsplan gaat uit van beheer van het Nederlandse paspoort door de man. Opvalt dat de man vijf jaar later, medio 2020, (opnieuw) om afgifte hiervan heeft verzocht in de procedure (246423, beschikking d.d. 18 juni 2020, rechtsoverwegingen 5.9-5.14), waarbij de vrouw erkende dat zij de twee (Nederlandse en Colombiaanse) paspoorten van [minderjarige] in bezit had. De vrouw heeft kennelijk ook toen het Nederlandse paspoort niet aan de man afgegeven. De man heeft hierover zijn frustratie uitgesproken in zijn mail van 27 januari 2022 aan zijn advocaat omdat hij toen nog steeds niet beschikte over het paspoort. De advocaat van de vrouw heeft, naar eigen zeggen, bij het opstellen van de onderhavige dagvaarding de vrouw aangespoord tot onmiddellijke afgifte van het paspoort aan de man. Gelet hierop en nu onbetwist vast staat dat de vrouw als laatste van partijen het paspoort in haar bezit had, zal de voorzieningenrechter de vrouw veroordelen tot afgifte van een (eventueel vervangend, nieuw) Nederlands paspoort aan de man binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis.
6.De beslissing
veertien dagenna betekening van dit vonnis het (vervangend) Nederlandse paspoort van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , aan de man af te geven;