Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
- mevrouw [A] , namens de raad voor de kinderbescherming, verder: de raad.
De feiten
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 30 maart 2022, betreft het een verzoek van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige], die via de Kinder- en Jongerenrechtswinkel Gelderland een brief heeft geschreven aan de rechtbank. In zijn brief verzoekt hij om zijn hoofdverblijfplaats bij zijn vader te bepalen en om een zorgregeling met zijn moeder vast te stellen, waarbij hij eens in de twee weken een weekend bij haar wil doorbrengen. De ouders van [minderjarige] oefenen gezamenlijk het gezag uit, maar de feitelijke situatie is dat hij bij zijn moeder woont en regelmatig bij zijn vader verblijft.
De procedure begon met de ontvangst van de brief van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel op 29 december 2021, gevolgd door een toelichting van [minderjarige] in een gesprek met de rechter op 26 januari 2022. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 maart 2022, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd besproken dat [minderjarige] inmiddels bij zijn vader verblijft en dat de ouders het eens zijn over de zorgregeling.
De kinderrechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat, gezien de huidige situatie en de afspraken die de ouders gaan maken met de gemeente om hun communicatie te verbeteren, er geen verdere beslissing van de rechtbank nodig is. De rechtbank wijst het verzoek van [minderjarige] af, maar erkent de dapperheid van [minderjarige] om zijn gevoelens te uiten in zijn brief. De ouders zijn nu verantwoordelijk voor het maken van afspraken over de zorgregeling, en de rechtbank heeft geen verdere actie ondernomen.