ECLI:NL:RBOVE:2022:881

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
9693326 CV EXPL 22-662
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning na bedreiging door huurder in context van betalingsproblemen

In deze zaak vorderde de verhuurder ontruiming van de woning van de huurder, die hem had bedreigd met een kogel. De huurder had altijd zijn huur betaald, maar na de beëindiging van de bewindvoering in december 2021 kon hij de huur voor januari 2022 niet tijdig betalen, omdat zijn bankrekening was opgeheven. De verhuurder toonde weinig begrip voor de situatie van de huurder en dreigde met het op straat zetten van zijn spullen. De kantonrechter oordeelde dat beide partijen zich niet als goede huurder of verhuurder hadden gedragen. De bedreiging door de huurder werd erkend als een tekortkoming, maar de rechter oordeelde dat deze tekortkoming niet zo ernstig was dat het tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming moest leiden. De rechter concludeerde dat de verhuurder onvoldoende had aangetoond dat de huurder daadwerkelijk de huur had opgezegd en dat de omstandigheden van de huurder in aanmerking moesten worden genomen. Uiteindelijk werden de vorderingen van de verhuurder afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 9693326 CV EXPL 22-662
Vonnis in kort geding van 30 maart 2022
in de zaak van
[eiser] , h.o.d.n. [naam eiser] Living,
zaakdoende te [plaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Yaprak,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D. Briedé.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de van de zijde van [eiser] overgelegde producties,
- de mondelinge behandeling d.d. 7 maart 2022, alwaar [gedaagde] niet verschenen is en tegen hem verstek is verleend.
1.2.
[gedaagde] heeft nog diezelfde dag het verstek gezuiverd waarna de mondelinge behandeling werd bepaald op 16 maart 2022.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] aanvullende stukken in het geding gebracht. [gedaagde] heeft een aantal foto’s overgelegd van onder meer de keukenkraan en het toilet.
1.4.
Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, waarbij [eiser] de grondslag van zijn vordering heeft uitgebreid.
1.5
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 30 april 2019 van [eiser] de woning aan [het adres] te [plaats] tegen een huurprijs van € 700,00 (exclusief verbruikskosten) per maand.
2.2.
De gelden en goederen van [gedaagde] waren onder bewind gesteld. Deze onderbewindstelling is in november 2021 dan wel december 2021, in ieder geval eind 2021 geëindigd. Als gevolg daarvan is de betaalrekening van [gedaagde] opgeheven, zijnde de bankrekening waarop de maandelijkse belastingtoeslagen werden bijgeschreven.
2.3.
De huur over de maand december 2021 is door [gedaagde] betaald. Over de huur van januari 2022 is op 1 januari 2022 een WhatsApp-gesprek tussen [eiser] en [gedaagde] gevoerd. Deze conversatie is als productie door [eiser] in het geding gebracht. De van belang zijnde passages worden hierna weergegeven (enkele type- en taalfouten zijn verbeterd, ktr):
01-01-2022 [gedaagde] :
[eiser] ik heb geen tv al een 6 maanden niet ik ga compenseren [gedaagde]
01-01-2022 [eiser] :
Dat is niet waar. Je had paar dagen geleden nog tv
01-01-2022 [eiser] :
Als je echt geen tv had, had je al lang honderd duizend keer gebeld en geschreven
01-01-2022 [gedaagde] :
Ik heb heel de kerst en oud en nieuw zonder tv gezeten omdat de deur naast mij los was dus eerst alles opknappen en goed anders geen geld mijn advocaat weet ervan tering leijer
01-01-2022 [gedaagde] :
Hoi de voorhuur maar dan ben ik 1 februari 2022 hier weg ciao
01-01-2022 [eiser] :
Je moet oppassen wat je allemaal zegt
01-01-2022 [eiser] :
Steeds als er problemen waren met tv heb ik laten verhelpen. Dat weet je donders goed.
01-01-2022 [gedaagde] :
Ja zoals gezegd hou de voorhuur maar ik ben hier 1 februari weg.
01-01-2022 [eiser] :
Zo werkt dat niet. Je moet gewoon de huur betalen. Als je de sleutels inlevert krijg je je borg terug.
01-01-2022 [gedaagde] :
Ja daar geloof ik niets van dus we doen het zo en je hoort van mijn advocaat want 6 maanden x 60 euro reken maar uit plus mijn toilet is stuk mijn waterkraan lekt als een gek dus ik ben er klaar mee en doe het op mijn manier net als jij kruimeldief
01-01-2022 [eiser] :
Of je het gelooft of niet. Je maakt gewoon de huur over.
Na twee berichten op 2 januari 2022 van [gedaagde] wordt het WhatsApp-gesprek op 4 januari 2022 hervat:
04-01-2022 [eiser] :
Of je gaat de huur nu overmaken, of ik kom vanavond al jouw spullen op straat gooien. Dan mag je de politie en je advocaat en wat mij betreft de hele ME erbij halen.
04-01-2022 [gedaagde] :
Ik kan de huur nog niet overmaken omdat ik nog geen belastinggeld heb van huurtoeslag en zorg toeslag. In december is alles komen te vervallen en ik heb mijn bankrekening doorgegeven al 3 weken van te voren maar het geld is nog niet gekomen. [eiser] ik heb net een brief van de belasting gekregen dat ze het in de administratie hebben veranderd maar heb nog geen uitbetaling gehad als het deze week komt maak ik de huur over. Ik kan daar niets aan doen snap je ik zal een foto van die brief mee sturen goed
Trouwens ik heb echt geen tv [eiser] maar goed hier de brief die ik net ontvangen heb.
Het gesprek loopt nog wat verder door. [eiser] schrijft dat hij wel wacht tot morgen, waarop [gedaagde] schrijft dat hij [eiser] op de hoogte houdt en de huur overmaakt zodra “het” (de toeslagen, ktr) er is. Dat gesprek vindt plaats rond 15.00 uur.
Bijna 8 uur later hervat [gedaagde] het gesprek:
04-01-2022 [gedaagde] :
Jij wilt mij bedreigen [eiser] kom maar op ik ben gewapend
Ik heb 5 jaar gezeten en ben niet bang voor jou of moet ik nu naar jou toe komen
Zeg dan wat dan kom ik eraan schijterd
Ik hoor niets ik kom zo wel naar [het adres] en reken met jou af
voor 0100 uur ben ik bij jou
ik kom er nu aan
Weet je [eiser] ik moet niets van jou dus waarom al die moeite doen jij moet wat van mij dus ik wacht op jou en jou junkie vrienden niet vandaag dan morgen maar jij bent van mij stink turk
Ik heb ook het adres van de eigenaar van dit pand daar reken ik ook mee af zo waar ik een Italiaan ben jij ik zweer jou echt dus kijk maar wat je doet maar een kogel krijg je zeker
05-01-2022 [eiser] :
Wat bazel allemaal gek!!! Kom maar ik wacht op je
Ik ga ook aangifte bij de politie doen!!
Stomme megool, wie denk je dat je bent!!
Op 3 februari 2022 heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde] .
De huur over januari en februari 2022 is door [gedaagde] (uiteindelijk) voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, onder afgifte van de sleutels en bezemschone oplevering van het gehuurde, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan die [gedaagde] nalatig is daaraan te voldoen tot maximaal € 25.000,--. Voor het geval [gedaagde] niet tot ontruiming overgaat, vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 700,-- per maand tot aan de dag van algehele ontruiming. Ten slotte vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gezien de aard van de vordering kan de spoedeisendheid worden aangenomen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan reden is, als op grond van de tot nu toe gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn. Deze vordering tot ontruiming zal in een bodemprocedure enkel in combinatie met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst kunnen worden toegewezen. Daarom zal de kantonrechter in het hierna volgende beoordelen of een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruit lopen daarop door toewijzing van de ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
4.3.
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van de schuldenaar in de nakoming van zijn verplichtingen de schuldeiser de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beoordeling of de tekortkoming van de schuldenaar voldoende ernstig is om in een bodemprocedure tot ontbinding over te gaan, moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de overeenkomst, eventueel ook omstandigheden die na de tekortkoming hebben plaatsgevonden en de belangen van partijen over en weer.
4.4.
[eiser] heeft zijn vordering tot ontruiming op twee pijlers gegrond: bij dagvaarding de bedreiging door [gedaagde] via Whatsapp en, ter zitting, de opzegging van de huurover-eenkomst door [gedaagde] tegen 1 februari 2022, waar [eiser] hem aan wil houden.
de bedreiging:
4.5.
[eiser] heeft over de bedreiging (met de kogel) gesteld dat [gedaagde] zich daardoor niet als goed huurder heeft gedragen. Dat levert een toerekenbare tekortkoming op in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat [eiser] de bevoegdheid geeft om de huurovereenkomst (door de kantonrechter) te laten ontbinden.
4.6.
[gedaagde] erkent dat hij fout zat met de bedreiging: hij had dat niet moeten doen en het valt niet goed te praten. [gedaagde] doet echter een beroep op de tenzij-bepaling van artikel 6:265 BW. In dat kader heeft hij het volgende aangevoerd. Wat [eiser] bij dagvaarding heeft aangevoerd, is niet het hele verhaal. De juiste context blijkt uit de WhatsApp-berichten die in het geding zijn gebracht. [gedaagde] had een aantal serieuze klachten over het gehuurde. Na de melding daarover reageerde [eiser] alleen met de mededeling dat [gedaagde] gewoon de huur moest betalen. [gedaagde] heeft altijd de huur betaald. Na de beëindiging, eind 2021, van zijn onderbewindstelling heeft de bewindvoerder echter de betaalrekening van [gedaagde] , waarop zijn huur- en zorgtoeslag werden bijgeschreven, opgeheven. Doordat [gedaagde] die bedragen niet (tijdig) ontving, kon hij de huur niet direct betalen. [eiser] toonde voor die financieel moeilijke situatie weinig begrip en dreigde zelfs met het op straat gooien van de spullen van [gedaagde] . In reactie hierop heeft [gedaagde] zijn gewraakte uitlatingen gedaan.
4.7.
Vooropgesteld wordt dat de rechten en verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar niet alleen bepaald worden door hetgeen zij uitdrukkelijk zijn overeengekomen, maar ook door de redelijkheid en billijkheid die hun rechtsverhouding beheerst.
Op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad (HR 19 oktober 2007, NJ 2007, 565) dient een partij bij het uitvoeren van de overeenkomst rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de andere partij.
4.8.
[eiser] heeft de focus gelegd op de uitlatingen van en bedreiging door [gedaagde] via WhatsApp. Of die bedreiging als strafbaar moet worden aangemerkt, is aan de strafrechter. In ieder geval dient wel geoordeeld te worden dat die bedreiging aan het adres van [eiser] ontoelaatbaar is. waardoor [gedaagde] zich naar het oordeel van de kantonrechter niet als goed huurder gedragen heeft. Dat maakt dat op zich sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] , wat [gedaagde] zelf ook wel onderkend heeft.
4.9.
Er moet echter ook gekeken worden naar de context waarin de bedreiging is geuit. Die context is dat [gedaagde] als gevolg van een fout van zijn voormalige bewindvoerder in acute financiële problemen is komen te verkeren, waardoor hij de huur over januari 2022 niet direct kon betalen. De kantonrechter constateert aan de hand van de WhatsAppberichten van 1 januari 2022 dat [eiser] [gedaagde] al direct en behoorlijk voortvarend heeft aangesproken tot betaling van de huur en daar de nodige druk op heeft gezet. Daarbij toont [eiser] , zo lijkt het, weinig tot geen begrip voor de door [gedaagde] geschetste financiële situatie waarin hij buiten zijn schuld om in terecht is gekomen. [eiser] wil, links- of rechtsom, gewoon de huur krijgen. Tekenend is zijn WhatsAppbericht van 4 januari 2022. [eiser] zet dan de zaak op scherp met de mededeling ‘
of je gaat de huur nu overmaken, of ik kom vanavond al jouw spullen op straat gooien’. Die mededeling is onmiskenbaar een vorm van eigenrichting die naar het oordeel van de kantonrechter, net als de latere bedreiging door [gedaagde] , ontoelaatbaar is. Dat maakt dat [eiser] zich op zijn beurt jegens [gedaagde] niet als goed verhuurder gedragen heeft.
4.10.
De kantonrechter acht het, gezien het vorenstaande, voorshands niet onaannemelijk dat in een bodemprocedure de rechter tot de conclusie komt dat weliswaar sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] , maar dat die tekortkoming bezien in het licht van het handelen en de uitlatingen van [eiser] niet als zodanig ernstig kwalificeert dat dit tot een ontbinding van de huurovereenkomst dient te leiden. Dat betekent voor deze procedure dat de vordering tot ontruiming met als grondslag de bedreiging via WhatsApp moet worden afgewezen.
4.11.
De andere pijler waar de gevorderde ontruiming op rust is de gestelde opzegging van de huurovereenkomst door [gedaagde] . [eiser] stelt zich daarbij op het standpunt dat er een rechtsgeldige opzegging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter begrijpt dit aldus dat [eiser] ervan uitgaat dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] de huur wilde opzeggen tegen 1 februari 2022. [gedaagde] stelt daarentegen dat hij door [eiser] onder druk is gezet en dat de opzegging niet overeenkomstig zijn wil is. [gedaagde] wijst daarbij op zijn persoonlijke omstandigheden. De onderbewindstelling is geëindigd en hij start binnenkort met een nieuwe baan. Zou hij op straat komen te staan, dan is hij feitelijk terug bij af.
4.12.
Ingevolge artikel 3:35 BW kan tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil. Oftewel, dit artikel beschermt in beginsel de wederpartij ( [eiser] ) tegen het beroep van de verklarende partij ( [gedaagde] ) op het ontbreken van de wil om daadwerkelijk de huur op te zeggen.
Onder omstandigheden kan op de wederpartij ( [eiser] ) van de verklarende partij ( [gedaagde] ) een onderzoeksplicht rusten: hij zal dan dienen te onderzoeken of de ander werkelijk wil wat hij verklaart. Nader onderzoek zal des te meer van de wederpartij kunnen worden verlangd, naarmate de rechtshandeling voor de ander nadeliger is.
4.13.
Evident is dat een opzegging van de huurovereenkomst door [gedaagde] heel erg nadelig voor hem zou uitpakken. [eiser] is een professional op de woningmarkt. Hij weet althans hij kan als geen ander weten, het is zelfs een feit van algemene bekendheid, dat er een groot tekort is aan betaalbare woningen en dat het erg moeilijk is, zeker in de sfeer van de sociale huisvesting, om op korte termijn een andere, bij het inkomen passende woning te kunnen huren. Dit geldt zeker ook voor [gedaagde] . [eiser] lijkt zich ook te realiseren dat de gevolgen van huuropzegging voor [gedaagde] groot zijn, nu hij in reactie op diens mededeling dat hij op 1 februari 2022 weg zal zijn, schrijft “Je moet oppassen wat je allemaal zegt”. Bovendien blijkt uit de WhatsAppberichten dat [gedaagde] grote stress had vanwege het niet kunnen betalen van de huur en dat hij er alles aan deed om het benodigde geld bij elkaar te brengen. [eiser] had zich onder die omstandigheden ervan moeten vergewissen of [gedaagde] werkelijk de huur wilde opzeggen en/of werkelijk vervangende woonruimte had gevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] niet, althans onvoldoende aan zijn onderzoeksplicht voldaan. Aannemelijk wordt dan ook geacht dat in een bodemprocedure de rechter tot de conclusie komt dat [eiser] er niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [gedaagde] ’s opzegging daadwerkelijk overeenkwam met zijn wil. Dat leidt in dit geding tot de conclusie dat ook de vermeende opzegging niet tot een toewijzende veroordeling tot ontruiming leidt.
4.14.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 249,-- wegens het salaris van de gemachtigde,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.