ECLI:NL:RBOVE:2022:868

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
08-952656-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het produceren van chocolade met psilocine

Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man die werd beschuldigd van het produceren van 26 kilo chocolade met de verboden stof psilocine. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast een taakstraf van 100 uur opgelegd. De zaak kwam aan het licht na een heimelijk onderzoek door de politie in juli 2018, waarbij verdachte en een medeverdachte werden aangetroffen in een schuur waar chocolade werd geproduceerd. Tijdens de doorzoeking werden diverse goederen in beslag genomen, waaronder 509 chocoladerepen en mallen met chocolade, die allemaal psilocine bleken te bevatten, zoals vastgesteld door het NFI. De rechtbank oordeelde dat verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, aangezien psilocine op lijst I van de Opiumwet staat. De verdediging voerde aan dat er geen opzet was en dat de aangetroffen psilocine niet puur was, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat verdachte wist dat hij psilocine aan de chocolade toevoegde en dat hij dit bewust deed. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en het strafblad van verdachte, dat eerdere overtredingen van de Opiumwet toonde. De rechtbank achtte een geldboete niet passend en legde in plaats daarvan een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952656-18 (P)
Datum vonnis: 31 maart 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 mei 2021, 10 maart 2022 en 17 maart 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.E.R. Osinga en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 10 maart 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 18 juli 2018 tot en met 17 oktober 2018 in Zwolle samen met een ander opzettelijk ruim 26 kilo chocolade met de verboden stof psilocine/psilocybe cubensis heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2018 tot en met 17 oktober 2018 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan gelegen aan [adres 2] ) een hoeveelheid van
- 509 chocolade repen, met een totaal gewicht van (ongeveer) 23.630 gram, bevattende psilocine en/of
- in of meer mallen bevattende (in totaal) (ongeveer) ongeveer 3.095 gram chocolade bevattende psilocine en/of
- een brok chocolade met een gewicht van (ongeveer) 197 gram, bevattende psilocine, althans een (grote) een hoeveelheid van een materiaal bevattende psilocine,

zijnde psilocine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I

en/of in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende psilocybe cubensis, zijnde psilocybe cubensis een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is bewezen dat verdachte opzettelijk chocolade met psilocine heeft gemaakt. Dit betreft psilocine zoals vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de stof psilocine in de aangetroffen chocolade zat. De manier van onderzoek en de uitslagen van het NFI zijn te onzeker en laten ruimte voor andere conclusies. De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het toevoegen van psilocine aan de chocolade. Hij heeft dit niet bewust gedaan.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het verweer gevoerd dat de in de chocolade aangetroffen psilocine geen pure psilocine is, zoals vermeld op lijst I van de Opiumwet, maar psilocine aanwezig in psychoactieve paddenstoelen of truffels (psilocybe cubensis), zodat sprake is van softdrugs, vermeld op lijst II van de Opiumwet. Ook heeft de raadsvrouw bepleit dat slechts een gering gewicht bewezen kan worden, omdat maar 5.970 gram paddenstoel of truffel is aangetroffen in de chocolade.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 24 juli 2018 stelde de politie een heimelijk onderzoek in, in een schuur aan [adres 2] . In een ruimte achter in de schuur stonden koelkasten en een inrichting gelijkend op een keuken. Overal in deze ruimte zagen de verbalisanten bruine resten en spatten, vermoedelijk chocolade. [2] Op 2 oktober 2018 betrad de politie opnieuw heimelijk de schuur. De verbalisanten zagen een doos met verpakkingen van gietvormen. Op een werktafel lagen resten, vermoedelijk chocolade. Ook zagen zij gestolde chocolade. [3]
Op 17 oktober 2018 vond een doorzoeking plaats in de schuur en container op het perceel aan [adres 2] , eigendom van verdachte. [4] Ter plaatse werden verdachte en [medeverdachte] aangehouden. Verdachte droeg roze latex handschoenen met daarop een bruinachtige substantie. [5] [medeverdachte] droeg blauwe latex handschoenen, besmeurd met een bruine substantie. In de ruimte waar zij zich bevonden was een machine aan het draaien. In de machine zat eenzelfde substantie als die op de handschoenen leek te zitten. [6] Verdachte verklaarde dat hij chocolade maakte in het pand aan [adres 2] . [7] [medeverdachte] verklaarde dat hij ongeveer sinds twee jaar af en toe werkzaamheden verrichtte voor verdachte. Deze werkzaamheden betroffen het bereiden van chocolade met Mexicaanse truffels voor smartshops. [medeverdachte] gebruikte alleen chocoladebolletjes en wit/grijs truffelpoeder. Als de chocolade was gesmolten dan mengde [medeverdachte] hier een zak met gemalen truffelpoeder door. Verdachte verzorgde altijd het poeder. Na het mengen vulde [medeverdachte] de mallen. Na het stollen haalde hij de chocoladerepen uit de mal. [8]
Bij de doorzoeking op 17 oktober 2018 werden diverse goederen in beslag genomen, waaronder 509 chocoladerepen met een bruto gewicht van 23.630 gram, 10 mallen gevuld met chocolade met een netto gewicht van 3.095,9 gram en een brok chocolade met een gewicht van 197,24 gram. [9] Van deze chocolade zijn vervolgens monsters genomen (zes monsters van de chocoladerepen, één van de chocolade in de mallen en één van de brok chocolade). [10] Deze monsters zijn door het NFI onderzocht. De acht monsters bleken psilocine te bevatten. Psilocine is één van de psychoactieve componenten die van nature in een aantal paddenstoelen voorkomt die vermeld zijn op lijst II van de Opiumwet, waaronder Psilocybe cubensis. [11] Voor alle verkregen sequenties werd een match gevonden met psilocybe cubensis. De identificatie is zeker tot het geslacht psilocybe, meer specifiek een soort die van nature psilocine en/of psilocybine bevat. [12]
4.3.2
Bevat de chocolade psilocine?
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen twijfel over het onderzoek en de conclusies van het NFI en staat op grond hiervan vast dat in de chocolade psilocine (aanwezig in psilocybe cubensis) zat. De rapporten van het NFI zijn op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen en de conclusies worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank zal deze conclusies dan ook overnemen.
Het NFI vermeldt dat uit de deelmonsters van een paddenstoelhoed en amorf schimmelmateriaal van [AAFF4768NL], uit de biologische fragmenten uit de chocolade van
[AAFE4694NL], [AAFE4697NL] tot en met [AAFE4699NL] en [AAFF4770NL] tot en
met [AAFF4774NL] de schimmelsoortmerker ITS is vermeerderd.
De verkregen schimmelsoortmerker ITS van de deelmonsters zijn onderling met elkaar vergeleken en matchen met elkaar. Dit betekent dat voor de vergelijking met andere soorten een consensus sequentie kan worden gebruikt.
Vervolgens kan de soort vastgesteld worden door de consensus sequentie uit deze zaak te vergelijken met sequenties in een algemene internationale databank (Genbank). DNA sequenties van diverse DNA-merkers van alle levensvormen op de wereld (mensen, dieren, planten, schimmels, bacteriën, virussen) worden door wetenschappelijk onderzoek gegenereerd. Wanneer deze sequenties in wetenschappelijke journals gepubliceerd worden, moeten deze sequenties in Genbank worden opgenomen. Zo zijn ook ITS sequenties van de soort Psilocybe cubensis, die door het NFI gegenereerd zijn, in Genbank opgenomen. Wanneer de consensus sequentie van de ITS merker uit deze zaak wordt vergeleken met sequenties in Genbank dan wordt een match (similarity 100%) gevonden met sequenties van de soort Psilocybe cubensis.
Wanneer de consensus sequentie van de ITS merker uit deze zaak wordt vergeleken met sequenties in Genbank dan wordt geen match gevonden met sequenties van de soort Stropharia rugosoannulata (een mogelijkheid die door de verdediging werd geopperd).
Het NFI concludeert dat de acht monsters psilocine bevatten. Voor alle verkregen sequenties werd een match gevonden met psilocybe cubensis. Omdat de identificatie zeker is tot het geslacht Psilocybe, zijn andere geslachten, zoals Stropharia, uitgesloten.
Het verweer van de raadsvrouw omtrent de betrouwbaarheid van het onderzoek en de conclusies van het NFI verwerpt de rechtbank dan ook.
4.3.3
Had verdachte opzet op de aanwezigheid van psilocine in de chocolade?
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk de psilocybe cubensis, en daarmee psilocine, door de chocolade heeft laten mengen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij voor verdachte een zak met gemalen truffelpoeder door de chocolade mengde. Hij gebruikte alleen chocoladebolletjes en wit/grijs truffelpoeder. Verdachte verzorgde dit poeder, dit is ook door verdachte beaamd. [medeverdachte] voerde de afgelopen twee jaar deze werkzaamheden uit. Ook op 17 oktober 2018 was [medeverdachte] bezig met het bereiden van de chocolade. De repen, mallen en brok die op die dag werden aangetroffen bevatten psilocine.
De rechtbank leidt hieruit af dat het door verdachte aangeleverde poeder psilocine bevatte en dat door het poeder te mengen met de chocolade, psilocine in de chocolade terecht is gekomen. Gelet op de verklaring van [medeverdachte] dat hij in de afgelopen twee jaar meermalen chocolade met Mexicaanse truffels heeft bereid voor verdachte, staat vast dat verdachte wist dat het door hem aangeleverde poeder psilocine bevatte en dat hij dit bewust in de op 17 oktober 2018 aangetroffen chocolade heeft laten verwerken.
Aan de telkens wisselende verklaringen die verdachte hiertegenover heeft gesteld hecht de rechtbank geen geloof.
4.3.4
Welk gewicht kan worden bewezen?
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte ruim
26 kilo chocolade bevattende psilocine heeft geproduceerd. Dat een relatief kleine hoeveelheid van de verboden stof is vermengd met een grote hoeveelheid chocolade doet hier niet aan af.
4.3.5
Hoe moet de aangetroffen psilocine worden gekwalificeerd?
De rechtbank sluit ook voor wat betreft de kwalificatie van de aangetroffen psilocine aan bij het rapport van het NFI. Hierin staat vermeld dat een match werd gevonden met psilocybe cubensis, meer specifiek een soort die
van naturepsilocine bevat. Hieruit leidt de rechtbank af dat met de chocolade geen pure (synthetische) psilocine is vermengd, zoals vermeld op lijst I van de Opiumwet, maar psilocine zoals aanwezig in de psilocybe cubensis en dus (delen van) de paddenstoel zelf. Psilocybe cubensis staat vermeld op lijst II van de Opiumwet.
4.3.6
Conclusie
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte samen met [medeverdachte] ruim 26 kilo chocolade heeft geproduceerd met daarin psilocine, van nature aanwezig in psilocybe cubensis.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 18 juli 2018 tot en met 17 oktober 2018 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt (in een pand gelegen aan [adres 2] ) een hoeveelheid van
- 509 chocolade repen, met een totaal gewicht van (ongeveer) 23.630 gram, bevattende psilocine en
- mallen bevattende in totaal (ongeveer) ongeveer 3.095 gram chocolade bevattende psilocine en
- een brok chocolade met een gewicht van (ongeveer) 197 gram, bevattende psilocine,
zijnde psilocybe cubensis een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en dat aan hem een taakstraf wordt opgelegd van honderdzestig uren, te vervangen door tachtig dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een geldboete op te leggen van maximaal
€ 1.000,-. Zij heeft bepleit bij de strafoplegging rekening te houden met een lagere hoeveelheid softdrugs (5.970 gram), de overschrijding van de redelijke termijn en de schade die verdachte heeft geleden door het gelegde conservatoir beslag. Daarnaast heeft zij verzocht in strafmatigende zin in aanmerking te nemen dat op dit moment ontwikkelingen plaatsvinden rondom de medische en therapeutische toepassing van psilocybine en psilocine.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft ruim 26 kilo chocolade geproduceerd met daarin de verboden stof psilocine.
Verdachte heeft verklaard dat hij al vijfentwintig jaar in de smartshopindustrie zit en opereert
in het grijze gebied, wat net wel en net niet mag.In dit geval heeft verdachte duidelijk de grens van het toelaatbare overschreden en daarmee strafbaar gehandeld. Daarbij komt dat de chocolade, die gelet op de aangetroffen hoeveelheid kennelijk voor grootschalige consumptie was bestemd, onder zeer onhygiënische omstandigheden werd geproduceerd. Ook werd de veiligheid van de consumptie van de repen door verdachte niet gecontroleerd en kon de veiligheid van de consument van de repen hierdoor niet worden gegarandeerd. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij bewust in strijd met de wet heeft gehandeld en gevaar voor de volksgezondheid voor lief heeft genomen.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank het opleggen van een geldboete niet passend. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte er zijn beroep van heeft gemaakt om de grens van het toelaatbare op te zoeken (en daar in dit geval overheen te gaan) en hier naar eigen zeggen goed geld mee verdient. Ook slaat de rechtbank acht op het strafblad van verdachte van 9 februari 2022, waarin valt te lezen dat hij op 17 oktober 2016 een strafbeschikking heeft gekregen voor overtreding van artikel 3 van de Opiumwet en ook langer geleden, tussen 2003 en 2008 (forse) geldboetes heeft gekregen voor overtredingen van de Opiumwet. Daarnaast staat nog een Opiumwetzaak open die gaat over paddo’s productie in 2019. De rechtbank acht het hierom aangewezen om naast een taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
De rechtbank zal de op te leggen taakstraf matigen, omdat de redelijke termijn is overschreden. Verdachte is op 17 oktober 2018 in verzekering gesteld. De datum van het vonnis is 31 maart 2022. Deze lange duur is niet in overwegende mate toe te rekenen aan de complexiteit van het onderzoek en/of de onderzoekswensen van de verdediging. De redelijke termijn is met 17 maanden overschreden.
De rechtbank acht een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Voor zover de raadsvrouw heeft verzocht om opheffing van het beslag, merkt de rechtbank op dat enkel nog sprake is van conservatoir beslag en de rechtbank derhalve daarop niet zal beslissen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat twee uren per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met PV-nummer ON1R018061. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal uitvoeren bevoegdheden besloten plaats, pagina 33.
3.Proces-verbaal uitvoeren bevoegdheden besloten plaats, pagina 34.
4.Proces-verbaal van doorzoeking, pagina 58.
5.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , pagina 239.
6.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte] , pagina 390.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 142
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina 170, 171, 172.
9.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 70, 73, 74, 75.
10.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 77, 78, 79.
11.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 22 januari 2019, pagina 83 en 84 van het dossier
12.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 30 juni 2021, pagina 2 van 8, los in het dossier