ECLI:NL:RBOVE:2022:832
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor een kind met een zeldzame genetische aandoening
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1], een minderjarig meisje met een zeldzame genetische aandoening, en de Raad van Bestuur van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De ouders van [naam 1] hadden een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar het CIZ had deze aanvraag afgewezen. Het primaire besluit van het CIZ, gedateerd 7 januari 2021, werd in het bestreden besluit van 18 november 2021 gehandhaafd, waarop de ouders van [naam 1] beroep instelden.
De rechtbank heeft de zaak op 16 maart 2022 behandeld. Tijdens de zitting is [naam 1] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en ook haar ouders waren aanwezig. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de medische informatie van verschillende deskundigen is betrokken. De rechtbank concludeert dat het CIZ terecht heeft vastgesteld dat er geen blijvende behoefte is aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zoals vereist voor Wlz-zorg. De rechtbank oordeelt dat de zorgvraag van [naam 1] niet leidt tot de noodzaak voor de gevraagde indicatie, ondanks de aanwezige beperkingen en de zorgbehoefte.
De rechtbank heeft het beroep van de ouders van [naam 1] ongegrond verklaard, wat betekent dat [naam 1] geen recht heeft op de gevraagde zorg op basis van de Wlz. De rechtbank heeft ook aangegeven dat [naam 1] mogelijk in aanmerking kan komen voor andere vormen van zorg, zoals vanuit de Zorgverzekeringswet of de Wet maatschappelijke ondersteuning. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de medische en sociale omstandigheden van de betrokkenen bij het toekennen van zorgindicaties.