3.3Kwaliteit van het grondwater
Tabel 3.3 biedt een overzicht van de analyseresultaten en de toetsing van het grondwater. De
analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 4.
Tabel 3.3 Analyse en interpretatie analyseresultaten grondwater
Peilbuis chloride minerale olie (C10-C40) pH EC Troebelheid
Filterdiepte (m -mv) (mg/l) (µ
g/l) (-) (µ
S/cm) (ntu)
Pb 335 F(1,5-2,5) 490000 +++ 6,63 1222 325
Pb 336 F(1,1-2,1) 10000 +++ 7,29 2240 214
4 Conclusies en aanbeveling
De concentraties aan minerale olie en chloride zijn middels deze monitoringsronde vastgelegd.
Ter plaatse van zeven locaties (179, 335, 336, 364, 457, 479 en 491) overschreed de concentratie aan minerale olie de interventiewaarde.”
De interventiewaarde voor minerale olie is 600 µg/l.Voor concentraties boven de interventiewaarde dient de bodem te worden gesaneerd om hem te mogen gebruiken met de gewenste bestemming. Dan is sprake van ernstige verontreiniging.
Door de Anteagroup is vervolgens afperkend onderzoek uitgevoerd. In het rapport van
7 januari 2016 is onder meer het volgende gerapporteerd:
“
Caverne 335
Ter plaatse van zoutcaverne 335 is bij de grondwatermonitoring een sterk verhoogde concentratie minerale olie (490.000 µg/1) gemeten in het grondwater.
Onderzoeksresultaten grond
In de bodem direct naast de zoutcaverne (boring Hgl210010) is zintuiglijk verontreiniging waargenomen vanaf maaiveld tot de maximaal geboorde diepte van 6,5 m-mv (matige tot sterke olie-/waterreactie in traject 0-3,0 m-mv en verhoogde PID-metingen in traject 0,5-6,5 m-mv). Ook in de boringen Hg1210012 en Hgl210013 zijn zintuiglijk verontreinigingen waargenomen (matige respectievelijk zwakke olie-/waterreacties).
Uit de analyseresultaten blijkt dat de grond rond grondwaterniveau sterk verhoogde gehalten aan minerale olie en xylenen bevat. Daarnaast zijn licht verhoogde gehalten naftaleen, ethylbenzeen en tolueen gemeten (monster Hgl21 0010-7, traject 1,5-1,7 m-mv). De oliefractieverdeling (hoofdzakelijk C10 - C16 en C16 - C21) wijst op een verontreiniging met een dieselachtige oliesoort.
Op basis van de omvang is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.”
De op vordering in het strafrechtelijk onderzoek ontvangen digitale camerabeelden van de camera-inspectie van put 335, van de datum 11 mei 2016, werden door het SodM nader onderzocht om lekkages in de put vast te stellen.
Daarover is het volgende gerapporteerd:
“
Uitlezen camerabeelden put 335
Vervolgens zag ik op de camerabeelden van boorput 335 het volgende:
-Omstreeks 11.05.2016 09:20:23 op 54.14m zag ik dat er zich vloeistof bevond ter hoogte van de onderste schroefverbinding.
-Omstreeks 11.05.2016 09:21:27 op 54.14m zag ik druppels ter hoogte van de
schroefverbinding naar beneden sijpelen.
-Omstreeks 11.05.2016 09:24:11 op 54.14m zag ik dat onder de onderste schroefverbinding de binnenkant van de buis er nat uit zag. Er sijpelde een vloeistof die vervolgens verder naar beneden valt.
-Omstreeks 11.05.2016 09:45:35 op 97.60m zag ik dat de camera zich richtte naar de onderkant van de schroefverbinding alwaar ik zag dat er ter plaatste belletjes binnendrongen. Ik zag dat er ter plaatse vloeistof sijpelde dat vervolgens in druppels naar beneden viel.”
Hieruit kan worden afgeleid dat de schroefverbindingen van de 7 inch casing op een diepte van ongeveer 54 en 97 meter lek waren. Hierdoor is olieverontreiniging opgetreden in de bodem.
De op vordering ontvangen digitale camerabeelden van de camera-inspectie van put 336, werden door het SodM eveneens nader onderzocht om de lekkages in de put vast te stellen.
Daarover is onder meer het volgende gerapporteerd:
“
Uitlezen camerabeelden put 336
-Omstreeks 04.07.2016 17:38:51 op 23.71 m zag ik een vloeistof op de schroefverbinding vloeien. Boven de bovenste schroefverbinding zag ik een natte plek over de binnenkant van het buisdeel.
-Omstreeks 04.07.2016 17:39.44 zag ik een tekstbalk verschijnen met de tekst:
"lekkage verbinding"
-Omstreeks 04.07.2016 19:05:16 op 69.28m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof staan. We zagen dat de vloeistof in de verbinding toe nam naar een maximale hoeveelheid en dan weer afneemt. Dit zagen we continue gebeuren. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Omstreeks 04.07.2016 19:16:06 op 82.01 m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof stromen. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Omstreeks 04.07.2016 19:25:57 op 93.54m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof stromen. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding."
Hieruit blijkt dat bij deze put de schroefverbindingen van de 7 inch casing op een diepte van ongeveer 23, 69, 82, 93 en 131 meter ook lek waren.
Voorts zijn lekkages geconstateerd bij de putten 330, 340 en 342.
Bij deze putten is omtrent de constateringen van het cameraonderzoek het volgende gerapporteerd:
“
Uitlezen camerabeelden put 330
-Omstreeks 01.07.2016 10:34:44 op 132.36 m zag ik druppels ter hoogte van de
bovenste schroefverbinding naar beneden sijpelen.
-Omstreeks 01.07.2016 10:35:18 op 132.36m zag ik een tekstbalk in beeld
verschijnen met de tekst "lekkage schroefverbinding"
-Omstreeks 01.07.2016 10:42:23 op 132.27m zag ik druppels ter hoogte over de
onderste schroefverbinding naar beneden sijpelen.
-Omstreeks 01.07.2016 11:30:47 op 218.81 m zag ik een natte plek over de
binnenkant van de buisdeel vloeistof vloeien.
-Op 11:31:11 zag ik op het scherm een tekstbalk verschijnen met de tekst:
"lekkage toestroom water".
-Omstreeks 01.07.2016 11:43:47 op 240.88m zag ik druppels ter hoogte van de
bovenste schroefverbinding naar beneden vallen.".
“
Uitlezen camerabeelden put 340
- Op 12.13m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding een mij onbekende vloeistof staan. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 23.98m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof staan. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 59.57m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof vloeien. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 96.41 m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof vloeien. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 145.68m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof staan. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 205.1 m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof vloeien. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding."
“
Uitlezen camerabeelden put 342
-Op 10.37m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof vloeien. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 19.30m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof vloeien. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 57.40m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof vloeien. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 112.71 m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof vloeien. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding"
-Op 181.71 m zag ik ter hoogte van de schroefverbinding vloeistof vloeien. Ik zag daarbij een tekstbalk verschijnen met de tekst: "lekkage verbinding."
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de genoemde rapporten en camerabeelden vastgesteld worden dat bij de genoemde putten sprake was van ernstige bodemverontreiniging door lekkage van minerale olie.
Het onder 2 ten laste gelegde, het opzettelijk bij het gebruiken / onderhouden / buiten gebruik stellen van die boorgaten nemen van onvoldoende maatregelen ter voorkoming van schade in de periode vanaf 10 november 2014 tot 14 juni 2016, kan evenwel naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Het is niet duidelijk vanaf en tot wanneer de lekkages zijn opgetreden en vanaf en tot wanneer olie de bodem in is gedrongen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld wanneer de schade precies is ontstaan. Er bevindt zich in het dossier geen bewijs dat additionele schade is opgetreden in de periode vanaf 10 november 2014 tot 14 juni 2016, temeer nu het dossier aanwijzingen bevat dat de genoemde putten reeds daarvoor buiten gebruik zijn gesteld. Verdachte zal om die reden van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Aangezien sprake was van verontreiniging dient voor het onder 1 ten laste gelegde de vraag te worden beantwoord wanneer verdachte daarvan melding heeft gemaakt bij het SodM.
Voornoemd rapport van [bedrijf 3] B.V. dateert van 6 mei 2015. Vanaf het moment van uitbrengen van dat rapport was voor verdachte duidelijk dat er sprake was van ernstige bodemverontreiniging doordat, op meerdere plekken, diesel- of gasolie in de bodem was geraakt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte pas op 31 mei 2016 melding heeft gemaakt van de verontreiniging. Op die datum werd door een medewerker van verdachte een presentatie gegeven met de titel ‘ [titel] ’ aan (milieu)inspecteurs van de gemeenten Hengelo, Enschede en medewerkers van het SodM.
Bij deze presentatie is de verontreiniging bij put 335 toegelicht en uiteengezet dat eerst nader onderzoek is verricht door middel van verschillende metingen, zoals een drijflaagmeting, ROST meting, USIT meting en een druktest, alvorens de uitkomsten werden besproken met het bevoegd gezag. Ten aanzien van putten 330, 336, 340 en 342 is gemeld dat nog nader onderzoek nodig was.
Ter zitting is door de vertegenwoordigers van verdachte verklaard dat het niet gebruikelijk was om bij monitoring direct na een resultaat dat boven de interventiewaarde lag in te grijpen dan wel daarvan melding te doen bij het bevoegde gezag. Er werd bij verdachte onderscheid gemaakt tussen reguliere monitoring in het grondwater en incidenten bij bijvoorbeeld het aanleggen van een boring. Als daarbij bijvoorbeeld olie gemorst werd, dan werd direct waargenomen dat dat leidde tot verontreiniging en werd direct melding gedaan. Als bij monitoring iets afwijkends werd geconstateerd, moest dat, volgens de verklaring van de vertegenwoordigers, eerst verder in kaart gebracht worden en naar hun idee was dat niet in strijd met de vergunning.
Het vergunningvoorschrift schrijft evenwel voor dat indien door wat voor oorzaak dan ook verontreinigende stoffen op of in de bodem dreigen te geraken of zijn geraakt de vergunninghoudster
onverwijldzorgt voor:
a. melding daarvan aan de inspecteur-generaal der mijnen;
b. maatregelen om verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen.
Aan dat voorschrift is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan.
Tussen het rapport van 6 mei 2015 en de presentatie van 31 mei 2016 zit een periode van ruim een jaar. Gedurende die periode wisten medewerkers van verdachte dat sprake was van forse verontreiniging, maar is er bewust voor gekozen eerst nader onderzoek te verrichten en niet direct een melding te doen bij het SodM of maatregelen te nemen om verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen.
Hiermee is door de medewerkers van verdachte opzettelijk (willens en wetens) gehandeld, welk opzet aan verdachte kan worden toegerekend. Voor economische delicten als de ten laste gelegde feiten is “kleurloos opzet”, oftewel opzet op de gedraging, voldoende om de ten laste gelegde opzet bewezen te kunnen verklaren. Opzet op de wederrechtelijkheid behoeft slechts te bestaan indien in de tenlastelegging is opgenomen dat de verdachte “opzettelijk wederrechtelijk” heeft gehandeld. Dat is hier niet het geval.
Het onder 1 ten laste gelegde kan derhalve ten aanzien van voorschrift B11 wettig en overtuigend worden bewezen.
Overtreding van het ten laste gelegde voorschrift B8, betrekking hebbende op het er niet voor zorgen dat schadelijke / verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater terecht kwam dan wel in de bodem drongen, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, nu uit het dossier niet is gebleken dat hiervan sprake was op of omstreeks de ten laste gelegde datum 6 mei 2015. Het dossier bevat duidelijke aanwijzingen op grond waarvan moet worden aangenomen dat de verontreinigingen dateren van een (veel) eerdere datum dan 6 mei 2015. Derhalve kan niet worden gezegd dat op de ten laste gelegde datum schadelijke of verontreinigende stoffen in de bodem zijn gedrongen (of in het oppervlaktewater terecht gekomen), zodat voor dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen.
Onder 3 en 4 is, kortgezegd, respectievelijk ten laste gelegd dat geen chemisch veiligheidsrapport is opgesteld voor de gebruikte diesel- of gasolie in de ondergrondse zoutcavernes en evenmin voor de opslag van diesel- of gasolie in de ondergrond.
De vertegenwoordigers van verdachte hebben ter terechtzitting verklaard dat de afdeling binnen het bedrijf die hier de verantwoordelijkheid voor droeg, ervan uit ging dat verdachte handelde in overeenstemming met de EG-verordening. De medewerkers waren zich ervan bewust dat er geen chemische veiligheidsrapporten waren opgemaakt, maar gingen ervan uit dat dat ook niet hoefde voor de manier waarop verdachte de diesel toepaste. Op het moment dat werd ontdekt dat de veiligheidsbladen van de leveranciers enkel voorzagen in de risico’s van het gebruik van diesel- of gasolie als brandstof en niet in het gebruik ervan als blanketolie en voor de opslag in de ondergrondse cavernes, zijn ook voor dat specifieke gebruik alsnog veiligheidsrapporten opgemaakt.
Op 18 december 2018 is namens verdachte aan het SodM een email gestuurd waarbij documenten zijn overgelegd. Uit deze documenten is gebleken dat namens verdachte een melding is gedaan in het REACH IT systeem van ECHA, waarbij is
aangegeven dat: 'The particular use(s) is (are) not covered in the exposure scenarios received from our supplier because: Exposure scenario title(s) is (are) inconsistent with our actual use(s). Reason for DU-CSR exemption: Not applicable. We intend to prepare a
chemical safety report in accordance with REACH article 37(4)'.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode geen chemisch veiligheidsrapport had opgesteld voor het gebruik van diesel als blanket oil in de ondergrondse zoutcavernes, terwijl zij daartoe als downstreamgebruiker volgens de EG-verordening (1907/2006) registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH) wel verplicht was.
Op 22 november 2019 is namens verdachte per brief aan het SodM doorgegeven dat alsnog een chemisch veiligheidsrapport op was gesteld voor het opslaan van dieselolie in de ondergrondse cavernes.
Daarmee kan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode niet beschikte over een voor de opslag van diesel-of gasolie in de ondergrondse cavernes in Enschede (de [bedrijventerrein] ) verplicht chemisch veiligheidsrapport.
Aangezien de rapporten er hadden moeten zijn voor het gebruik van de diesel- of gasolie als blanketolie en voor de opslag in de ondergrondse cavernes, de verantwoordelijke medewerkers wisten dat deze er niet waren en ook hier kleurloos opzet op de gedraging voldoende is om de ten laste gelegde opzet bewezen te kunnen verklaren, is de rechtbank van oordeel dat de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten eveneens opzettelijk zijn begaan.