ECLI:NL:RBOVE:2022:811

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
22-002602
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave inbeslaggenomen auto na klaagschrift op grond van artikel 116 Sv

Op 23 maart 2022 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de teruggave van een inbeslaggenomen Volkswagen Golf. Klager, bijgestaan door advocaat mr. J. Klomp, had op 9 februari 2022 een klaagschrift ingediend tegen het beslag dat op 20 januari 2022 was gelegd op de auto. De officier van justitie, mr. M. Weimar, stelde dat klager niet als verdachte was aangemerkt en dat er geen strafvorderlijk belang meer was om het beslag te handhaven. De raadkamer oordeelde dat de auto aan klager moest worden teruggegeven, omdat er onvoldoende redenen waren om de belanghebbende als redelijkerwijs rechthebbende aan te merken. De raadkamer baseerde haar beslissing op artikel 116 Sv, dat bepaalt dat inbeslaggenomen goederen moeten worden teruggegeven als er geen strafvorderlijk belang meer is. De raadkamer concludeerde dat klager te goeder trouw de auto had gekocht en dat er geen bewijs was dat hij betrokken was bij enig strafbaar feit. De beslissing werd genomen door rechter mr. B.W.M. Hendriks en griffier A. Bašić, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
raadkamernummer : 22-002602
datum : 23 maart 2022
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van artikel 116, derde lid, Sv in verbinding met artikel 552a Sv van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres]
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene,
bijgestaan door mr. J. Klomp, advocaat te Enschede.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 9 februari 2022 en is op diezelfde dag op de griffie van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, ontvangen. Het klaagschrift is namens klager ingediend door mr. J. Klomp.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag op een Volkswagen Golf personenauto, met chassisnummer [nummer] en kenteken [kenteken] (hierna: de personenauto). Er wordt geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave aan klager. Het klaagschrift strekt tot teruggave van de voormelde personenauto.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 23 maart 2022. Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. M. Weimar, klager en zijn raadsvrouw gehoord.
De belanghebbende [belanghebbende] is kennis gegeven van de behandeling van het klaagschrift maar is niet verschenen en heeft ook geen klaagschrift ingediend.
De raadkamer heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak, naar aanleiding waarvan de inbeslagneming heeft plaatsgevonden. De raadkamer heeft daarnaast kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde conclusie met betrekking tot de omstandigheden waaronder het beslag heeft plaatsgevonden en het standpunt van het Openbaar Ministerie met betrekking tot het al dan niet handhaven van het beslag.

2.De standpunten van de officier van justitie en klager

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. Het betreft een gestolen en/of verduisterde auto, de verkoper was niet de eigenaar, niet beschikkingsbevoegd en er is aldus geen geldige koopovereenkomst tot stand gekomen. [belanghebbende] is als verhuurder van de verduisterde auto derhalve aan te merken als redelijkerwijs rechthebbende.
Standpunten klager en zijn raadsvrouw
Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en dat de personenauto aan hem moet worden teruggegeven. In openbare raadkamer heeft de raadsvrouw van klager aangevoerd dat klager volledig te goeder trouw voornoemde personenauto heeft gekocht. Subsidiair heeft klager verzocht om er voor te zorgen dat de auto bij de Nederlandse autoriteiten in depot blijft, totdat is vastgesteld wie de rechtmatige eigenaar is.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De raadkamer dient daarom a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene te gelasten, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van die voorwerpen dient te worden beschouwd. In dat laatste geval moet het beklag ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave, indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De raadkamer stelt hierbij voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Niet gevergd kan worden dat ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak wordt getreden.
Feiten en omstandigheden
Op 20 januari 2022 is op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op de hiervoor genoemde auto. Aangever heeft verklaard dat hij de auto op 20 januari 2022 naar aanleiding van een advertentie in Bochum van een zekere mevrouw [naam 1] heeft gekocht. De dame heeft zich gelegitimeerd en droeg de auto na betaling van het aankoopbedrag van € 18.000,= contant over aan klager. De vrouw vertelde dat zij de reservesleutels van de auto de volgende dag per post zou versturen. Klager had geen enkele reden argwaan te hebben met betrekking tot de auto. Aangever was in het bezit van een koopovereenkomst gedateerd op 20 januari 2022. Er was een kentekenbewijs en mevrouw had zich gelegitimeerd. Klager is met zijn neef vanuit Bochum met de auto naar Hengelo gereden en heeft de auto geparkeerd op het terrein van garage [garage] . Daar verscheen kort daarop een man die zich voorstelde als [naam 2] . Hij vertelde dat hij de auto die voorzien zou zijn geweest van een inmiddels verwijderd baken, had opgespoord en dat deze auto verduisterd was en dat hij namens de eigenaar de auto kwam opeisen. Daarop heeft klager de politie gebeld die de auto inbeslaggenomen heeft omdat het verhaal van [naam 2] ook volgens de ter plaatse gekomen politie tamelijk onwaarschijnlijk was terwijl deze [naam 2] inmiddels ook al vertrokken was zonder zichzelf te legitimeren.
Uit de stukken blijkt dat [belanghebbende] op 7 januari 2022 aangifte in Duitsland heeft gedaan van verduistering van de auto nadat de auto was verhuurd en niet op de afgesproken datum was teruggebracht.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat er geen strafvorderlijk belang meer is om het beslag te handhaven nu klager niet als verdachte ter zake van enig strafbaar feit zal worden vervolgd.
Voor beoordeling van de onderhavige zaak is artikel 3:86 BW van belang. Ondanks onbevoegdheid van de ontvreemder is een overdracht overeenkomstig artikel 90, 91, of 93 van een roerende zaak, niet registergoed, of een recht aan toonder of order geldig, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is. Niettemin kan de eigenaar van een roerende zaak, die het bezit daarvan door
diefstalheeft verloren, deze gedurende drie jaren te rekenen vanaf de dag van de diefstal, als zijn eigendom opeisen, tenzij, de verkrijger heeft gekocht van een persoon die van het verhandelen aan het publiek van soortgelijke zaken, anders dan als veilinghouder, zijn bedrijf maakt in een daartoe bestemde bedrijfsruimte.
De raadkamer heeft onweersproken vastgesteld dat de auto door klager op 20 januari 2022 is gekocht en aan hem op dezelfde datum tegen contante betaling van de koopprijs van € 18.000,= is geleverd door een vrouw die zich legitimeerde als [naam 1] . Er is een koopovereenkomst opgemaakt en klager kreeg de kentekenbewijzen van de auto die op het oog in orde leken te zijn.
Vast staat dat klager door de levering op 20 januari 2022 bezitter is geworden van een auto die blijkens de aangifte van [belanghebbende] is verduisterd.
Op basis van de beschikbare stukken en de toelichting daarop stelt de raadkamer vast dat klager de auto te goeder trouw voor een koopprijs van € 18.000,= van een - naar achteraf is gebleken - beschikkingsonbevoegde verkoper overgedragen heeft gekregen. Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet gesteld noch gebleken dat de door klager geschetste gang van zaken bij de aankoop van de auto niet juist is.
Integendeel, klager lijkt ternauwernood ontsnapt te zijn aan een heel geraffineerde oplichtingstruc.
De officier van justitie heeft gesteld dat klager niet als verdachte is aangemerkt ter zake van enig ander strafbaar feit. Er is aldus geen strafvorderlijk belang meer om het beslag op de auto te handhaven. Vanwege het feit dat [belanghebbende] volgens de officier van justitie (met verwijzing naar art. 3:86 lid 3 BW) als de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken (rechts)persoon moet gelden, moet de auto volgens de officier van justitie in dit geval in afwijking van de hoofdregel van artikel 116 lid 1 Sv worden teruggegeven aan [belanghebbende] .
In het licht van het standpunt van de officier van justitie dat klager [klager] niet als verdachte ter zake van enig strafbaar feit wordt aangemerkt en niet zal worden vervolgd, is het standpunt van de officier van justitie dat klager niet de bescherming kan inroepen van het bepaalde in art. 3:86 BW niet zonder meer begrijpelijk.
De raadkamer volgt de officier van justitie dan ook niet in haar standpunt en is van oordeel dat de auto in dit geval, waarin er volgens de officier van justitie geen belangen van strafvordering meer zijn die nopen tot handhaving van het beslag, volgens de hoofdregel van artikel 116 Sv moet worden teruggegeven aan klager als degene onder wie de auto inbeslaggenomen is, nu er gelet op het vorenoverwogene onvoldoende redenen zijn om de belanghebbende [belanghebbende] aan te merken als redelijkerwijs rechthebbende van de auto.
Conclusie
De raadkamer is daarom met betrekking tot de personenauto van oordeel dat er geen strafvorderlijk belang meer is om het beslag op de personenauto te handhaven, nu verbeurdverklaring van de auto niet aan de orde is en er overigens geen onderzoek meer plaatsvindt. De raadkamer zal daarom de teruggave van de personenauto aan klager gelasten.
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en dat de inbeslaggenomen auto aan klager teruggegeven moet worden.

6.De beslissing

De raadkamer
- verklaart het klaagschrift gegrond;
- gelast de teruggave aan klager van de auto, merk Volkswagen Golf personenauto,
met chassisnummer [nummer] en kenteken [kenteken] .
Deze beslissing is genomen door mr. B.W.M. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van
A. Bašić, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.