ECLI:NL:RBOVE:2022:797

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
08.274981.20, 08.090465.19, 08.015195.22 (gev.ttz)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor betrokkenheid bij drugslab en wapenbezit

Op 23 maart 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 59-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar voor zijn betrokkenheid bij een drugslab in Vroomshoop. De man stelde een gedeelte van zijn sportschool ter beschikking voor de grootschalige productie van methamfetamine. Tijdens het onderzoek, dat plaatsvond na een tip van het Team Criminele Inlichtingen, werd op 1 november 2020 een in werking zijnd drugslab aangetroffen in de sportschool. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke faciliterende en uitvoerende rol had bij de productie van drugs en dat hij op de hoogte was van de criminele activiteiten die in zijn sportschool plaatsvonden. Naast de drugshandel werd de man ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de drugslab en het wapenbezit bewezen, en legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.274981.20, 08.090465.19, 08.015195.22 (gev.ttz)
Datum vonnis: 23 maart 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 februari 2021, 7 mei 2021, 25 juni 2021, 11 februari 2022 en 9 maart 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J. Bronkhorst en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis (ver)nummert de rechtbank de feiten van parketnummer 08.274981.20 als feiten 1, 2 en 3, het feit van parketnummer 08.090465.19 als feit 4, en de feiten van parketnummer 08.015195.22 als feiten 5 en 6.
De verdenking komt er, na een vordering aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 7 mei 2021 in de zaak met parketnummer 08.274981.20, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
al dan niet samen met anderen, betrokken is geweest bij de productie van methamfetamine;
feit 2:
al dan niet samen met anderen, goederen en grondstoffen ten behoeve van de productie van methamfetamine voorhanden heeft gehad;
feit 3:
al dan niet samen met anderen, elektriciteit heeft gestolen;
feit 4:
al dan niet samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten behoeve van een hennepkwekerij;
feit 5:
een wapen, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad;
feit 6:
munitie, te weten kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende verdachte en/of zijn mededaders voorhanden gehad:
- een of meerdere liter(s) BMK (benzylmethylketon, 1-fenyl-2-propanon) en/of methanol en/of aceton en/of ammoniak en/of ethylacetaat en/of zoutzuur en/of methylamine (in methanol) en/of 2-broom-1-fenyl-1-propanon (in tolueen met een relatief lage concentratie dichloormethaan) en/of
- een of meerdere kilo(s) wijnsteenzuur en/of caustic soda en/of MAPA
en/of kwikchloride en/of
- een of meerdere trechter(s) en/of een of meerdere manuele en/of elektrisch vloeistofpomp(en) en/of een of meerdere klemdekselvat(ten) en/of een of meerdere slang(en) en/of een of meerdere afvoerslangen en/of een of meerdere slakkenhuizen en/of een of meerdere regentonnen en/of een of meerdere kuipen en/of een of meerdere slangenklemmen en/of een of meerdere halfgelaatsmaskers en/of een of meerdere ijsemmers en/of een of meerdere diepvrieskist(en) en/of een of meerdere maatbeker(s) en/of een of meerdere centrifuge(s) en/of een of meerdere zuurkoolvat(en) en/of een of meerdere (digitale) pH-meter(s) en/of een of meerdere zeef/zeven en/of een of meerdere kwikthermoter(s) en/of een of meerdere alcoholthermometer(s) en/of een of meerdere balans(en) en/of een of meerdere digitale thermometer(s) en/of een of meerdere heater(s) en/of een of meerdere
elektrische verwarmingsmantel(s) en/of een of meer (elektra)schakelbord(en) en/of
- een of meerdere (RVS) pan(nen) en/of een of meerdere braadpannen en/of een of meerdere keramische kookplaten, in elk geval enig(e) goed(eren), waarvan verdachte en/of verdachtes
mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Enexis, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
4.
hij op of omstreeks 1 oktober 2018 te Weerselo, gemeente Dinkelland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- twee, althans een aantal, met teelaarde gevulde bakken en/of
- 52, althans een aantal, assimilatielampen en/of
- een slakkenhuis en/of
- drie, althans een aantal, koolstoffilters
- twee, althans een aantal, watervaten (inhoud 525 liter)
- een aantal zakken teelaarde
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden
dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid
van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
5.
hij in of omstreeks 1 januari 2017 tot en met 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, model P22, kaliber .22LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of drie daarbij behorende patroonmagazijnen voorhanden heeft gehad;
6.
hij in of omstreeks 1 januari 2017 tot en met 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 21 kogelpatronen van het kaliber .22LR voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Feiten 1, 2 en 3
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Ten eerste blijkt niet uit het dossier dat in de ten laste gelegde periode daadwerkelijk methamfetamine is geproduceerd of in de sportschool aanwezig is geweest. Subsidiair voert hij aan dat het onderzoek naar de daadwerkelijke productie van methamfetamine onvolledig is geweest en dat daarom het onderzoek ter terechtzitting moet worden geschorst om vervolgens deze ‘productie- / aanwezigheidsvraag’ aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor te leggen. Ten tweede heeft verdachte geen (voorwaardelijke) opzet gehad op het treffen van voorbereidingshandelingen, produceren of aanwezig hebben van methamfetamine. Ten derde, voor zover toch sprake zou zijn van (voorwaardelijk) opzet, dient de rol van verdachte te worden gekwalificeerd als medeplichtige en niet als (mede)pleger.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging aangevoerd dat het dossier, behalve een aangifte en enkele (niet onderbouwde) aannames, geen wettig bewijs bevat voor het (mede)plegen van diefstal van elektriciteit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen. [1] De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
4.3.2
Achtergrond onderzoek
Op 29 oktober 2020 is door het Team Criminele Inlichtingen van de Landelijke Eenheid (TCI) een afschermprocesverbaal verstrekt met de volgende informatie: “In een van de bedrijfsunits behorend bij perceel [adres 2] is zeer waarschijnlijk een laboratorium gevestigd waar synthetische drugs worden geproduceerd. De huurder van de aldaar gelegen sportschool, genaamd [verdachte] ( [geboortedatum] ), is vermoedelijk bij dit laboratorium betrokken.” [2] Die informatie kwam voort uit een Amsterdams onderzoek genaamd “Ketchikan”. Uit dat onderzoek kwam – kort gezegd – naar voren dat [naam] (hierna: [naam] ) zich vermoedelijk met anderen zou bezighouden met het opzetten en faciliteren van drugslabs. Volgens de verbalisanten wordt in gesprekken met [naam] onder andere verwezen naar “het opzetten van een lab” en “een geheime plek in een sportschool”. [3] Daarmee zou gedoeld worden op de sportschool van [verdachte] in Vroomshoop. Ook zou in die gesprekken versluierde taal worden gebruikt voor het produceren van drugs. [4] Bovendien zou uit dit onderzoek blijken dat [naam] op verschillende dagen en tijdstippen bij zowel de sportschool van [verdachte] in Vroomshoop, als de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] in Beerzeveld is geweest. [5]
4.3.3
Aantreffen drugslab
Naar aanleiding van bovengenoemde TCI verstrekking werd op donderdag 29 oktober 2020 een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam “Zwaluw20”. In dat kader zijn onder andere gesprekken afgeluisterd, personen stelselmatig geobserveerd, camerabeelden opgenomen, is gebruik gemaakt van plaatsbepalingsapparatuur en zijn mastgegevens verzameld . Vervolgens is op 1 november 2020 door de politie binnengetreden in de bedrijfsunits behorend bij het perceel aan de [adres 2] . In dit pand, een bedrijfsverzamelgebouw, was onder andere ‘ [sportschool] ’ gevestigd (hierna: de sportschool). In de sportschool werd achter een wegschuifbare kast een gang ontdekt met daarachter een in werking zijnd drugslab. [6] Op het moment van binnentreden waren [verdachte] (hierna: verdachte of [verdachte] ), [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna [medeverdachte 4] ) in de sportschool aanwezig. [7] Zij zijn allen aangehouden. [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) is eveneens aangehouden in verband met het aantreffen van het drugslab. [8] Hij was kort voor het binnentreden door de politie met zijn auto vertrokken bij de sportschool.
4.3.4
Het onderzoek van het LFO en het NFI
Door de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) is onderzoek gedaan naar de goederen en stoffen die zijn aangetroffen in het lab. [9] Volgens de LFO was de verborgen ruimte ingericht om te worden gebruikt als productielocatie voor de grootschalige vervaardiging van methamfetamine door middel van de AluminiumAlmangaan methode. De aangetroffen chemicaliën betroffen meerdere liters BMK (benzylmethylketon, 1-fenyl-2-propanon), methanol, aceton, ammoniak, ethylacetaat, zoutzuur, methylamine (in methanol) en 2-broom-1-fenyl-1-propanon (in tolueen met een relatief lage concentratie dichloormethaan), en meerdere kilo’s wijnsteenzuur, caustic soda, MAPA (methyl a/fa-fenylacetoacetaat) en kwikchloride. De aangetroffen goederen c.q. apparatuur betroffen meerdere trechters, manuele en elektrische vloeistofpompen, klemdekselvaten, (afvoer)slangen, slakkenhuizen, regentonnen, kuipen, slangenklemmen, halfgelaatsmaskers, ijsemmers, maatbekers, centrifuges, (digitale) pH-meters, zeven, kwikthermometers, balansen, heaters, elektrische verwarmingsmantels, (RVS) pannen, braadpannen en keramische kookplaten. Daarnaast zijn in het drugslab aangetroffen: een diepvrieskist, zuurkoolvat, alcoholthermometer, digitale thermometer en een (elektra)schakelbord.
De LFO concludeert dat de productieruimte op het moment van ontdekken in gebruik was voor de vervaardiging van methamfetamine. De aangetroffen chemicaliën en goederen wijzen op het ter plaatse omzetten van MAPA naar BMK met behulp van een sterk zuur en een eerdere productie van methamfetamine uit BMK. Die vermoedens worden versterkt doordat warme vloeistoffen in een maatbeker respectievelijk in een zuurkoolvat zijn gevonden. Gelet op het aantreffen van minimaal 50 liter BMK zou er ter plaatse vermoedelijk minimaal enige tientallen kilo’s methamfetamine (Crystal meth of ICE) vervaardigd kunnen worden. In dat kader wijst de LFO ook op de aangetroffen limonadeflessen met restanten vloeistof waarin methamfetamine en wijnsteenzuur zijn aangetoond.
Het NFI heeft aanvullend onderzoek gedaan naar het materiaal dat afkomstig is uit het drugslab. [10] In het onderzoeksmateriaal is methamfetamine aangetoond. Daarnaast zijn er BMK, MAPA en grote hoeveelheden chemicaliën, grondstoffen en hulpstoffen aangetroffen.
4.3.5
De tussenconclusie van de rechtbank
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat een deel van de sportschool was ingericht als een locatie voor de grootschalige productie van methamfetamine. Dit volgt uit de verschillende hoeveelheden en soorten chemicaliën, de hoeveelheid en afmeting van de emballage en de overige aanwezige apparatuur. In het drugslab zijn pre-precursoren (MAPA) omgezet naar precursoren (BMK) en zijn vervolgens precursoren omgezet naar methamfetamine. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat sprake was van een actief productieproces op het moment dat de verbalisanten de sportschool betraden. Ook is er daadwerkelijk methamfetamine geproduceerd. Tegen die achtergrond wordt het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om – kort gezegd – aanvullend onderzoek te laten doen, verworpen.
4.3.6
Algemene beschouwingen ten aanzien van de betrokkenheid bij het drugslab
De vervolgvraag is dan welke personen bij dit drugslab betrokken waren en op welke wijze. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , op het moment van binnentreden, in de sportschool aanwezig waren. Buiten hen waren er in de sportschool geen andere personen die het productieproces van methamfetamine hebben kunnen uitvoeren. [medeverdachte 5] was daarnaast kort voor de inval in de sportschool aanwezig.
Uit het dossier komt naar voren dat sprake was van een samenwerkingsverband van verschillende personen met ieder een eigen betrokkenheid. [medeverdachte 5] vervulde hierin een centrale en coördinerende rol. Hij was in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 op verschillende dagen en tijdstippen intensief betrokken bij de opbouw van het drugslab. Hij bracht goederen naar de sportschool, onderhield contacten met de andere betrokkenen en regelde zaken waardoor anderen hun werk konden doen. Zelf was hij ook vaak aanwezig in de sportschool. [medeverdachte 5] stond derhalve aan de spreekwoordelijke wieg van het drugslab in de sportschool. [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] waren allen, zij het op hun eigen manier, als uitvoerder bij het drugslab betrokken. Zij hielden zich intensief bezig met een bepaald onderdeel van het (productie)proces en vormden in zoverre dus een essentiële schakel in het grotere geheel. Zoals de rechtbank hieronder overweegt stelde [verdachte] zijn sportschool beschikbaar voor (de opbouw van) het drugslab en heeft hij toegestaan dat de voor het lab noodzakelijke verbouwingen werden verricht. [verdachte] onderhield ook contacten met de andere betrokkenen en liet hen toe in het pand. Ook heeft hij in het lab aangetroffen goederen besteld en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] vanuit zijn woning naar het drugslab vervoerd. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] waren op hun beurt als ‘koks’ betrokken bij de daadwerkelijke productie van methamfetamine. Uit het dossier blijkt dat zij verstand hadden van het productieproces en dat zij door [naam] naar de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn gebracht om vervolgens in het lab te gaan werken. Zij waren verantwoordelijk voor de feitelijke productie van methamfetamine, waarbij de zogenoemde Mexicaanse methode werd gehanteerd (productie van methamfetamine met gebruikmaking van kwikchloride). [medeverdachte 2] vervulde de rol van ‘bewaker’ c.q. ‘toezichthouder’. Hij is door [naam] naar de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] gebracht om vervolgens het lab in de gaten te houden. [medeverdachte 2] heeft voorafgaand aan de opbouw van het drugslab de geschiktheid van de sportschool als locatie verkend en hield overdag en ’s nachts de wacht in de sportschool. [medeverdachte 2] had dus zicht op het reilen en zeilen binnen de sportschool en daarmee ook ten aanzien van het drugslab. Daarnaast onderhield hij nauw contact met [medeverdachte 5] . Tot slot was [medeverdachte 1] eveneens betrokken bij (de opbouw van) het drugslab. Zij onderhield diverse contacten met personen die bij het drugslab betrokken waren en vervulde bij het productieproces een faciliterende rol. Ook was zij vaak in de sportschool aanwezig.
4.3.7
De specifieke betrokkenheid/medeplegen van verdachte [verdachte]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een ruimte in de sportschool had verhuurd voor (de bouw van) een hennepkwekerij. [11] Hiervoor ontving hij een vergoeding van EUR 10.000,- per maand. Verdachte heeft verder verklaard dat de benodigdheden voor de hennepkwekerij bij hem thuis lagen en dat hij niet bij het drugslab betrokken is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De bijdrage kan ook bestaan in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
De rechtbank is van oordeel dat het medeplegen van zowel feit 1 als feit 2 bewezen kan worden verklaard. De rechtbank motiveert dit als volgt.
Ten eerste was verdachte eigenaar van de sportschool. [12] Hij is daarom in beginsel verantwoordelijk voor wat er in zijn sportschool gebeurt. Daarbij komt dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij beheerder was van het pand en sleutels had van het gehele gebouw. [13] Verdachte kon dus overal komen en had in zoverre zicht op al het reilen en zeilen in de sportschool.
Ten tweede heeft verdachte naar eigen zeggen de sportschool vanaf half augustus 2020 dan wel begin september 2020 aan derden verhuurd voor (de bouw van) een hennepkwekerij. [14] Verdachte wist dus al vanaf het moment dat er voorbereidingen werden getroffen, dat er criminele activiteiten plaatsvonden die verband hielden met verdovende middelen. Die handeling, het beschikbaar stellen van een ruimte, was noodzakelijk voor de voltooiing van de bouw van het drugslab.
Ten derde heeft verdachte op 18 oktober 2020 twee blauwe pannen besteld die op 20 oktober 2020 bij de sportschool zijn geleverd. [15] Soortgelijke pannen zijn ook in het lab aangetroffen. [16] De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte goederen voor het drugslab heeft gekocht.
Ten vierde hebben in de ten laste gelegde periode op verschillende dagen en tijdstippen, verschillende medeverdachten de sportschool ná sluitingstijd bezocht en enige tijd later weer verlaten. Op een aantal van die dagen was verdachte zelf aanwezig. Zo was verdachte op 23 [17] , 24 [18] en 27 [19] oktober 2020 met onder andere medeverdachte [medeverdachte 5] in de sportschool aanwezig. Op 27 oktober 2020 zijn, na sluitingstijd, er door een persoon bovendien vijf zware tassen uit een auto gehaald en naar de sportschool gebracht. [20] Verdachte heeft over de aard en achtergrond van deze bezoeken niets verklaard.
Ten vijfde volgt uit de verschillende bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien genoegzaam dat het medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn geweest die door [naam] naar de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn gebracht in verband met werken in een drugslaboratorium. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 4] naar Vroomshoop is gebracht. [21] [medeverdachte 4] heeft verklaard dat de bestuurder hen ergens heeft afgezet en dat ze opgehaald zijn door de partner van die mevrouw (de rechtbank begrijpt dat [verdachte] bedoeld wordt). [22] Kort na hun aankomst in Vroomshoop op de avond van 30 oktober 2020 worden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 1 november 2020 aan het begin van de middag aangetroffen in de sportschool waarin het drugslab zich bevindt. [23] Van [medeverdachte 4] bevindt zich DNA materiaal op twee maskers [24] waarop zich ook methamfetamine bevindt. [25] Het kan dus niet anders dan dat het ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn die de ochtend van 31 oktober 2020 weer door [verdachte] worden opgehaald en op 31 oktober 2020 samen met [verdachte] ’s middags weer bij de sportschool arriveren. Verdachte heeft [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] derhalve vervoerd en hen onderdak geboden. Zonder zijn hulp konden zijn hun werkzaamheden in het drugslab niet uitvoeren. Zij hebben namelijk geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de bijdrage van verdachte van een zodanig gewicht is geweest dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten kan worden gesproken. De rechtbank vindt daarmee bewezen dat hij als medepleger heeft te gelden, zowel ten aanzien van feit 1 als feit 2.
4.3.8
Opzet van [verdachte]
De vervolgvraag is of verdachte ook (voorwaardelijk) opzet had op de productie en het voorhanden hebben van goederen ten behoeve van de productie van methamfetamine. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Bij beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, moet worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Uit de verklaring van verdachte zelf blijkt dat hij – tegen vergoeding – wilde meewerken aan (de opbouw van) een hennepkwekerij in zijn sportschool. Verdachte heeft zich daarmee bewust ingelaten met criminele activiteiten die verband houden met verdovende middelen. Daar komt bij dat verdachte, zoals uit het hiervoor overwogene volgt, als medepleger een belangrijke en tijdrovende rol had bij het faciliteren van de werkzaamheden in en rondom het drugslab en aldus inzicht moet hebben gehad op wat zich in zijn sportschool afspeelde. Verdachte heeft daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er ook andere niet-legale middelen zouden worden geproduceerd, zoals methamfetamine, en dat de stoffen en goederen die zich in de sportschool bevonden hiertoe dienden. De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de productie van methamfetamine en op de voorbereidingshandelingen.
Feit 1
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het onder 1 ten laste gelegde feit van voldoende gewicht is. Uit de aard van de handelingen en de betrokkenheid van verdachte blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het verweten gronddelict en op het medeplegen daarvan. De rechtbank acht daarom het medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van een (grote) hoeveelheid methamfetamine wettig en overtuigend bewezen. Van het ten laste gelegde verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van diezelfde methamfetamine is niet gebleken, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode knoopt de rechtbank aan bij 30 oktober 2020, de datum waarop de ‘koks’, zijnde medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , naar de woning van verdachte zijn gebracht. Vanuit die woning zijn zij vervolgens naar het drugslab gegaan. De rechtbank zal daarom ten aanzien van feit 1 de periode van 30 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Feit 2
Voor het onder 2 ten laste gelegde feit, het medeplegen van het voorhanden hebben van goederen ten behoeve van de productie van methamfetamine, geldt dat voor een bewezenverklaring ook vastgesteld moet kunnen worden dat de in de sportschool aangetroffen stoffen en goederen in de machtssfeer van verdachte zijn geweest en dat verdachte wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat die goederen bestemd waren voor de productie van methamfetamine. De rechtbank is op basis van de hiervoor uiteengezette feiten en omstandigheden van oordeel dat aan die vereisten is voldaan en dat het niet anders kan dan dat verdachte en zijn mededaders wisten dat die goederen bestemd waren voor het productieproces. De rechtbank wijst in dat kader in het bijzonder op de omstandigheid dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij beheerder was van het pand en sleutels had van het gehele gebouw. De rechtbank stelt bovendien vast dat het voorhanden hebben van deze goederen en stoffen naadloos aansluit op het actieve productieproces
.Met betrekking tot deze in het drugslab aangetroffen stoffen en goederen acht de rechtbank dan ook het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat dat er vanaf 5 oktober 2020 voorbereidingen zijn getroffen voor de bouw van het drugslab. [26] Op die datum komt medeverdachte [medeverdachte 5] voor het eerst bij de sportschool in Vroomshoop. [27] De rechtbank zal daarom ten aanzien van feit 2 de periode van 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 bewezen verklaren.
Feit 3
Ten aanzien van feit 3, het medeplegen van de diefstal van elektriciteit, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier blijkt dat er een aftakking is gemaakt naar de elektrische installatie en de daarop aangesloten apparatuur. [28] Dit was buiten de meetinrichting van Enexis Netbeheer om. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is. Het drugslab en de gemanipuleerde elektriciteitsmeter bevonden zich in de sportschool van verdachte. [29] Verdachte was naast eigenaar van de sportschool bovendien ook beheerder van het pand. Hij had in zoverre dus zicht op de meetinrichting(en) of had dat moeten hebben. [30] Verdachte kwam bovendien dagelijks in de sportschool, ook buiten de openingstijden om. Tegen die achtergrond is het, zoals verdachte wil doen voorkomen, volstrekt onwaarschijnlijk dat hij niet in de gaten heeft gehad dat de elektriciteitsmeter was gemanipuleerd. Daarbij komt dat verdachte nauw en bewust samenwerkte met anderen bij de productie van die verdovende middelen en bij de voorbereiding van diezelfde productie. De rechtbank wijst naar de hiervoor uiteengezette gedragingen van verdachte waaruit zijn betrokkenheid blijkt. Verdachte was geenszins een van niets wetende verhuurder van een ruimte in zijn sportschool. Dit betekent dat de diefstal van stroom door verdachte kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ten aanzien van - specifiek - de diefstal van elektriciteit heeft samengewerkt met anderen, zodat verdachte van het ten laste gelegde medeplegen zal worden vrijgesproken.
Feit 4
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft bekend dat de ten laste gelegde goederen in de door hem gehuurde woning bestemd waren voor een hennepkwekerij.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [31] .
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 februari 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlage, van verbalisanten W.A. van Eekelen en H.J. Kolkman, van 2 oktober 2018, pagina’s 3 t/m 51 voor zover inhoudende, het relaas van de verbalisanten;
3. Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige] , met bijlagen, van 1 oktober 2018, pagina’s 62 t/m 92 voor zover inhoudende, het relaas van de verbalisant.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
Feiten 5 en 6
4.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van het onderdeel patroonmagazijnen onder feit 1, omdat dit reeds onder feit 2 ten laste is gelegd.
4.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.9
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [32] .
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 februari 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 11 november 2021, pagina’s 03012 t/m 03015 voor zover inhoudende, het relaas van de verbalisant;
3. Het proces-verbaal onderzoek wapen, met fotobijlage van verbalisant [verbalisant] , van 24 december 2021, pagina’s 03064 t/m 03072 voor zover inhoudende, het relaas van de verbalisant.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
4.1
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 30 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken, van een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen, voorhanden heeft gehad voorwerpen en stoffen, te weten:
- meerdere liter(s) BMK (benzylmethylketon, 1-fenyl-2-propanon) en methanol en aceton en ammoniak en ethylacetaat en zoutzuur en methylamine (in methanol) en 2-broom-1-fenyl-1-propanon (in tolueen met een relatief lage concentratie dichloormethaan) en
- meerdere kilos wijnsteenzuur en caustic soda en MAPA en kwikchloride en
- meerdere trechter(s) en meerdere manuele en elektrische vloeistofpompen en meerdere klemdekselvaten en meerdere slangen en meerdere afvoerslangen en meerdere slakkenhuizen en meerdere regentonnen en meerdere kuipen en meerdere slangenklemmen en meerdere halfgelaatsmaskers en meerdere ijsemmers en een diepvrieskist en meerdere maatbekers en meerdere centrifuges en een zuurkoolvat en een of meerdere (digitale) pH-meter en meerdere zeven en meerdere kwikthermometers en een alcoholthermometer en meerdere balansen en een digitale thermometer en meerdere heaters en meerdere elektrische verwarmingsmantels en een (elektra)schakelbord en
- meerdere (RVS) pannen en meerdere braadpannen en meerdere keramische kookplaten,
waarvan verdachte en verdachtes mededaders wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand, elektriciteit, toebehorende aan Enexis, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die elektriciteit wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4.
hij op 1 oktober 2018 te Weerselo, gemeente Dinkelland voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten
- twee, althans een aantal, met teelaarde gevulde bakken en
- 52, althans een aantal, assimilatielampen en
- een slakkenhuis en
- drie, althans een aantal, koolstoffilters en
- twee, althans een aantal, watervaten (inhoud 525 liter) en
- een aantal zakken teelaarde
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, model P22, kaliber .22LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en drie daarbij behorende patroonmagazijnen voorhanden heeft gehad;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 november 2020 te Vroomshoop, gemeente Twenterand munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 21 kogelpatronen van het kaliber .22LR voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. In het bijzonder merkt de rechtbank op dat de bestanddelen “voorwerpen en stoffen” ontbreken in de tenlastelegging. De rechtbank leest de tenlastelegging op dit punt verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10, 10a en 11a van de Opiumwet, de artikelen 47, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert de volgende misdrijven op:
feit 1
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het medeplegen van, een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 4
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 36 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de (hoogte van de) straf rekening moet worden gehouden met de volgende omstandigheden.
Ten aanzien van het drugslab (feiten 1, 2 en 3) was de betrokkenheid van verdachte beperkt, kortdurend en had slechts betrekking op één locatie. Daarnaast heeft verdachte langdurig in voorlopige hechtenis gezeten. Verder was er veel negatieve media-aandacht en is de sportschool gedwongen gesloten. Ten slotte is de samenloopregeling van toepassing en is er sprake van een (lichte) overschrijding van de redelijke termijn. Ten aanzien van feit 4 wijst de raadsman op de relatief beperkte omvang van de aangetroffen goederen, de overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twee jaren en de omstandigheid dat de zaak oorspronkelijk zou worden afgedaan via een ‘mildere’ OM-hoorzitting. Wat betreft het voorhanden hebben van een wapen en munitie (feiten 5 en 6) wijst de raadsman op de coöperatieve houding van verdachte, het ontbreken van een criminele intentie en de gewijzigde oriëntatiepunten wat betreft verboden wapenbezit vanaf 2 juli 2021.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft een deel van zijn sportschool ter beschikking gesteld voor de grootschalige productie van methamfetamine. In de sportschool is een zeer omvangrijk drugslaboratorium opgebouwd in een daartoe gecreëerde verborgen ruimte. Verdachte onderhield bovendien intensieve contacten met andere bij het lab betrokken personen. Verdachte heeft een aanzienlijke faciliterende en uitvoerende rol gehad bij (de opbouw van) het drugslab en de voorbereiding van de productie. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Hij heeft bovendien elektriciteit weggenomen. Dit alles heeft er in geresulteerd dat in de sportschool van verdachte op grote schaal methamfetamine kon worden geproduceerd. Dat er slechts een geringe hoeveelheid methamfetamine is aangetroffen doet daar niet aan af. Tijdig ingrijpen door de politie heeft de productie van een grote hoeveelheid voorkomen.
Voor wat betreft de stof methamfetamine of chrystalmeth zoals het ook wel wordt genoemd, kan worden gesteld dat dit wellicht de meest gevaarlijke drug is die momenteel op de markt wordt gebracht. Een kleine zoektocht op het internet is voldoende om het gevaar voor de volksgezondheid van die drug in beeld te brengen. Methamfetamine werkt bijzonder verslavend en deze drug heeft op de mens een bijna verwoestende uitwerking. Met een aan drugs verslaafde zoon zou verdachte dit als geen ander moeten weten. De grondstoffen van methamfetamine zijn bijzonder schadelijk voor de volksgezondheid en ook het milieu. Van de productie van synthetische drugs is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van (milieu)criminaliteit.
Door zijn vergaande betrokkenheid is verdachte als medepleger verantwoordelijk voor de schade die door deze synthetische drug wordt veroorzaakt bij de gebruikers en de gevaren die de productie van deze synthetische drugs met zich meebrengt. Dit klemt temeer nu er in het bedrijfsverzamelgebouw waar de sportschool onderdeel van uitmaakte, ook een kinderopvang was gevestigd. Verdachte heeft die risico’s op de koop toe genomen en heeft gedacht op een voor hem eenvoudige manier wat geld bij te kunnen verdienen door zijn sportschool voor dit productieproces beschikbaar te stellen.
Daarbij komt dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen bestemd tot het plegen van hennepteelt. Verdachte was kennelijk bezig een hennepkwekerij op te zetten. Met zijn handelen heeft de verdachte de illegale hennepteelt en hennephandel willen faciliteren. Tot het telen van hennep is het niet gekomen door de oplettendheid en de doortastendheid van omwonenden en de verhuurder.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte de ernst, impact en risico’s van (het produceren van) verdovende middelen niet lijkt te willen onderkennen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Dit vuurwapen is aangetroffen in zijn sportschool. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Ongecontroleerd wapenbezit brengt een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik met zich, naast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit is dan ook een ernstig feit dat de verdachte zwaar wordt aangerekend, zeker in samenhang met het drugslaboratorium dat in de sportschool is aangetroffen.
Persoon van verdachte en de redelijke termijn
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte - blijkens een uittreksel van de justitiële documentatie van 19 januari 2022 - niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 26 januari 2022 waaruit de persoonlijke omstandigheden van verdachte blijken. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van de redelijke termijn overweegt de rechtbank als volgt. De redelijke termijn dient te worden berekend vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 is de redelijke termijn aangevangen op de datum dat verdachte in verzekering is gesteld, te weten op 1 november 2020. De rechtbank gaat vervolgens uit van een redelijke termijn van twee jaren, nu verdachte niet vanaf de datum van inverzekeringstelling tot aan de inhoudelijke behandeling van de zitting continue in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De voorlopige hechtenis is namelijk geschorst met ingang van 17 september 2021. Ten aanzien die feiten is van een overschrijding van de redelijke termijn daarom geen sprake. Met betrekking tot feit 4 is de redelijke termijn aangevangen op 28 januari 2022, zijnde de datum van de betekening van de dagvaarding. Van een overschrijding van de redelijke termijn is formeel dus geen sprake. Dit laat onverlet dat verdachte relatief lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd, nu hij reeds op 2 april 2019 bij de politie is gehoord. De rechtbank acht dit feit 4 daarom niet van betekenis voor de uiteindelijke (hoogte van de) strafoplegging.
Strafoplegging
De rechtbank is op grond van dit alles van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en gelet ook op de straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd, een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Oplegging van een dergelijke straf is ook noodzakelijk om een voldoende afschrikwekkend effect te bewerkstelligen en recidive te voorkomen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 57 en 91 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de verdediging tot het doen van aanvullend onderzoek;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het medeplegen van, een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 4
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
-verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
-veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, met nummer ONR020101. Tenzij in de voetnoot anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Z20014, pagina 010129.
3.Een geschrift, zijnde een afschrift van een telefoongesprek, pagina’s 010076 tot en met 010079.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 010130 tot en met 010137.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 010130 tot en met 010137.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina 010250.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant AOT NON 343, pagina 010246.
8.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, pagina’s 010248 tot en met 010249.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 010254 tot en met 010261.
10.Het deskundigenverslag van het NFI, opgemaakt door dr. J.D.J. van den Berg van 12 maart 2021, nr. 2020.12.17.158, pagina’s 010300 tot en met 010305.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 2 november 2020, pagina 010547.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina 010211.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 1 november 2020, pagina 010543.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 1 november 2020, pagina 010548.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina 010525.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina 010259.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 010100 tot en met 010108.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 010100 tot en met 010108.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 010126 tot en met 010128.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina 010127.
21.Het proces-verbaal van verhoor verdacht [medeverdachte 3] van 1 november 2020, pagina 010591.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdacht [medeverdachte 4] van 2 november 2020, pagina 010648.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant AOT NON 343, pagina 010246.
24.Rapport DNA-onderzoek van rapporteur [verbalisant] van 28 januari 2021, pagina’s 010410 t/m 010416.
25.NFI rapport onderzoek naar sporen drugs en drugsprecursoren op twee halfgelaatsmaskers van dr. J.D.J. van de Berg van 21 juli 2021, pagina’s 010669 t/m 010673.
26.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 010120 tot en met 010125.
27.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten G-109, T-827, G-139, T-060, S-090. T-1192, G-2Ö9 enT-329, pagina’s 010080 tot en met 010082.
28.Een geschrift zijnde de aangifte van Enexis Netbeheer B.B, pagina’s 02009 tot en met 020024.
29.Een geschrift zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel, pagina 020008.
30.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 1 november 2020, pagina 010543.
31.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, met nummer PL0600-2018436564. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
32.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, met nummer PL0600-2021523300-3. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.