ECLI:NL:RBOVE:2022:777

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
08-070742-21 en 08-026992-20 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en andere strafbare feiten door schieten door de brievenbus

Op 22 maart 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en andere strafbare feiten. De verdachte schoot op 11 maart 2021 met een vuurwapen door de brievenbus van de woning van zijn zus, zwager en hun drie minderjarige kinderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk handelde, met de intentie om de aanwezige personen te doden. De verdachte had eerder dreigende boodschappen gestuurd en was gewapend naar de woning gegaan. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes jaar op, naast een contact- en gebiedsverbod van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het bezit van hennep en een stroomstootwapen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die zich in hun eigen huis niet veilig voelden. De verdachte werd ook veroordeeld voor vernieling van eigendommen van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-070742-21 en 08-026992-20 (ttz. gev.) (P)
Datum vonnis: 22 maart 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 maart 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J. Bronkhorst en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-070742-21
feit 1, primair, subsidiair, meer subsidiair:met een vuurwapen door de brievenbus van de woning van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] heeft geschoten. Primair is dit ten laste gelegd als een poging tot doodslag, subsidiair als een poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:een deur, muur en fotolijst van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft vernield.
parketnummer 08-026992-20
feit 1:meerdere goederen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die kunnen worden gebruikt bij illegale hennepteelt;
feit 2:een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
feit 3:ongeveer 1.130 gram hennep aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-070742-21
1.
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere personen, welke zich bevonden in een woning gelegen aan [adres 1] (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere andere personen, te weten minderjarige kinderen) opzettelijk van het leven te beroven de brievenbus in de voordeur van die woning open heeft gedaan/gehouden en/of een of meerdere keren met een vuurwapen door die brievenbus in die woning heeft geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meerdere personen, welke zich bevonden in een woning gelegen aan [adres 1] (te weten [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of een of meerdere andere personen, te weten minderjarige kinderen) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen de brievenbus in de voordeur van die woning open heeft gedaan/gehouden en/of een of meerdere keren met een vuurwapen door die brievenbus in die woning heeft geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een of meerdere personen, welke zich bevonden in een woning gelegen aan [adres 1] (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere andere personen, te weten minderjarige kinderen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door
- ( via de telefoon) dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “kom naar buiten of ik schiet jullie allemaal dood, ook jullie kinderen” en/of “als je nu de deur niet opent, breek ik de deur open en vermoord ik jullie”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de brievenbus in de voordeur van die woning open te doen/houden en/of een of meerdere keren met een vuurwapen door die brievenbus in die woning te schieten;
2.
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een muur en/of een fotolijst, in de woning gelegen aan [adres 1] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 08-026992-20
1.
hij op of omstreeks 30 april 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) stoffen en/of voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten:
- 5 armaturen
- 8 assimilatielampen
- 1 dompelpomp
- 1 schakelbord met tijdschakelaar
- l PH-meter
- 6 voorschakelapparaten (trafo's)
- 2 slakkenhuizen
- 1 verwarming
- Diverse elektriciteitssnoeren
- flexibele slang
- 1 weegschaal,
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.
hij op of omstreeks 30 april 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen in de vorm van een zaklantaarn en/of voorzien van het opschrift police en/of flashlight, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 30 april 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1130 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Voeging van zaken

Op de terechtzitting van 14 september 2021 heeft de rechtbank de voeging bevolen van onderhavige zaken, omdat de rechtbank van oordeel is dat gevoegde behandeling in het belang is van het onderzoek.
4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting de rechtbank verzocht de gevoegde zaken op de voet van artikel 285, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te splitsen, omdat er geen verband bestaat tussen de zaken.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het verzoek van de raadsman is een herhaling van het verweer tegen de voeging dat op 14 september 2021 is gevoerd. Er zijn nu echter minder en geen nieuwe argumenten aangevoerd door de raadsman. De rechtbank overweegt dat het verband tussen de zaken reeds is gelegen in de persoon van verdachte. Slechts in uitzonderlijke gevallen zullen gelijktijdig behandelde zaken die zien op één verdachte niet worden gevoegd, bijvoorbeeld als het (opsporings)onderzoek met betrekking tot een deel van de feiten nog niet zittingsrijp is. De rechtbank is van oordeel dat het belang van het voegen van de zaken sowieso is dat door één vonnis te wijzen rekening kan worden gehouden met alle feiten en persoonlijke omstandigheden, en dus ook de samenhang daartussen.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman dan ook af.

5.De bewijsmotivering

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van het aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder parketnummer
08-070742-21 onder 1 primair en 2, en de onder parketnummer 08-026992-20 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder parketnummer 08-070742-21 ten laste gelegde feiten, vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Wat betreft het onder parketnummer 08-026992-20 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Parketnummer 08-070742-21
5.3.1.1 Inleiding
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 maart 2021 heeft een persoon met een vuurwapen door de brievenbus in de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan [adres 1] in Hengelo (O) geschoten. Op dat moment waren [slachtoffer 1] (zwager van verdachte) en [slachtoffer 2] (zus van verdachte) samen met hun drie kinderen in de woning aanwezig.
5.3.1.2 Is verdachte de schutter?
De rechtbank dient allereerst vast te stellen of verdachte de schutter is geweest.
Op basis van de onderstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is die op 11 maart 2021 met een wapen heeft geschoten.
Op 11 maart 2021 werd [slachtoffer 1] rond 20:00 uur via WhatsApp gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Toen [slachtoffer 1] de telefoon opnam zei een mannenstem tegen hem dat hij de deur open moest doen, waarna de verbinding werd verbroken. [slachtoffer 1] belde dit voor hem onbekende nummer terug en vroeg met wie hij sprak. [slachtoffer 1] hoorde de persoon aan de telefoon zeggen: “Ik ben het broertje van je vrouw” en “Doe de deur open”. Hierop zei [slachtoffer 1] : “ [verdachte] , wat is er?”. Toen [slachtoffer 2] dit hoorde is zij met de drie minderjarige kinderen naar zolder gegaan, waar zij zich in een kast hebben verstopt. Nadat [slachtoffer 2] naar boven was gegaan hoorde [slachtoffer 1] de persoon nog een paar keer schreeuwen dat hij, [slachtoffer 1] , de deur open moest doen. [slachtoffer 1] hoorde dit door de telefoon en door de voordeur. De persoon hing vervolgens weer op. [slachtoffer 1] hoorde op dat moment ook de deurbel en het klepperen van de brievenbus. [slachtoffer 1] is toen, door de hal en langs de voordeur, naar boven gegaan, waar hij de persoon nogmaals heeft gebeld. [slachtoffer 1] hoorde de persoon zeggen: “Als je nu de deur niet opent, breek ik de deur open en vermoord ik jullie” en “Kom naar buiten, we gaan met jouw auto”. Hierop klonk een harde knal.
De overbuurvrouw, [getuige 1] , hoorde op 11 maart 2021 rond 19:55 uur een scooter en zag dat die stilstond voor het perceel van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bij de scooter zag zij een jongeman van tussen de 185 en 190 centimeter lang. Hij had een slank postuur, droeg een donkere hoody en had een korte donkere jas aan.
[getuige 2] zag op 11 maart 2021 rond 20:00 uur bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een Syrische of Turkse jongeman van rond de 30 jaar met een lang, smal figuur. De persoon had een lichte stoppelbaard, was in het donker gekleed en droeg een hoody. De persoon had een zwarte scooter bij zich. Op het windscherm van die scooter zat een sticker met iets van een R.
Uit forensisch onderzoek voor en in de woning aan [adres 1] in Hengelo is het volgende gebleken.
Links voor de opstap voor de woning werd een 7.65 mm volmantel centraalvuur patroon aangetroffen, zonder slagpininslag op de hulsbodem. Hoger gelegen, op de opstap links voor de voordeur werd een patroonhuls aangetroffen, eveneens van het kaliber 7.65 mm, met een inslag van de slagpin.
In het midden van de voordeur van de woning zat horizontaal een klepbrievenbus met een opgaande metalen klep aan de buitenkant. Vanwege de aan de binnenzijde van de brievenbus gevestigde tochtborstel was er geen zicht naar binnen. Onder en boven de brievenbus zaten ruiten, zijnde reliëfglas welke de in- en doorkijk belemmeren. Achter de voordeur hing een ondoorzichtig verduisterend gordijn. Ter hoogte van de brievenbus, vanaf de grond op een hoogte van 97,5 centimeter, zat een gat in het gordijn met daaromheen beroeting, mogelijk afkomstig van de mondingsvlam dan wel door kruitsporen.
Achter de voordeur zit een hal met aan het einde een deur naar de woonkamer. De deur is van boven tot onder voorzien van vier ruiten die zijn geplaatst in een houten frame. Rechts in het frame van deze deur, zijnde scharnierzijde, zijnde halzijde, werd een ronde beschadiging rechts naast de tweede ruit van boven geconstateerd. Dit betrof een doorschot. Aan de andere zijde van de deur bevond zich op dezelfde hoogte ook een beschadiging. Delen hout van het frame van de deur lagen verspreid in de woning op afstanden van meerdere meters. Op enkele centimeters van de deur vandaan, in de woonkamer, lag een projectiel, gelijkend qua afmeting, vorm en kleur op het projectiel dat buiten werd aangetroffen.
Aan de hand van het vastgestelde sporenbeeld wordt het zeer waarschijnlijk geacht dat er door de brievenbus in de woning is geschoten met een semi automatisch vuurwapen, terwijl de schutter geen zicht had op de gang.
[slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat op de kamermuur een kras zat en dat de kogel is gestopt op een metalen fotolijst van de kinderen.
Verdachte werd op 12 maart 2021 aangehouden in het bedrijfspand aan [adres 2] te Hengelo. In dit bedrijfspand werd een zwarte scooter aangetroffen van het merk Peugeot, type VClic, met kenteken [kenteken] . Op het windscherm van de scooter zat een rode sticker met de hoofdletter R. Uit onderzoek is gebleken dat het windscherm vanuit de fabriek niet met een rode R wordt geleverd, waardoor sprake is van meer onderscheidend vermogen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gebruikmaakte van de aangetroffen scooter.
Verder werd in het bedrijfspand een blauwe hoody van het merk Nike aangetroffen. Op de binnenzijde van de kraag en de binnenzijde van het rechtermanchet van de hoody is een DNA-hoofdprofiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte (bewijskracht van meer dan 1 miljard).
Deze hoody is ook onderzocht op aanwezigheid van schotresten. Door het NFI zijn twee hypotheses opgesteld.
Hypothese 1: op de bemonsteringen van de mouwen van de hoody zijn schotresten aanwezig Hypothese 2: op de bemonsteringen van de mouwen van de hoody zijn géén schotresten aanwezig.
Het aantreffen van de bevindingen zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer er schotresten op de mouwen van de hoody aanwezig zijn, dan wanneer er geen schotresten aanwezig zijn. Hieruit concludeert de rechtbank, met inachtneming van de rest van het dossier, dat er op de mouwen van de hoody schotresten aanwezig waren.
Aan het door de verdediging geschetste scenario gaat de rechtbank voorbij. Verdachte heeft eerst ter terechtzitting verklaard dat hij niets met de schietpartij te maken heeft en dat hij op 11 maart 2021 rond 20:00 uur televisie zat te kijken in zijn woning in Gronau of dat hij zijn hond aan het uitlaten was. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen redelijke, de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden ontzenuwende verklaring heeft gegeven die maakt dat alle voornoemde bevindingen anders moeten worden beoordeeld. Dit geldt ook voor de verklaring van verdachte dat hij met oud en nieuw in Duitsland met een alarmpistool heeft geschoten, waardoor die schotresten mogelijk toen op de trui zijn gekomen.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden vast dat verdachte op 11 maart 2021 met een vuurwapen door de brievenbus in de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten.
5.3.1.3 Heeft verdachte opzet gehad op de dood van de in de woning aanwezige personen?
De vraag die de rechtbank voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag moet beantwoorden is of verdachte (voorwaardelijke) opzet had op de dood van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de kinderen. Omdat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om boos opzet te kunnen vaststellen, moet worden bekeken of verdachtes opzet in voorwaardelijke zin was gericht op de dood van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de kinderen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de drie kinderen – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Verdachte is met een vuurwapen en munitie naar de woning van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de kinderen gegaan. Daar aangekomen heeft hij [slachtoffer 1] meerdere malen door de telefoon en de voordeur gesommeerd om de deur te open, anders zou verdachte het gezin vermoorden. Gelet hierop en op het gegeven dat [slachtoffer 1] verdachte door de voordeur hoorde praten, waardoor kan worden aangenomen dat verdachte [slachtoffer 1] ook door die deur hoorde praten, stelt de rechtbank vast dat verdachte wist dat de bewoners aanwezig waren in de woning. Toen de deur niet werd opengedaan heeft verdachte door de brievenbus in de voordeur van de woning geschoten. Op dat moment kon hij niet zien of er iemand in de hal stond of liep vanwege een achter de voordeur hangend verduisterend gordijn. De hoogte van de schotsbaan was 97,5 centimeter.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de kinderen in het leven heeft geroepen en deze kans ook bewust heeft aanvaard. Het met een vuurwapen door de brievenbus in de voordeur van een woning schieten, terwijl verdachte wist dat er mensen in de woning aanwezig waren en hij niet kon zien waarop hij schoot, is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het doden van iemand. Gelet op de hoogte van de schotsbaan had de kogel vitale lichaamsdelen kunnen raken van de in de woning aanwezige personen. Daarbij komt dat verdachte - door dreigingen te uiten - [slachtoffer 1] heeft geprobeerd om naar de voordeur van de woning te laten komen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De overwegingen van de rechtbank over het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden vast dat verdachte, door met een vuurwapen door de brievenbus te schieten, opzettelijk en wederrechtelijk de deur, muur en fotolijst van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft vernield. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
5.3.2
Parketnummer 08-026992-20
De overwegingen van de rechtbank over het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-070742-21
1.
hij op 11 maart 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om personen, welke zich bevonden in een woning gelegen aan [adres 1] (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en minderjarige kinderen) opzettelijk van het leven te beroven, de brievenbus in de voordeur van die woning open heeft gedaan/gehouden en met een vuurwapen door die brievenbus in die woning heeft geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 maart 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een deur en een muur en een fotolijst, in de woning gelegen aan [adres 1] , toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft vernield;
parketnummer 08-026992-20
1.
hij op 30 april 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten:
- 5 armaturen;
- 8 assimilatielampen;
- 1 dompelpomp;
- 1 schakelbord met tijdschakelaar;
- l PH-meter;
- 6 voorschakelapparaten (trafo's);
- 2 slakkenhuizen;
- 1 verwarming;
- diverse elektriciteitssnoeren;
- flexibele slang;
- 1 weegschaal,
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.
hij op 30 april 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen in de vorm van een zaklantaarn en voorzien van het opschrift police en flashlight, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 30 april 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk aanwezig heeft gehad 1130 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 287 juncto 45 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de artikelen 11 juncto 3 en 11a van de Opiumwet en artikel 26 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-070742-21
feit 1, primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
parketnummer 08-026992-20
feit 1
het misdrijf: voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun drie kinderen, en een locatieverbod van één kilometer rond de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voor de duur van drie jaren. Iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt zal vervangende hechtenis moeten worden toegepast voor de duur van zeven dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte voor het onder parketnummer 08/026992-20 een taakstraf op te leggen tussen de 60 en 120 uren met daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een vuurwapen door de brievenbus van de woning van zijn zus [slachtoffer 2] en zwager [slachtoffer 1] en hun drie minderjarige kinderen te schieten. Dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen en niemand door een kogel is geraakt, is slechts een gelukkige omstandigheid die zeker niet aan verdachte is te danken.
Verdachte heeft zonder enige aanleiding met een vuurwapen door de brievenbus van de woning van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun kinderen geschoten, een plek waar zij zich te allen tijde veilig horen te voelen. Dit veiligheidsgevoel heeft verdachte ernstig aangetast. Hij heeft met zijn handelen enorme angst en gevoelens van onveiligheid bij het gezin van zijn zus veroorzaakt. Dit blijkt uit het uitgeschreven 112 gesprek met [slachtoffer 2] , waarin is te lezen dat er paniek in de stemmen is te horen en dat door een kind wordt gevraagd of ze dood gaan. Dit moet afschuwelijk zijn geweest.
Verdachte is naar de woning van zijn zus, zwager en hun kinderen gegaan, terwijl hij in een andere stad woont of verblijft. Hij is daar naartoe gegaan met een vuurwapen, heeft gecontroleerd of de slachtoffers thuis waren en zijn zwager naar de voordeur proberen te lokken. Daarna schiet verdachte. De omstandigheden die voorafgaan aan het schieten wijzen op een voorafgaand plan om in ieder geval zijn zwager om het leven te brengen. De officier van justitie had in plaats van poging tot doodslag ook poging tot moord aan de rechtbank kunnen voorleggen. Ongeacht de vraag of dat tot een bewezenverklaring zou leiden (daar is immers geen discussie over gevoerd) wegen de genoemde omstandigheden mee bij de waardering van de ernst van het feit.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door gedragingen als de onderhavige gevoelens van maatschappelijke onrust en onveiligheid ontstaan, in het bijzonder bij omwonenden van de woning. Verdachte heeft midden op de avond in een rustige woonwijk met een vuurwapen geschoten, waarvan buurtbewoners getuige zijn geweest. Verdachte heeft hiermee ook bij de bewoners van die wijk angst en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Naast de poging doodslag heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan nog vier strafbare feiten. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een deur, muur en fotolijst, aan het opzettelijk aanwezig hebben van 1130 gram hennep, het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en aan het voorhanden hebben van goederen, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11 van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Ook dit zijn ernstige strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 november 2021;
  • het Pro Justitia rapport van 23 juli 2021, opgemaakt door drs. J. Yntema, GZ-psycholoog;
  • het Pro Justitia rapport na klinische observatie in het Pieter Baan Centrum van 4 februari 2022, opgemaakt door C.A.M. van der Meijs, psychiater, en I. Schilperoord, GZ-psycholoog;
  • het reclasseringsadvies van 15 februari 2022, opgemaakt door C.T. Dellwig, reclasseringswerker bij het Leger des Heils.
Doordat verdachte welbewust niet heeft willen meewerken aan het persoonlijkheids- en reclasseringsonderzoek, heeft de rechtbank geen inzicht kunnen krijgen in de psychische gesteldheid van verdachte en de drijfveren die hem tot zijn daad hebben gebracht. Daardoor bestaat ook niet de mogelijkheid om te onderzoeken of en in hoeverre er in de toekomst herhalingsgevaar bestaat en of dit gevaar misschien door middel van een eventuele behandeling zou kunnen worden afgewend, in plaats van het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte waaruit onder meer blijkt dat verdachte in 2017 een strafbeschikking heeft gehad voor overtreding van de Wet wapens en munitie en verdachte in het verleden meerdere keren veroordeeld is geweest voor geweldsmisdrijven.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten, waarbij de bewezen verklaarde poging tot doodslag als het meest ernstig dient te gelden, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur. De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, aangezien de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten.
De rechtbank overweegt dat zij onder de hiervoor genoemde omstandigheden bij een voltooide doodslag aan verdachte een gevangenisstraf van meer dan tien jaren zou hebben opgelegd. De rechtbank heeft geen omstandigheden gehoord of gelezen die strafverminderend zouden moeten werken en ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr opleggen, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod. Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct op indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1982, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1981, en hun drie kinderen. Het locatieverbod houdt in dat verdachte zich niet zal ophouden aan de [adres 1] te Hengelo (O). Het contact- en locatieverbod geldt voor de duur van drie jaren, waarbij wordt bevolen dat bij iedere overtreding vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van zeven dagen, met een maximum van zes maanden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 38w, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-070742-21 onder 1 primair en 2, en het onder parketnummer 08-026992-20 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-070742-21
feit 1, primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
parketnummer 08-026992-20
feit 1
het misdrijf: voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08-070742-21 onder 1 primair en 2, en het onder parketnummer 08-026992-20 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1982, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1981, en hun drie kinderen;
- beveelt dat de verdachte zich gedurende 3 (drie) jaren niet zal ophouden aan de [adres 1] te Hengelo (O);
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
7 (zeven) dagenhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.
Buiten staat
Mr. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-070742-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R021028. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en 2

1.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 78 t/m 80):

Vandaag, 11 maart 2021, was ik samen met mijn vrouw en drie kinderen in mijn woning aan [adres 1] in Hengelo (O). Rond 20:00 uur werd ik gebeld door een voor mij onbekend nummer [telefoonnummer] . Ik hoorde de mannenstem zeggen 'Doe de deur open' en dat de verbinding werd verbroken. Ik besloot om terug te bellen en heb gevraagd wie hij was. Ik hoorde dat hij zei: “Ik ben het broertje van je vrouw”. Ik heb toen gezegd: “ [verdachte] , wat is er?” Ik kreeg geen ontkennende reactie, maar hij reageerde door te zeggen: “Doe de deur open”. Mijn vrouw hoorde dat ik de naam [verdachte] zei en is toen naar boven gegaan. Zij heeft de kinderen uit bed gehaald en is naar zolder gegaan. Ik hoorde dat [verdachte] door de telefoon schreeuwde dat ik de deur moest openen. Ik hoorde dit door de telefoon en door de voordeur. Ik hoorde op dat moment ook de deurbel en dat hij met de brievenbus in de voordeur aan het klepperen was. Hij moet dus bij de voordeur hebben gestaan. Ik ben vervolgens, al bellend, naar boven gegaan. Toen ik naar boven liep, door de hal en langs de voordeur, hoorde ik nog steeds de deurbel en het klepperen van de brievenbus. [verdachte] heeft de telefoon opgehangen toen ik op de trap stond. Op de eerste etage heb ik [verdachte] teruggebeld. Ik hoorde hem zeggen: “Als je nu de deur niet opent, breek ik de deur open en vermoord ik jullie”. Toen was het stil. Ik hoorde hem toen zeggen: “Kom naar buiten, we gaan met jouw auto”. Ik heb [verdachte] gevraagd wat nu zijn probleem was en wat hij wilde. Ik hoorde dat hij nog bozer werd en tegen de voordeur trapte. Meteen nadat hij op de voordeur had getrapt hoorde ik een harde knal.
De kogel lag in mijn woonkamer, deze is door de deur gegaan. Op de kamermuur zit een kras en de kogel is gestopt op een metalen fotolijst van de kinderen.

2.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 81):

Mijn man heeft opgenomen en ik hoorde iemand door de telefoon roepen van: “Kom nu naar buiten, kom nu naar buiten”. Mijn man antwoordde eerst van: “Wie ben je dan”. Hierop hoorde ik weer iemand zeggen: “Kom naar buiten of ik schiet jullie allemaal dood, ook jullie kinderen”. Ik ben toen naar boven gelopen naar de kinderen en heb ze uit hun kamers gehaald. Ik ben naar de zolder gegaan met de kinderen en ik heb ze in een kledingkast gedaan. Ik hoorde beneden een hoop gebonk op de deur. Tijdens het telefoongesprek met 112 hoorde ik op een gegeven moment een knal.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 11 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 87):
Op 11 maart 2021 omstreeks 19:55 uur hoorde ik een scooter de straat inrijden en zag dat deze scooter stil stond ter hoogte van het perceel aan [adres 1] . Bij de scooter zag ik een jongeman, met een slank en lang postuur. Ik schat zijn lengte tussen de 185 en 190 centimeter. Ik denk dat hij een hoody en korte leren jas droeg. Beide donker van kleur. De scooter was donker van kleur.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 94):
Op donderdag 11 maart 2021 omstreeks 20.30 uur spraken wij, verbalisanten, op de
openbare weg, de [adres 1] te Hengelo, [getuige 3] en [getuige 2] . Zij verklaarden dat zij tijdens het uitlaten van de hond, omstreeks 20.00 uur die dag, een vreemd figuur hadden zien staan op de [adres 1] , ter hoogte van perceel [adres 1] .

5.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 16 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 95 en 96):

Het was een Syrische of Turkse jongen. Hij droeg een donkere hoody met capuchon. Het was een magere lange jongen die zich 3 of 4 dagen niet had geschoren.
De racescooter was ook donker. Op het schermpje van de scooter zat een witte sticker, met iets van een R.

6.

Het proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2021, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] , zakelijk weergegeven (pagina 94):

De persoon bij het perceel aan [adres 1] was rond de 30 jaar oud.

7.

Het proces-verbaal van bevindingen van 14 maart 2021, voor zover inhoudende het 112 gesprek met aangeefster [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven (pagina’s 114 en 115):

Uitwerking 112 melding schiet incident (letterlijke uitwerking)
P = politie
B = beller
Opm = opmerking verbalisant
P: [adres 1] zegt u?
B: Ja
P: nummer [adres 1] en wat is er aan de hand?
B: er is hier iemand met een pistool, met een pistool, alsjeblieft snel
Opm: er klinkt een knal
B: Hij heeft geschoten
P: wie is daar met een pistool
B: mijn broertje
P: uw broertje?
B: ja
P: en wie is uw broer
B: (fluisterend) [verdachte] (fon)

8.

Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] ) van 13 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 138 t/m 140):

Onder en boven de brievenbus in de voordeur van de woning zaten ruiten, zijnde reliëfglas welke de inkijk/doorkijk belemmeren. De brievenbus betrof een klepbrievenbus met een opgaande metalen klep aan de buitenkant. Wij stelden vast dat er via de brievenbusopening geen zicht was vanwege de aan de binnenzijde bevestigde tochtborstel.
Links voor de opstap, zagen wij een patroon liggen. Dit betrof een 7.65 mm volmantel centraalvuur patroon. Wij zagen geen slagpin-inslag op de hulsbodem. Hoger gelegen, op de opstap links voor de voordeur zagen wij een patroonhuls, eveneens van het kaliber 7.65 mm met een inslag van de slagpin. De patroon en huls werden door ons veiliggesteld.
In het verlengde van de hal bevond zich de deur naar de woonkamer. Dit betrof een glasdeur met welke van boven tot onder was voorzien van in totaal vier ruiten. De ruiten in deze deur waren geplaatst in een houten frame. Rechts in het frame van deze deur, zijnde scharnierzijde, zijnde halzijde, zagen wij een ronde beschadiging rechts naast de tweede ruit van boven. Wij stelden vast dat dit een doorschot betrof, aan de andere zijde van de deur bevond zich op dezelfde hoogte ook een beschadiging. Delen hout van het frame van de deur lagen verspreid in de woning op afstanden van meerdere meters. Op enkele centimeters van de deur vandaan, in de woonkamer, zagen wij een projectiel liggen, gelijkend qua afmeting, vorm en kleur op het projectiel in de door ons buiten aangetroffen patroon.
Aan de hand van het door ons vastgestelde sporenbeeld achten wij het zeer waarschijnlijk dat er door de brievenbus in de woning is geschoten met een vuurwapen. Indien de dader door de brievenbus heeft geschoten had deze geen zicht in de gang door de tochtborstel in de brievenbus.

9.

Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] ) van 20 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 142):

Bij binnenkomst zag ik dat er een verduisterend gordijn meteen achter de voordeur hing.
Ik zag dat er, ter hoogte van de brievenbus in de voordeur, een gat in het gordijn zat met daar omheen een beroeting, mogelijk afkomstig van de mondingsvlam dan wel door kruitrestsporen. Vanaf de buitenkant, staand met de rug naar de straat en mijn gezicht naar de woning, zag ik dat ik niet door het gordijn heen naar binnen kon kijken. Ik kon niet zien wat er zich achter het gordijn bevond. Ik heb de positie van het gat in het gordijn opgemeten met een rolmaat. Ik zag dat mijn rolmaat de volgende maten aangaf: hoogte vanaf de grond 97,5 centimeter. Afstand tussen de muur links en het gat 43 cm. Afstand tussen muur rechts en gat 58,5 cm.
Gezien de positionering van het gat heeft het gordijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid volledig dicht gezeten toen de dader door de brievenbus en daardoor door het gordijn schoot.

10.

Het proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 29):

In de keuken van het bedrijfspand aan [adres 2] te Hengelo (O) stond een zwarte bromfiets van het merk Peugeot, type VClic, gekentekend [kenteken] . De bromfiets is voorzien van een windscherm. Op het windscherm zat een sticker van de hoofdletter R, rood van kleur. Uit onderzoek blijkt dat het windscherm, vanuit de fabriek, niet met een “rode R” wordt geleverd en derhalve het windscherm uniek maakt.

11.

Het proces-verbaal van bevindingen van 12 mei 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 137):

Op vrijdag 12 maart 2021 heb ik, verbalisant, een blauwe Hoodie van het merk Nike in beslag genomen, die hing aan een haak in de hal/tussenruimte naast de deur van het toilet.

12.

Het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident in Hengelo op 11 maart 2021 met bijlage van ing. M.J.W. Pouwels van 10 november 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

De binnenzijde van de kraag en de binnenzijde van de rechtermanchet van de trui zijn bemonsterd gericht op het verzamelen van DNA van drager(s) van de trui. De bemonsteringen zijn respectievelijk als AAOM4956NL#01 en #02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Bemonsteringen AAOM4956NL#01 (binnenzijde kraag) en AAOM4956NL#02 (binnenzijde rechtermanchet) zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
[afbeelding]
Dit betreffen afgeleide DNA-hoofdprofielen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is.
Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] dat afgeleide DNA-hoofdprofielen AAOM4956NL#01 en #02 elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.

13.

Het rapport Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Hengelo op 11 maart 2021 van dr. ir. A. Knijnenberg van 6 september 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

[afbeelding]
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de bemonsteringen van de hoody [AAOM4956NL] zijn
zeer veel waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is, waarbij:
Hypothese 1: Op de bemonsteringen van de hoody zijn schotresten aanwezig.
Hypothese 2: Op de bemonsteringen van de hoody zijn géén schotresten aanwezig.
14.
Het proces-verbaal ter zitting van 8 maart 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik maak gebruik van de scooter die in het bedrijfspand aan [adres 2] te Hengelo (O) is aangetroffen.
Parketnummer 08-026992-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019202074. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1, 2 en 3

1.

Het proces-verbaal van aantreffen goederen voor het kweken van hennepplanten, voor het inrichten van een hennepkwekerij, aantreffen gedroogde henneptoppen/marihuana en aantreffen van een stroomstootwapen van 27 november 2019, met bijlagen (pagina’s 3 t/m 13);

2.

Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek hennep/marihuana) van 15 mei 2019 , met bijlagen (pagina’s 19 t/m 23);

3.

Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek stroomstootwapen) van 16 mei 2019, met bijlagen (pagina’s 24 t/m 26);

4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting op 8 maart 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.