ECLI:NL:RBOVE:2022:762

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
C/08/267644 HA RK 21-74
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • H. Bottenberg – Van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ruilplan voor de landinrichting in het deelgebied Blokzijl-Vollenhove na instemming van betrokken partijen

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 16 maart 2022, is de zaak behandeld van de maatschap [X] en haar maten tegen de uitvoeringscommissie voor de landinrichting Noordwest-Overijssel. De rechtbank heeft vastgesteld dat alle betrokken partijen hebben ingestemd met het wijzigingsvoorstel van de uitvoeringscommissie met betrekking tot het ruilplan voor het deelgebied Blokzijl-Vollenhove. De procedure begon met een verzoekschrift van [X] dat op 18 juni 2021 werd ingediend, waarin zij bezwaar maakte tegen de toedeling van percelen in het ruilplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2021 werd afgesproken dat partijen zouden proberen tot een oplossing te komen. Op 11 januari 2022 informeerden zowel [X] als de uitvoeringscommissie de rechtbank over de uitkomsten van hun overleg. Uiteindelijk hebben partijen een akkoord bereikt over de toedeling van perceel L 1577 aan [X], terwijl perceel E 929 aan Natuurmonumenten zou blijven. De rechtbank heeft het beroep van [X] gegrond verklaard voor de toedeling van perceel L 1577 en het ruilplan dienovereenkomstig gewijzigd. De rechtbank heeft ook de uitvoeringscommissie veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [X].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/267644 HA RK 21-74
Beschikking van 16 maart 2022
in de zaak van
de maatschap
[X],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
en haar maten
[maat 1],
[maat 2],
[maat 3],
[maat 4],
allen wonende in [woonplaats] ,
verzoekende partij, verder te noemen: [X] ,
gemachtigde: mr. B. Timmermans (Univé Rechtshulp),
tegen
de publiekrechtelijke bestuurscommissie ex artikel 81 van de Provinciewet
UITVOERINGSCOMMISSIE VOOR DE LANDINRICHTING NOORDWEST-OVERIJSSEL, DEELGEBIED BLOKZIJL-VOLLENHOVE,
zetelende in Zwolle,
verweerster, hierna te noemen: de uitvoeringscommissie,
gemachtigde: mr. H. Postma van de Provincie Overijssel,
en

1.[belanghebbende 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
belanghebbende, hierna te noemen: [belanghebbende 1] ,
verschenen in persoon,

2.de vereniging VERENIGING NATUURMONUMENTEN DE WIEDEN,

gevestigd in Rheden,
belanghebbende, hierna te noemen: Natuurmonumenten,
vertegenwoordigd door: J. Diepenhorst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het ontwerpbesluit voor het ruilplan Blokzijl-Vollenhove (dit deelgebied wordt hierna genoemd: het blok)
- de daartegen door [X] indiende zienswijze
- het besluit tot vaststelling van het ruilplan van 15 april 2021
- de kennisgeving van de beslissing op de zienswijze van [X]
- het verzoekschrift met bijlagen van [X] , door de rechtbank ontvangen op 18 juni 2021
- het verweerschrift met bijlagen van de uitvoeringscommissie, door de rechtbank ontvangen op 20 september 2021
- het verweerschrift met bijlagen van [belanghebbende 1] , door de rechtbank ontvangen op
5 november 2021
- de brief van [X] van 8 november 2021 tot toezending van een aanvullende productie.
1.2.
Op 17 november 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift plaatsgevonden. [X] is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. Timmermans. Voor de uitvoeringscommissie zijn verschenen [A] , voorzitter, [B] , secretaris, en
[C] , projectleider, alsmede mr. Postma van de provincie Overijssel (hierna: provincie) als gemachtigde. Voorts zijn aan de zijde van de uitvoeringscommissie verschenen mr. C.M.J. Ribbers, mede-gemachtigde, en [D] en [E] , adviseurs van het Kadaster. Namens belanghebbende [belanghebbende 1] was aanwezig zijn zoon, [F] . Ook de vertegenwoordiger (rentmeester) van Natuurmonumenten is verschenen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat de zaak zou worden aangehouden tot 12 januari 2022, zodat partijen konden onderzoeken of zij, samen met de daarbij betrokken belanghebbenden, in onderling overleg tot een oplossing van het geschil konden komen. Op 11 januari 2022 hebben [X] en de uitvoeringscommissie de rechtbank afzonderlijk van elkaar geïnformeerd over de uitkomst hiervan. Beide hebben daarbij een voorstel gedaan voor een alternatieve toedeling aan [X] .
1.4.
Vervolgens is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het op 13 februari 2019 door de uitvoeringscommissie vastgesteld ontwerpruilplan voor het blok heeft ter inzage gelegen van 28 mei 2019 tot en met 8 juli 2019.
2.2.
Tegen het ontwerpruilplan heeft [X] overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zienswijze ingediend.
2.3.
[X] is door de uitvoeringscommissie over zijn zienswijze gehoord.
2.4.
De uitvoeringscommissie heeft bij besluit van 15 april 2021 het ruilplan vastgesteld. Hierbij heeft zij de zienswijze van [X] op een aantal punten gegrond en voor het overige ongegrond en niet-ontvankelijk verklaard. De toedeling voor [X] is hierdoor gewijzigd. Daarnaast heeft de uitvoeringscommissie het ruilplan ten aanzien van [X] gewijzigd naar aanleiding van zienswijzen van [G] en [H] . Door de gegronde zienswijze van
[H] zijn een tweetal percelen niet meer aan [belanghebbende 1] toegedeeld. Ter compensatie heeft [belanghebbende 1] perceel L 1577, dat door [X] is ingebracht en eerst ook weer aan [X] was toegedeeld, toegedeeld gekregen.
2.5.
Het ruilplan heeft van 10 mei 2021 tot en met 21 juni 2021 ter inzage gelegen.
2.6.
Tegen het besluit tot vaststelling van het ruilplan heeft [X] bij een op 18 juni 2021 ontvangen verzoekschrift tijdig beroep ingesteld op grond van artikel 69 van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg).

3.Het geding in beroep

3.1.
In beroep komt [X] op tegen het verlies van de twee ingebrachte percelen: (voorheen) perceel L 1577 en E 929. Met betrekking tot perceel L 1577 heeft [X] gesteld dat dit perceel na afloop van alle procedures en zonder enig overleg alsnog is toegedeeld aan [belanghebbende 1] ter compensatie voor een perceel dat naar aanleiding van een gegrond verklaarde zienswijze van [H] aan [H] is toegedeeld. Deze toedeling is in strijd met de uitgangspunten van de ruilverkaveling en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, aldus [X] . [X] heeft dit perceel altijd in eigendom gehad en wil dit perceel graag behouden. Dit perceel zorgt onder andere voor een goede ontsluiting van het nieuw aan haar toegedeelde perceel N 539. Laatstgenoemd perceel kan nu alleen nog bereikt worden via een erfdienstbaarheid en zowel [X] als de eigenaar van het dienende erf willen dit niet. [X] stelt voor om aan [belanghebbende 1] in plaats van perceel
L 1577 het door [X] ingebrachte perceel (voorheen bekend als) M 338 toe te delen. Met betrekking tot perceel E 929 heeft [X] verder aangegeven dat zij dit perceel, dat door haar is ingebracht en nu is toegedeeld aan Natuurmonumenten, toegedeeld wil krijgen ter compensatie voor het oppervlakteverlies bij de vastgestelde toedeling. [X] wil dit perceel graag behouden, omdat het is gelegen in de buurt van de huiskavel en op de route naar de veldkavels ligt.
3.2.
De uitvoeringscommissie heeft zich in haar verweerschrift ten aanzien van perceel
E 929 primair op het standpunt gesteld dat [X] niet-ontvankelijk is op dit onderdeel van haar beroep, omdat de wens om dit perceel te behouden niet bij de zienswijze naar voren is gebracht. Subsidiair voert de uitvoeringscommissie aan dat het beroep van [X] op dit punt ongegrond moet worden verklaard. Volgens de uitvoeringscommissie is er bij [X] al sprake van overbedeling en is er geen reden om oppervlakte te compenseren. Met betrekking tot perceel L 1577 stelt de uitvoeringscommissie zich op het standpunt dat zij weliswaar tot een ander besluit is gekomen dan met [X] besproken is, maar dat het niet overleggen met [X] alvorens te besluiten geen gebrek oplevert bij het besluit tot vaststelling van het ruilplan, laat staan een vernietigingsgrond. Van onbehoorlijk bestuur is geen sprake, aldus de uitvoeringscommissie. Volgens de uitvoeringscommissie zorgt toedeling van perceel L 1577 echter wel voor een onevenredige verbetering voor belanghebbende [belanghebbende 1] ten opzichte van [X] . De uitvoeringscommissie concludeert op dit onderdeel dan ook tot gegrondverklaring van het beroep en verzoekt de rechtbank het ruilplan in zoverre te wijzigen conform het door [X] voorgestelde alternatief.
3.3.
[belanghebbende 1] is als belanghebbende betrokken bij het beroep tegen het ruilplan dat is ingesteld door [X] . [belanghebbende 1] heeft in zijn verweerschrift uitgebreid toegelicht waarom er volgens hem geen sprake is van een onevenredig gunstige toedeling aan hem ten opzichte van [X] . [belanghebbende 1] verzoekt de rechtbank om het beroep van [X] niet-ontvankelijk c.q. ongegrond te verklaren en het ruilplan te handhaven.

4.De beoordeling

Ontwikkelingen na aanhouding

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is bepaald dat de zaak zou worden aangehouden tot 12 januari 2022, zodat partijen konden onderzoeken of zij, samen met de daarbij betrokken belanghebbenden, in onderling overleg tot een oplossing van het geschil konden komen.
4.2.
Op 11 januari 2022 heeft de uitvoeringscommissie de rechtbank hierover als volgt geïnformeerd. Ten aanzien van het door [X] ingebrachte perceel L 1577 is een oplossing bereikt. Zowel [X] als de betrokken belanghebbenden zijn akkoord gegaan met het volgende alternatief. Perceel N 1536, dat eerst aan [belanghebbende 1] toegedeeld was, zal in zijn geheel aan [X] worden toegedeeld. Perceel N 1515, dat eerst geheel aan [belanghebbende 1] zou worden toegedeeld, zal worden opgesplitst en deels aan [X] en deels aan [belanghebbende 1] worden toegedeeld. De aan [X] toe te delen oppervlakte van beide percelen samen bedraagt circa 0.91.65 ha. Ter compensatie van het (gedeeltelijke) verlies van voornoemde percelen zal aan [belanghebbende 1] perceel N 1679 van de provincie worden toegedeeld. De provincie heeft hiermee ingestemd. De schriftelijke akkoordverklaringen van [X] , [belanghebbende 1] en de provincie zijn aan het schrijven van de uitvoeringscommissie gehecht. De uitvoeringscommissie vraagt de rechtbank om het ruilplan voor dit onderdeel van het beroep te wijzigen zoals hiervoor is vermeld. De uitvoeringscommissie heeft bij haar reactie het wijzigingsvoorstel in kaart gebracht (bijlage 1 bij deze beschikking).
4.3.
De uitvoeringscommissie schrijft verder dat partijen ten aanzien van perceel E 929 (thans N 859) niet tot een oplossing zijn gekomen, omdat belanghebbenden (provincie en Natuurmonumenten) niet met een alternatieve toedeling hebben ingestemd. De uitvoeringscommissie geeft aan bij haar standpunt in het verweerschrift te blijven en vraagt de rechtbank om het ruilplan op dit punt niet te wijzigen.
4.4.
[X] heeft de rechtbank ook op 11 januari 2022 geïnformeerd. Zij geeft aan dat er tussen haar, [belanghebbende 1] en Natuurmonumenten een akkoord was bereikt met betrekking tot zowel perceel L 1577 als perceel E 929 (thans N 859). Bij dat alternatief zou [X] , naast de hiervoor beschreven oplossing met betrekking tot perceel L 1577, perceel E 929 (thans
N 859) dat nu aan Natuurmonumenten is toegedeeld, weer toegedeeld krijgen. Aan Natuurmonumenten zou vervolgens in plaats van perceel E 929 (thans N 859) een perceel van de provincie (perceel M 263) toegedeeld worden. Dat was volgens [X] de best denkbare oplossing voor [X] . Vanwege het standpunt van de provincie (die niet akkoord ging met de alternatieve toedeling aan Natuurmonumenten, waarna Natuurmonumenten aangaf de toedeling met betrekking tot dit perceel te willen handhaven) is het akkoord met betrekking tot perceel N 859 alsnog ingetrokken. Niettemin heeft [X] hierover het volgende verklaard:
“Ondanks dat we teleurgesteld zijn over de gang van zaken (iedereen akkoord, getekend en toch niet door kunnen gaan) gaan we akkoord met het volgende: Opsplitsing van perceel genummerd in het vaste ruilplan als Vollenhove N1515 en N 1536. Vollenhove N1536 wordt aan ons toebedeeld en een deel van Vollenhove N 1515, samen ongeveer 91 are maar zonder perceel N 859. Deze blijft behouden aan natuurmonumenten. (…)”.
Conclusie
4.5.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat, nadat verschillende opties voor een alternatieve toedeling de revue zijn gepasseerd, zowel [X] als de betrokken belanghebbenden hebben ingestemd met het wijzigingsvoorstel van de uitvoeringscommissie. Dat voorstel is hiervoor in r.o. 4.2 omschreven en wordt in bijlage 1 bij deze beschikking weergegeven. De rechtbank zal bepalen dat het ruilplan overeenkomstig het voorstel moet worden aangepast.
Verder leidt de rechtbank uit het schrijven van [X] af dat [X] haar beroep met betrekking tot perceel E 929 (thans N 859) niet langer handhaaft. Uit de brief van [X] volgt immers dat zij er akkoord mee gaat dat dit perceel aan Natuurmonumenten toegedeeld blijft. De rechtbank beschouwt het beroep van [X] op dit punt dan ook als ingetrokken.
4.6.
Omdat er in onderling overleg een oplossing voor het beroep van [X] is bereikt, komt de rechtbank voor het overige niet meer toe aan de inhoudelijke beoordeling van de door [X] aangevoerde beroepsgronden.
Proceskosten
4.7.
Aangezien de uitvoeringscommissie al in haar verweerschrift heeft aangegeven dat zij van mening is dat het beroep van [X] ten aanzien van perceel L 1577 gegrond is en zij met het voorstel tot wijziging van het plan van toedeling c.q. het ruilplanbesluit niet langer handhaving daarvan voorstaat, zal de uitvoeringscommissie worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [X] . Die kosten worden tot op heden begroot op € 667,00 aan betaald griffierecht en € 1.126,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 563,00).
4.8.
[belanghebbende 1] heeft in zijn verweerschrift om een proceskostenvergoeding gevraagd. De rechtbank ziet echter aanleiding om te bepalen dat [belanghebbende 1] de eigen kosten moet dragen. [belanghebbende 1] heeft zich immers in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat het ruilplan ongewijzigd moest worden gehandhaafd en dat is niet gebeurd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het beroep van [X] tegen het ruilplan gegrond, voor zover dat betrekking heeft op de toedeling van perceel L 1577,
5.2.
bepaalt dat het ruilplan moet worden gewijzigd, zodanig dat de toedeling aan [X] en aan elk der belanghebbenden geschiedt volgens de in r.o. 4.2 omschreven wijze en de aan deze beschikking gehechte kaart (bijlage 1),
5.3.
verstaat dat het beroep voor het overige is ingetrokken,
5.4.
veroordeelt de uitvoeringscommissie in de proceskosten van [X] , tot op heden begroot op € 1.793,00,
5.5.
bepaalt dat [belanghebbende 1] de eigen kosten moet dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Bottenberg – Van Ommeren, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022. (EB)