ECLI:NL:RBOVE:2022:724

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
08.151320.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot gevangenisstraf en TBS voor overval op coffeeshop met mes

De rechtbank Overijssel heeft op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man die beschuldigd werd van het plegen van een overval op een coffeeshop in Zwolle. De verdachte heeft op 9 juni 2021, gewapend met een mes, het personeel van de coffeeshop bedreigd en gedwongen om sigaretten en wiet af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zittingen op 14 september 2021, 7 december 2021 en 1 maart 2022 zijn de verklaringen van getuigen en de bekennende verklaring van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing, zoals ten laste gelegd, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 296 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, gezien de psychische stoornissen van de verdachte en het hoge recidivegevaar. De rechtbank heeft de noodzaak van een klinische behandeling benadrukt en de TBS-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard. De rechtbank heeft ook voorwaarden gesteld aan de TBS, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en het ondergaan van behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.151320.21 (P)
Datum vonnis: 15 maart 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Ethiopië),
verblijvende in de P.I. Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 september 2021, 7 december 2021 en 1 maart 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 9 juli 2021 [coffeeshop] aan de [adres] heeft overvallen en daarbij onder bedreiging van een mes en bedreigende woorden de baliemedewerkster heeft gedwongen om een hoeveelheid wiet en sigaretten af te geven dan wel dit heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2021 te Zwolle, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [naam 1] en/of [naam 2] (zijnde medewerkers van [coffeeshop] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid
hennep/wiet en/of sigaretten, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [coffeeshop] (gevestigd aan [adres] ) toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte:
- zich met een of meerdere (mes)sen heeft begeven naar voornoemde coffeeshop en/of
- (vervolgens) naar de balie (waarachter die [naam 2] zich bevond) van voornoemde coffeeshop is gelopen, terwijl hij, verdachte, een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand(en) heeft gehouden en/of getoond aan
die [naam 2] en/of
- (vervolgens) (nadat hij was aangesproken door die [naam 1] ) in de richting
van die [naam 1] is gelopen, terwijl hij, verdachte, een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond aan die [naam 1] en/of gericht
en/of gericht heeft gehouden op die [naam 1] en/of daarbij (meerdere malen) tegen die [naam 1] heeft gezegd – zakelijk weergegeven – dat hij, verdachte, de kop van die [naam 1] er af ging snijden en/of die [naam 1] dood ging maken en/of
- (vervolgens) is terug gelopen en/of in de richting van de balie is gelopen en/of tegen die [naam 2] heeft gezegd – zakelijk weergegeven - dat hij wiet en sigaretten wilde hebben en/of dat hij daar niet voor ging betalen, terwijl hij, verdachte, meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig op de balie sloeg;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2021 te Zwolle een hoeveelheid wiet en/of sigaretten, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [coffeeshop] (gevestigd aan [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1]
en/of [naam 2] (zijnde medewerkers van [coffeeshop] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte:
- zich met een of meerdere (mes)sen heeft begeven naar voornoemde coffeeshop

en/of

- (vervolgens) naar de balie (waarachter die [naam 2] zich bevond) van voornoemde coffeeshop is gelopen, terwijl hij, verdachte, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand(en) heeft gehouden en/of getoond aan die [naam 2] en/of
- (vervolgens) (nadat hij was aangesproken door die [naam 1] ) in de richting van die [naam 1] is gelopen, terwijl hij, verdachte, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond aan die [naam 1] en/of gericht en/of gericht heeft gehouden op die [naam 1] en/of daarbij (meerdere malen) tegen die [naam 1] heeft gezegd – zakelijk weergegeven – dat hij, verdachte, de kop van die [naam 1] er af ging snijden en/of die [naam 1] dood ging maken en/of
- (vervolgens) is terug gelopen en/of in de richting van de balie is gelopen en/of

tegen die [naam 2] heeft gezegd – zakelijk weergegeven - sigaretten wilde hebben en/of dat hij daar niet voor ging betalen, terwijl hij, verdachte, meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig op de balie sloeg.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarbij heeft zij gewezen op de aangifte van beveiliger [naam 1] , de verklaring van de getuigen [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van de overval zijn beschreven.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de officier van justitie bewezen dat verdachte met messen naar de coffeeshop is gegaan, daar de medewerkers met een mes en de ten laste gelegde woorden heeft bedreigd, en met deze gedragingen baliemedewerkster [naam 2] heeft gedwongen om wiet en sigaretten af te geven.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
- het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen (met een beschrijving van de camerabeelden van [coffeeshop] ) [4] ;
- het proces-verbaal van de zitting op 1 maart 2022, inhoudende de bekennende verklaring.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juni 2021 te Zwolle, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [naam 2] (zijnde medewerker van [coffeeshop] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid wiet en sigaretten, die [coffeeshop] (gevestigd aan [adres] ) toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte:
- zich met een of meerdere messen heeft begeven naar voornoemde coffeeshop en
- vervolgens naar de balie (waarachter die [naam 2] zich bevond) van voornoemde coffeeshop is gelopen, terwijl hij, verdachte, een mes, in zijn hand heeft gehouden en
- vervolgens nadat hij was aangesproken door [naam 1] in de richting van die [naam 1] is gelopen, terwijl hij, verdachte, een mes heeft getoond aan die [naam 1] en gericht en gericht heeft gehouden op die [naam 1] en daarbij (meerdere malen) tegen die [naam 1] heeft gezegd – zakelijk weergegeven – dat hij, verdachte, de kop van die [naam 1] er af ging snijden en die [naam 1] dood ging maken en
- vervolgens is terug gelopen en in de richting van de balie is gelopen en tegen die [naam 2] heeft gezegd – zakelijk weergegeven - dat hij wiet en sigaretten wilde hebben en dat hij daar niet voor ging betalen, terwijl hij, verdachte, meerdere malen met een mes op de balie sloeg.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
het misdrijf:
afpersing.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 296 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS), met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen en deze TBS-maatregel met het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Voorts heeft zij gevorderd om aan verdachte de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (hierna: GVM) op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich bij de strafeis aangesloten en heeft zich ten aanzien van de mate van ontoerekeningsvatbaarheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 9 juni 2021 schuldig gemaakt aan een overval op [coffeeshop] in Zwolle, waar op dat moment een beveiliger, een baliemedewerkster en een klant aanwezig waren. Verdachte is met een mes in zijn hand de coffeeshop binnengekomen en daarmee naar de balie gelopen. Nadat hij door de beveiliger werd aangesproken heeft hij deze met het mes en met woorden bedreigd. Hierna heeft hij de baliemedewerkster bewogen om wiet en sigaretten af te geven door meerdere malen met het mes op de balie te slaan en met een dreigende stem te roepen dat hij wiet en sigaretten wilde, waarna de baliemedewerkster deze goederen aan hem heeft afgegeven.
Dit is een zeer ernstig feit. Het hoeft geen betoogd dat dit voor de medewerkers en de klant een buitengewoon beangstigende situatie is geweest. Bovendien veroorzaken dergelijke overvallen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 28 januari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs, winkeldiefstal, woninginbraak en bedreiging, maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging in sterke mate rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van de door T. Berger en A.E. van der Waal, psychiaters en A.M.I. Peelen, GZ-psycholoog, op respectievelijk 12 oktober 2021 en 15 december 2021 uitgebrachte Pro Justitia rapporten, alsmede de door A.E. van der Waal als deskundige ter zitting gegeven toelichting.
De deskundigen Berger en Van der Waal hebben geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een psychische stoornis in de vorm van een ernstige psychose in het kader van een schizofreniforme stoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. Verder wordt antisociaal gedrag waargenomen, ook eerder in zijn leven, maar gezien zijn floride psychose kon de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis niet worden gesteld.
Berger en Van der Waal schrijven dat verdachte leed onder paranoïde wanen en hallucinaties en dat hij de ochtend van het delict wakker werd met zoveel onrust in zijn hoofd dat hij zich slecht voelde. Verdachte herinnert zich niet goed wat zijn drijfveer was om uiteindelijk met een groot keukenmes naar de coffeeshop te gaan. De verklaringen die hij achteraf geeft over de toedracht, lopen uiteen en zijn vooral psychotisch gekleurd.
Berger en Van der Waal hebben het sterke vermoeden dat verdachtes denken en handelen tijdens het ten laste gelegde volledig bepaald werden door zijn ernstig psychotische toestandsbeeld. Echter aangezien verdachte zelf niet kan aangeven wat zijn drijfveer was, waardoor geen volledig delictscenario uitgewerkt kon worden, en gelet op de beperkingen van het feit dat slechts één onderzoeksgesprek heeft kunnen plaatsvinden, kunnen zij niet uitsluiten dat er toch enige sturing op het gedrag mogelijk was geweest.
Berger en Van der Waal hebben op grond van het vorenstaande geadviseerd om het ten laste gelegde in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Zij achten het risico op recidive hoog en adviseren een klinische behandeling in een hoog beveiligde gesloten setting. Dit zou volgens Berger en Van der Waal als bijzondere voorwaarde in het kader van een voorwaardelijk strafdeel opgelegd kunnen worden, eventueel aangevuld met een zorgmachtiging om "verplichte medicatie' gedurende de behandeling mogelijk te maken, maar dit zou volgens hen ook in het kader van een TBS met voorwaarden opgelegd kunnen worden.
Ook de deskundige Peelen heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een psychische stoornis. Volgens Pelen is er bij verdachte sprake van een schizofrene stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis, in vroege remissie door detentie.
Peelen veronderstelt dat het denken en handelen van verdachte zo goed als volledig bepaald werden door zijn ernstige psychotische toestandsbeeld. Doordat verdachte wisselend over de toedracht en de aanloop van het delict heeft verklaard, en er verschillende delict scenario’s zijn, kan volgens Peelen niet uitgesloten worden dat er toch enige sturing was op zijn gedrag, al wordt dit niet erg waarschijnlijk geacht.
Peelen heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat het ten laste gelegde minimaal in sterk verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen. Peelen acht de kans op onvoorspelbaar gebruik van geweld groot, vanuit de paranoïde wanen, als deze onbehandeld zijn. Peelen acht een klinische behandeling in een hoog beveiligde setting nodig om het hoge recidiverisico te verlagen en adviseert dit vorm te geven in het kader van TBS met voorwaarden.
De rechtbank neemt voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare. De rechtbank oordeelt op basis van voormelde rapportages dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd onder invloed en ten tijde van het bestaan van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande, alle omstandigheden in aanmerking nemend, van oordeel dat de aard en de ernst van de problematiek van verdachte meebrengen dat ter voorkoming van recidive een klinische behandeling evident noodzakelijk is. Gelet op de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen en het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat een behandeling in het kader van TBS maatregel het meest passend en noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. Het bewezen verklaarde feit (afpersing) is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, terwijl tijdens het begaan van het feit bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, zoals blijkt uit de rapportages van de deskundigen, en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank overweegt verder dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank overweegt in dit kader dat verdachte de medewerkers van de coffeeshop met een groot mes heeft bedreigd en het niet onaannemelijk is dat hij deze bedreiging zou uitvoeren. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
Bij de vraag of dwangverpleging moet worden opgelegd, dan wel een TBS met voorwaarden het meest passend is, heeft de rechtbank niet alleen acht geslagen op de rapporten van de deskundigen als hiervoor genoemd, maar ook op het rapport van de reclassering van 3 februari 2022.
Net als de andere deskundigen schat de reclassering het recidiverisico als hoog in. Gelet op de ernst van het feit, het hoge recidiverisico en de vastgestelde problematiek acht de reclassering een gegarandeerde behandeling noodzakelijk.
Om deze behandeling te waarborgen adviseert de reclassering om verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. In het rapport zijn voorwaarden geformuleerd die de reclassering in het kader van TBS met voorwaarden passend acht.
De reclassering acht het niet voldoende dat de noodzakelijke klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, zoals door deskundigen Berger en Van der Waal wel als mogelijkheid opgeworpen. Volgens de reclassering is de motivatie en bereidheid van verdachte om zich aan de voorwaarden te houden daarvoor te wankel en is het van belang dat met een strak justitieel kader ingegrepen kan worden als verdachte terug zou vallen, zodat hij zijn behandeling voortzet in plaats van dat hij het resterende deel van zijn gevangenisstraf gaat uitzitten.
De rechtbank heeft in dit kader kennisgenomen van de door de deskundige Van der Waal ter zitting gegeven nadere toelichting. Van der Waal heeft onder meer aangevoerd dat de medicatie ten tijde van het schrijven van het rapport nog maar net was opgestart en dat het op dat moment nog niet duidelijk was welk effect deze medicatie op hem zou hebben.
Ondanks dat er toentertijd ook contra indicaties bestonden voor het opleggen van een klinische behandeling in het kader van TBS met voorwaarden is daar door de deskundigen toen toch toe geadviseerd. Hiervoor was redengevend dat verdachte nog niet eerder is behandeld voor zijn psychotische stoornis en de ervaring leert dat mensen met een dergelijke stoornis met medicatie weer op het goede spoor kunnen komen. De deskundige blijft bij dit advies.
De rechtbank stelt vast dat de medicijnen een positieve uitwerking op verdachte lijken te hebben gehad. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de bestaande contra-indicaties ziet de rechtbank in de ontwikkeling van verdachte mogelijkheden om de behandeling in het kader van TBS met voorwaarden op te leggen. Binnen dat kader wordt een behandeling gegarandeerd, ook als verdachte zich aan de voorwaarden onttrekt, omdat in dat geval alsnog tot dwangverpleging kan worden overgegaan.
De rechtbank zal dan ook gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij voorwaarden worden gesteld, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De op te leggen straf
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, ondanks de omstandigheid dat de nadruk op de behandeling van verdachte dient te liggen, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is aangezien er bij verdachte sprake is van een zekere mate van verwijtbaarheid. Zij houdt bij de hoogte van de straf rekening met het belang van de verdachte en de maatschappij dat de TBS-maatregel met voorwaarden zo snel als mogelijk en met een naadloze overgang vanuit de voorlopige hechtenis zal aanvangen, nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden. De verwachting is dat verdachte op 1 april 2022 in FPK Assen kan worden geplaatst en dat er, mocht dit niet tijdig lukken, een overbruggingsplek wordt georganiseerd. De rechtbank acht het te risicovol dat de verdachte tussentijds onbehandeld in vrijheid komt. Op grond van het voorgaande legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van 296 dagen, met aftrek van het voorarrest.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van de behandeling van verdachte, ter beperking van het gevaar voor recidive, zoals blijkt uit voornoemde adviezen, zal de rechtbank – op grond van artikel 38, zesde lid, Sr – bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank acht daarbij redengevend dat het hoge recidivegevaar specifiek betekent dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank zal tevens de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Op die manier wordt het mogelijk om de verdachte in aansluiting op de TBS-maatregel onder toezicht te stellen indien dit op dat moment nog noodzakelijk wordt geacht. Daarbij kan de GVM ook een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een TBS met voorwaarden noodzakelijk is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op 37a, 38, 38a en 38z van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf:
afpersing.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
296 (tweehonderd zesennegentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden;
1. Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto geeft waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of
behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
3. Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
4. Verdachte laat zich opnemen in de forensisch psychiatrische kliniek (FPK) te Assen (onderdeel van GGZ Drenthe) of een soortgelijke zorginstelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

N.B. Verdachte dient rechtstreeks vanuit detentie met justitieel vervoer naar de kliniek te worden gebracht.

5. Verdachte laat zich, na afloop van de klinische behandeling, behandelen door een nader door de reclassering te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
6. Verdachte verblijft, na afloop van de klinische behandeling, in een nader door de reclassering te bepalen beschermd wonen voorziening. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
7. Verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (FPK) te Assen of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
8. Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
9. Verdachte conformeert zich aan de afspraken die door de reclassering met hem worden gemaakt met betrekking tot dagbesteding.
10. Verdachte geeft inzage in zijn financiën en indien de reclassering dit noodzakelijk acht werkt hij mee aan schuldhulpverlening.
draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
bepaalt dat de
tenuitvoerleggingvan de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.
Mr. A. van Holten is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, basisteam Zwolle, met nummer PL0600-201260944. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.pagina 17 tot en met 19
3.pagina 55 en 56
4.pagina 22 tot en met 50