ECLI:NL:RBOVE:2022:67

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
08/100279-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling op grond van noodweer

De rechtbank Overijssel heeft op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die werd verdacht van zware mishandeling. De verdachte werd vrijgesproken omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet en dat het beroep op noodweer slaagde. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij op 28 maart 2020 in Zwolle, waarbij de verdachte en de aangever betrokken waren. De verdachte verklaarde dat de aangever hem aanviel en dat hij zich moest verdedigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich verdedigde tegen een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding door de aangever. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte binnen de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit vielen. Hierdoor kon de wederrechtelijkheid van de tenlastegelegde mishandeling niet worden bewezen, wat leidde tot de vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De benadeelde partij, de aangever, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/100279-20 (P)
Datum vonnis: 13 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 december 2021 en 13 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. ten Velde en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Subsidiair is dit ten laste gelegd als mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 28 maart 2020 te Zwolle, althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [aangever] een of meermalen
in/op/tegen het lichaam, te slaan en/of stompen met een houten stok, althans een
hard voorwerp, en/of [aangever] met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de buik en/of in de linkerarm, in elk geval het lichaam te steken en/of
prikken, althans te raken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 28 maart 2020 te Zwolle, althans in Nederland, [aangever] heeft
mishandeld door een of meermalen in/op/tegen het lichaam, te slaan en/of
stompen met een houten stok, althans een hard voorwerp, en/of [aangever] met een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of in de linkerarm, in
elk geval het lichaam te steken, en/of te prikken, althans te raken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat weliswaar wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met een stok heeft geslagen en dat hij met een mes slaande bewegingen heeft gemaakt, maar dat sprake was van noodweer aan de zijde van verdachte. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het primair tenlastegelegde en dat hij wordt vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat sprake was van noodweer. Zij heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van het primair tenlastegelegde en hem vrij te spreken van het subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 maart 2020 vond een vechtpartij plaats in en voor het pand aan [adres 2] te Zwolle. Daarbij waren verdachte en [aangever] (hierna: [aangever] ) betrokken.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [aangever] het pand, alwaar verdachte aanwezig was, wilde binnen komen. Verdachte verzocht [aangever] om het pand te verlaten. [aangever] liet zich echter niet wegsturen en hij begon verdachte te slaan. Daarbij raakte hij verdachte hard in zijn gezicht, waardoor laatstgenoemde duizelig werd. Uiteindelijk lukte het om [aangever] uit het pand te verwijderen. [aangever] probeerde vervolgens meerdere malen de zaak weer in te komen. Verdachte heeft steeds geprobeerd [aangever] buiten te houden en zichzelf tegen hem te verdedigen. Verdachte is ervan overtuigd dat [aangever] hem zou hebben vermoord als hij zichzelf niet had verdedigd. Hij heeft [aangever] twee keer met een kleine houten stok geslagen. Eén keer sloeg hij mis en één keer sloeg hij op de hand of arm van [aangever] . Ook heeft hij [aangever] geslagen met een ijzeren voorwerp, dat hij vond op de grond in het pand. Geconfronteerd met een foto uit het dossier, waarop een afbreekmesje gedeeltelijk omwikkeld met schilderstape te zien is, bevestigde verdachte ter terechtzitting dat dat het voorwerp is waarmee hij heeft geslagen.
De verklaring van verdachte wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door de verklaringen die getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en haar vriend [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) bij de politie hebben afgelegd.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat een donkere man, die later door de politie werd geïdentificeerd als [aangever] , het pand op nummer [adres 2] in wilde en dat een Turkse man, die [getuige 1] bij de politie herkende als verdachte, en de andere aanwezigen dat niet wilden. De getuigen hebben beiden verklaard dat zij hebben gezien dat de donkere man maar bleef volhouden in zijn poging om het pand binnen te komen. Er ontstond een worsteling tussen [aangever] en verdachte. [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de Turkse man één keer uithaalde met het mes, waarbij hij geen stekende, maar een zwaaiende beweging maakte.
In het proces-verbaal van aanhouding van [aangever] is te lezen dat [aangever] niet reageerde op aanroepen van de ter plaatse gekomen politie, maar doorliep naar de voordeur van het pand op nummer [adres 2] . [aangever] werd gewaarschuwd voor de inzet van het stroomstootwapen, maar reageerde niet en liep door. Een verbalisant vuurde het stroomstootwapen af. [aangever] zakte in elkaar, maar herstelde zich en bleef zich verzetten tegen de aanhouding. Daarop is hij nogmaals getaserd. Ook toen konden de verbalisanten [aangever] niet onder controle krijgen en [aangever] wilde weer weglopen. Daarom is het stroomstootwapen nogmaals afgevuurd. Toen zakte [aangever] weliswaar weer in elkaar, maar weigerde hij de armen op de rug te plaatsen. Hij werkte pas mee aan de aanhouding nadat een verbalisant hem een klap op de wang gaf om hem “bij zinnen” te brengen.
In de letselbeschrijving van de GGD IJsselland is beschreven dat [aangever] letsel heeft aan de binnenzijde van de linker onderarm en aan de linker- en rechterzijde van de buik. Gelet op de scherpe wondranden van de verwondingen aan de linker onderarm en de linkerzijde van de buik, zijn deze verwondingen mogelijk ontstaan door een scherp doordringend voorwerp. Uit de letselrapportage wordt niet duidelijk hoe diep de snijwonden zijn.
4.3.2
Conclusies en overwegingen
De rechtbank komt, op basis van de verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , tot de conclusie dat verdachte [aangever] heeft geslagen met een houten stok en dat hij een zwaaiende of slaande beweging heeft gemaakt in de nabijheid van [aangever] , terwijl hij een mesje in zijn hand had. De rechtbank stelt, mede gelet op de letselbeschrijving van de GGD, vast dat verdachte [aangever] met het mesje heeft verwond aan zijn linker onderarm en de linkerzijde van zijn buik.
4.3.2.1 Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding geven om aan te nemen dat verdachte de intentie had om [aangever] zwaar te verwonden. Er was dan ook geen sprake van vol opzet. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [aangever] . Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ook geen sprake was van voorwaardelijk opzet. Het gevaar van het handelen van verdachte was voor hem, op het moment van handelen, niet duidelijk. [aangever] was degene die aanhoudend de confrontatie met verdachte zocht en hij was daarbij niet te stuiten. Verdachte heeft, toen [aangever] voor de zoveelste keer op hem afkwam, een slaande of zwaaiende beweging met het mesje gemaakt. Daarmee wilde hij enkel en alleen het gevaar dat [aangever] op dat moment voor hem vormde, afwenden. Verdachte heeft op dat moment niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [aangever] zwaar zou kunnen verwonden.
Nu verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [aangever] , zal de rechtbank hem vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
4.3.2.2 Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat de handelingen van verdachte geboden waren voor de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding daarvan door [aangever] . De reactie van verdachte is binnen de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit gebleven. Verdachte komt dan ook een geslaagd beroep op noodweer toe.
Het geslaagde beroep op noodweer heeft tot gevolg dat de wederrechtelijkheid, die in de tenlastegelegde mishandeling impliciet besloten ligt, niet kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daar dan ook van vrijspreken.

5.De schade van benadeelde

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van schadevergoeding van in totaal € 2.146,51 (zegge: tweeduizend honderdzesenveertig euro en éénenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit € 146,51 aan materiele schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [aangever] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2022.