ECLI:NL:RBOVE:2022:648

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
CC/08/265745 / HA ZA 21-202
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid architectenbureau voor gebreken in bouwproject en toezicht tijdens uitvoering

In deze zaak heeft eiser [X] een geschil met gedaagde, het architectenbureau [Z], over de aansprakelijkheid voor gebreken in de aanbouw van zijn woning. [X] stelt dat het dak van de aanbouw niet voldoet aan de eisen door ontwerpfouten en onvoldoende toezicht door [Z] tijdens de uitvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat [Z] niet tekort is geschoten in haar verplichtingen met betrekking tot het toezicht op het bouwproces. De afspraken tussen partijen rechtvaardigen niet de conclusie dat de werkzaamheden van [Z] ook toezichthoudende taken omvatten. De rechtbank oordeelt dat [Z] niet aansprakelijk is voor gebreken die voortkomen uit uitvoeringsfouten, maar dat zij wel aansprakelijk kan zijn voor gebreken die hun oorsprong vinden in ontwerpfouten. De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om de oorzaak van de gebreken vast te stellen en de wijze van herstel en de kosten daarvan te beoordelen. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en het nemen van een akte door beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/265745 / HA ZA 21-202
Vonnis in verzet van 2 maart 2022
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gedaagde in het verzet,
hierna te noemen [X] ,
advocaten mrs. M.L. Beeren-Kuijpers en N.F.W. Sturris te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARCHITECTENBUREAU [Z] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
hierna te noemen [Z] ,
advocaten mrs. J. Schutrups en T.B. van Dreumel te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021,
  • de akte overlegging producties van de zijde van [X] ,
  • de, vanwege het Coronavirus, op voorhand aan de griffie van de rechtbank toegezonden pleitnota van de zijde van [X] ,
  • de mondelinge behandeling op 26 oktober 2021, in aanwezigheid van beide partijen, bijgestaan door hun advoca(a)t(en). Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De beslissing samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.
[Z] heeft in opdracht van [X] een ontwerp vervaardigd voor de verbouwing en uitbreiding van de woning van [X] (hierna: de woning). [X] stelt dat het dak van de nieuwe aanbouw niet deugt en dat de oorzaak hiervan is gelegen in ontwerpfouten die zijn toe te rekenen aan [Z] dan wel het onvoldoende toezicht houden door [Z] tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Het gaat volgens [X] om de volgende gebreken:
het gebrek aan ventilatie in de overstekken;
luchtlekken in de aansluiting tussen het dak van de woning en het overstek;
luchtlekken bij de ventilatieroosters;
e opbouw van het dak is niet geïsoleerd..
2.2.
[X] wil dat [Z] hem een vervangende schadevergoeding betaalt, omdat nakoming niet meer mogelijk is. Daarnaast vordert [X] betaling van de gemaakte advieskosten.
De beslissing van de rechtbank
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan [Z] in haar verzet worden ontvangen. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat [Z] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van het (gestelde) ondeugdelijk toezicht houden op het bouwproces. Uitleg van de afspraken tussen partijen rechtvaardigt niet de conclusie dat de werkzaamheden in het kader van het bouwmanagement ook de uitoefening van toezichthoudende en controlerende taken betreffende de kwaliteit van de uit te voeren en uitgevoerde werkzaamheden door derden omvat. Dit betekent dat [Z] niet aansprakelijk is voor gebreken in het dak van de aanbouw van de woning van [X] die hun oorzaak vinden in uitvoeringsfouten. Voor zover niet duidelijk is wat de oorzaak van de gebreken is, is de rechtbank voornemens om een deskundige te benoemen. De rechtbank acht het ook nodig dat de deskundige zich uitlaat over de wijze van herstel en de daarmee gepaard gaande kosten, nu dit ook onderwerp van geschil is tussen partijen.
2.4.
Dit kort samengevatte oordeel zal hieronder uitgebreider worden toegelicht.

3.De beoordeling

Wat aan het geschil vooraf ging

3.1.
Op 4 november 2014 heeft [Z] aan [X] een offerte verstrekt voor het ontwerpen en technisch uitwerken van de door [X] gewenste verbouwing en uitbreiding van zijn woning. In deze offerte staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
A.
Werkzaamheden architectenbureau:
• Fase 0: Inmeten en uitwerken bestaande toestand.
• Fase 1: Voorlopig ontwerp.
• Fase 2: Definitief ontwerp.
• Fase 3: Technisch ontwerp; aanvraag bouwvergunning.
• Fase 4: Technisch ontwerp; bestektekeningen en bouwkundige omschrijving.
• Fase 8: Uitvoering; aanvullend tekenwerk
Het totaalhonorarium voor de werkzaamheden bedraagt: € 32.500,00 excl. BTW
(…)
Bouwmanagement architectenbureau:
• Fase 7: Prijs- en contractvorming/aanbesteding van het werk.
• Fase 10: Bouwmanagement/bouwbegeleiding.
Ons voorstel is dat wij “Leading” zijn tijdens het bouwproces en u als opdrachtgevers
frequent informeren omtrent de voortgang van het project. Naast het aanbesteden van het
bouwplan, het voorzitten van de bouwvergaderingen, het eventueel verzorgen van de
verslaglegging en het houden van de oplevering, zullen wij namens u indien nodig derden aansturen tijdens de engineering en uitvoering.
Het honorarium voor deze werkzaamheden bedraagt: € 15.000,00 excl. BTW
(…)
Interieuradvies architectenbureau
(…)
Tuinontwerp
(…)”
3.2.
Vervolgens hebben partijen over en weer met elkaar hebben gecorrespondeerd. In zijn e-mailbericht van 28 maart 2015 heeft [Z] [X] het volgende voorstel gedaan:
“(…)
mijn voorstel is;
Alle Architectenwerkz. € 33.500.00
Bouwmanagement € 15.000.00
Interieur € 7.500.00
Totaal € 56.000,00
In onze offerte zijn / waren onderstaande Posten exclusief, buiten opgave zijnde
9% verschotten over honoraria ‘s
Sloopvergunning ( en ) fundering aanpassings
werkzaamheden ivm verzakking /gevels nieuw
Inmetselen etc
3D impressies
(…)
[X] mijn voorstel is dan ook om alles rond te maken op een totaal bedrag van € 55.dz
Excl btw
(…)”
3.3.
Bij e-mailbericht van 2 april 2015 heeft [X] [Z] het volgende meegedeeld:
“(…)
Ik ben bereid om € 55.000 te betalen alleen wil ik dan geen losse einden meer hebben aan de offerte, het onderhandelen hierover met onderaannemers staat jou verder vrij.
Ik verwacht de garantie van jouw kant dat er geen enkele extra kosten in rekening zullen worden gebracht mits het om aanpassingen gaat die wij zelf hebben voorgesteld.
(…)”
3.4.
[X] heeft aannemer MBD Bouw B.V. (hierna MBD) ingeschakeld voor de uitvoering en realisatie van het ontwerp van [Z] . MBD heeft het werk op 20 mei 2016 bouwkundig opgeleverd.
3.5.
MBD is op 25 april 2017 door de rechtbank Gelderland failliet verklaard. Dit faillissement is op 7 januari 2020 wegens gebrek aan baten opgeheven.
3.6.
Omstreeks begin 2020 zijn er (vocht)problemen ontstaan aan het dak van de woning van [X] . [X] heeft Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. (hierna: Nieman) ingeschakeld om een onderzoek te verrichten. Op 25 februari 2020 heeft Nieman een rapport uitgebracht.
3.7.
[X] heeft daarna OCB Bouw B.V. (hierna: OCB) gevraagd om een offerte te maken voor de door Nieman omschreven herstelwerkzaamheden. Op 15 april 2020 heeft OCB een offerte uitgebracht van € 44.315,-- inclusief BTW.
3.8.
In mei 2020 is [Z] namens [X] schriftelijk aansprakelijk gesteld en is haar gesommeerd de door [X] geleden schade te vergoeden.
3.9.
Op 23 april 2020 heeft [X] met OCB een aannemingsovereenkomst gesloten voor het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden. Deze herstelwerkzaamheden zijn vervolgens verricht en op 11 juni 2020 heeft Nieman de herstelwerkzaamheden gecontroleerd.
3.10.
Bij e-mailbericht van 28 mei 2020 is door de advocaat van [Z] gereageerd op de aansprakelijkheidsstelling van [X] .
3.11.
Partijen hebben vervolgens geprobeerd om een minnelijke regeling te treffen. Dit is niet gelukt. De advocaten van partijen hebben daarna over en weer met elkaar gecorrespondeerd.
3.12.
Op (of omstreeks) 1 april 2021 heeft het door de verzekeraar van [Z] ingeschakelde expertisebureau EMN (hierna: EMN) een rapport uitgebracht.
Het geschil
3.13.
[X] heeft in de verstekprocedure - kort gezegd - gevorderd dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [Z] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 46.261,91 te vermeerderen met de wettelijke rente, een bedrag van € 5.701,58 wegens gemaakte kosten ter vaststelling van de schade, de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van de procedure.
3.14.
Bij verstekvonnis van 31 maart 2021 is [Z] - kort gezegd - veroordeeld om aan [X] een bedrag te betalen van € 46.261,91, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf 2 februari 2021 tot aan de dag van volledige betaling. Daarnaast is [Z] veroordeeld in door [X] gemaakte kosten ter vaststelling van de schade, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3.15.
[Z] is bij verzetdagvaarding van 3 mei 2021 in verzet gekomen tegen het verstekvonnis en vordert in de verzetprocedure bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar te ontheffen van de veroordeling bij verstek en [X] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, althans deze (alsnog) af te wijzen. Verder vordert [Z] dat [X] zal worden veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.16.
[Z] heeft daartoe - kort weergegeven - aangevoerd dat er, onder verwijzing naar het rapport van EMN, geen sprake is van ontwerpfouten en dat er geen verplichting was tot dagelijks (bouw)toezicht. [Z] stelt zich dan ook op het standpunt dat zij niet tekort geschoten is in de op haar rustende verplichtingen. Daarnaast betwist [Z] de omvang van de door [X] (vermeende) geleden schade.

4.De beoordeling

Tijdigheid verzet

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [Z] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen. Dit betekent dat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling toekomt.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Partijen twisten over de vraag of [Z] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of de geconstateerde gebreken in de aanbouw van de woning zijn aan te merken als ontwerp- dan wel uitvoeringsfouten en op de vraag of er al dan niet sprake is geweest van onvoldoende begeleiding dan wel toezicht door [Z] tijdens de bouwwerkzaamheden.
Is er sprake geweest van onvoldoende begeleiding/toezicht door [Z] tijdens de bouwwerkzaamheden?
Standpunt [X]
4.3.
[X] stelt dat het dak van de aanbouw niet deugt omdat er (onder meer) sprake is geweest van gebrekkig toezicht door [Z] . Volgens hem hebben partijen tijdens de sluiting van de overeenkomst uitdrukkelijk gesproken over bouwtoezicht dan wel begeleiding tijdens de bouwwerkzaamheden. Daarbij heeft [X] aangegeven dat hij over “twee linkerhanden” beschikt, waarna [Z] hem zou hebben verzekerd hem te ontzorgen en “het gehele bouwproces uit handen te nemen”. Ter onderbouwing verwijst [X] naar de offerte waarin partijen, onder B, bouwmanagement/begeleiding zijn overeengekomen. Daarbij zou [Z] “leading” zijn tijdens het bouwproces en derden aansturen tijdens de engineering en uitvoering. [X] heeft voor het bouwmanagement ook een fors bedrag van € 15.000,-- exclusief BTW betaald. Dat bedrag valt niet te verklaren met het enkel voorzitten van bouwvergaderingen en het bijwonen van de oplevering. [X] stelt dat hij gelet op de overeenkomst en de gesprekken met [Z] redelijkerwijs mocht verwachten
dat bij bouwmanagement ook toezicht zou worden uitgevoerd, met dien verstande dat
[Z] in elk geval op cruciale momenten op de bouw aanwezig zou zijn en het
toezicht zou houden op de uitvoering van de werkzaamheden. Dagelijks toezicht is
niet overeengekomen, maar dat lag, gelet op de aard van het werk, ook niet voor de hand. Dat het overeenkomen van en betalen voor "bouwbegeleiding" in de bouwpraktijk
betekent dat [X] mocht verwachten dat er enige mate van toezicht zou plaatsvinden wordt onderschreven door de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen (RvA, 23 maart 2004, nummer 70.696). Tijdens de uitvoering was er geen enkele discussie over de rol van [Z] . Zij zou toezicht houden op de uitvoerende partijen en [X] volledig ontzorgen. [X] wijst er in dit verband op dat [Z] zich inhoudelijk bemoeide met de engineering en
uitvoering en geregeld op de bouwplaats kwam kijken. Uit de als productie 18 overgelegde emailcorrespondentie volgt ook dat de werkzaamheden veel verder gingen dan slechts "coördinerende" werkzaamheden.
Standpunt [Z]
4.4.
stelt dat uit de opgenomen toelichting in de offerte onder B blijkt dat het gaat om een coördinerende taak van [Z] waarbij zij de grote lijnen zou uitzetten. Bij de aansturing van derden ging het om het coördineren van werkzaamheden van verschillende adviseurs en/of de aannemer om te voorkomen dat deze elkaar in de weg zouden zitten, en termijnbewaking tijdens de periodieke bouwvergaderingen. Over het houden van (dagelijks) toezicht wordt op geen enkele wijze gesproken in de offerte. Het door [Z] geoffreerde honorarium voor het bouwmanagement geeft ook geen aanleiding om aan te nemen dat [Z] gedurende het werk continue toezicht zou houden op de werkzaamheden van MBD. Tot meer dan het op hoofdlijnen verzorgen van het bouwmanagement heeft [Z] zich niet verbonden. [Z] is dan ook in dit kader niet tekortgeschoten in enige op haar rustende verplichtingen. De uitspraak van de Raad van Arbitrage waar [X] naar verwijst, betreft andere casuïstiek en de emailcorrespondentie van productie 18 heeft betrekking op de dakrand en niet op de dakisolatie.
Het oordeel van de rechtbank
4.5.
Nu partijen een verschillende uitleg geven aan dat wat zij zijn overeengekomen moet de rechtbank de overeenkomst uitleggen. Dit vindt plaats volgens de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Die maatstaf houdt (voor dit geval) in dat het bij de uitleg van de afspraken tussen [X] en [Z] niet alleen gaat om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraken zijn gebruikt, maar dat het ook aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen ze te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis van de bewoordingen bij de uitleg vaak echter wel van groot belang.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewoordingen bij onderdeel B van de offerte voortvloeit dat [Z] het bouwmanagement zou verzorgen. De werkzaamheden die [Z] in dit verband zou verrichten hebben betrekking op het bouwproces en de voortgang van het project, zoals het frequent informeren van [X] over de voortgang van het project, het aanbesteden van het bouwplan, het voorzitten van de bouwvergaderingen en het eventueel verzorgen van de verslaglegging en het houden van de oplevering. Weliswaar wordt bij de toelichting ook vermeld dat [Z] indien nodig namens [X] derden zal aansturen tijdens de engineering en uitvoering, maar gezien de context waarin dat is geplaatst duidt dat op een coördinerende taak in plaats van een toezichthoudende of controlerende taak ten aanzien van de kwaliteit van de door derden uitgevoerde werkzaamheden. De termen “toezicht” en “directievoering” worden ook niet (expliciet) vermeld bij de toelichting onder B van de offerte. De uitleg dat het bouwmanagement/de bouwbegeleiding (alleen) inhield dat [Z] werkzaamheden zou verrichten betreffende het bouwproces en de voortgang van het project, vindt naar het oordeel van de rechtbank ook steun in de omstandigheid dat [Z] een architectenbureau is en geen aannemingsbedrijf of een bedrijf dat zich specifiek richt op bouwmanagement. Het ligt dan ook niet voor de hand dat [Z] zou toezien op de kwaliteit van de uit te voeren of uitgevoerde werkzaamheden, nu daarvoor de specifieke kennis ontbreekt. In dat kader is bovendien van belang dat [X] ervoor heeft gekozen om zelf overeenkomsten met diverse gespecialiseerde uitvoerende bedrijven, zoals MBD en [Y] Adviseurs in Installatietechniek B.V. (hierna: [Y] ), aan te gaan, zodat die partijen in beginsel ieder voor hun eigen werkzaamheden door [X] dienen te worden aangesproken. Dat deze bedrijven zijn aangedragen door [Z] doet aan het voorgaande niet af, nu in zijn algemeenheid niet kan worden gesteld dat een enkele aanbeveling voor specifieke contractspartners ook de aansprakelijkheid voor die partijen zou impliceren. Voor zover [X] nog naar voren heeft gebracht dat hij in de aanloop van het bouwproject [Z] erop heeft gewezen dat hij zelf twee linkerhanden heeft en dat [Z] hem daarop heeft verzekerd dat zij hem het gehele bouwproces uit handen zou nemen, rechtvaardigt dit geen andere conclusie. Het uit handen nemen van een bouwproces impliceert immers niet zonder meer ook het uitoefenen van volledig bouwtoezicht, zoals ook uit het voorgaande volgt. [X] heeft ook niet anderszins onderbouwd hoe uit de context waarin deze toezegging zou zijn gedaan kan worden afgeleid dat [Z] met die toezegging ook impliceerde bouwtoezicht te gaan uitoefenen. [X] heeft aldus niet voldoende onderbouwd gesteld dat hij aan deze mededelingen het vertrouwen mocht ontlenen dat [Z] meer verplichtingen op zich zou nemen of dat partijen aan de hand daarvan nadere afspraken hebben gemaakt die verder gaan dan het verrichten van (coördinerende) werkzaamheden betreffende het bouwproces en de voortgang van het bouwproject.
4.7.
De verwijzing naar de uitspraak van de Raad van Arbitrage kan [X] naar het oordeel van de rechtbank niet baten. De uitspraak van de Raad van Arbitrage is gewezen tussen andere partijen die een eigen overeenkomst hadden gesloten en die aldus in de voor die zaak betreffende context door de Raad is uitgelegd. In de zaak die nu bij de rechtbank voorligt dient de tussen partijen gesloten overeenkomst op haar eigen merites te worden beoordeeld, op basis van de afspraken die partijen in casu over en weer met elkaar zijn aangegaan. Die uitleg leidt tot het oordeel dat hiervoor onder 4.6 is weergegeven, waarbij de rechtbank er aldus vanuit gaat dat het bouwtoezicht niet viel onder de verantwoordelijkheden van [Z] .
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de door [X] bij productie 18 overgelegde mailcorrespondentie, anders dan door [X] is betoogd, ook niet worden afgeleid dat de werkzaamheden van [Z] veel meer omvatten dan coördinerende werkzaamheden. Er is overlegd over het detail van de zinken dakrand, die [Z] slank wilde houden. Dat daarop door MBD is aangegeven dat er ook moet worden voldaan aan de Verotec details en een zekere afdichting en door [Z] vervolgens “ok” is vermeld, betekent zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – niet zonder meer dat [Z] ook toezichthoudende taken uitoefende, nu die passage ook kan zien op werkzaamheden van [Z] als architect. Uit het feit dat [Z] achter de in de e-mailcorrespondentie door MBD opgenomen passage “Fleurien heeft aangegeven geen extra lat op de deur van de meterkast te willen. Voor de ventilatie is het ook beter zo” heeft gereageerd met de opmerking “eens” kan – zonder nadere onderbouwing die ontbreekt – ook niet worden opgemaakt dat partijen zijn overeengekomen dat [Z] de hiervoor vermelde toezichthoudende en controlerende taken ten aanzien van de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden zou uitoefenen, nu ook dit onderdeel betrekking kan hebben op de werkzaamheden van [Z] als architect. Dat [Z] naar aanleiding van een andere opmerking van MBD aan MBD vraagt of de rooktest al is uitgevoerd, betekent – zonder nadere onderbouwing die ontbreekt – evenmin dat op [Z] een toezichthoudende verplichting zou rusten. Die opmerking kan immers ook in het kader van coördinerende activiteiten van [Z] zijn gemaakt en zou daarmee veeleer een bevestiging van het door [Z] ingenomen standpunt vormen.
4.9.
Het voorgaande brengt met zich dat niet kan worden geconcludeerd dat [Z] de verplichting op zich heeft genomen om toezichthoudende en controlerende taken uit te oefenen betreffende de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden door derden. Daarin kan dan ook geen reden zijn gelegen dat [Z] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Gebreken in de aanbouw van de woning
4.10.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [Z] niet aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door uitvoeringsfouten. Als komt vast te staan dat er sprake is van gebreken in de aanbouw van de woning die hun oorzaak vinden in een ontwerpfout van [Z] , dan is er wel sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [Z] en wordt ook toegekomen aan de vraag of daardoor schade is geleden en de omvang daarvan.
4.11.
[Z] heeft betwist dat de geconstateerde gebreken te herleiden zijn naar ontwerpfouten. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar het rapport van EMN. Naar aanleiding van het rapport van EMN heeft Nieman een aanvullend rapport uitgebracht op
23 juni 2021, dat door [X] in het geding is gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van [Z] verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om te reageren op dit aanvullende rapport. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding. Bij toezending van het rapport is rekening gehouden met de 10 dagen termijn als bedoeld in artikel 87 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en [Z] heeft tijdens de mondelinge behandeling voldoende gelegenheid gehad om te reageren op deze rapportage en heeft dat ook gedaan. [Z] handhaaft in feite haar standpunt dat er geen sprake is van ontwerpfouten.
4.12.
Gezien de inhoud van het aanvullende rapport van Nieman en het in de pleitnota van [X] opgenomen schema constateert de rechtbank dat tussen partijen niet meer in geschil is dat het gebrek aan ventilatie in de overstekken niet haar oorzaak vindt in een ontwerpfout.
4.13.
Anders ligt dit wat betreft het (gestelde) gebrek dat er luchtlekken in de aansluiting tussen het dak van de woning en het overstek zijn. [X] stelt zich op het standpunt dat sprake is van zowel een ontwerp- als een uitvoeringsfout. De rechtbank volgt [X] niet in zijn betoog. Door [X] wordt erkend dat het detail anders is uitgevoerd dan door [Z] is getekend. In het aanvullende rapport van EMN wordt ook geconcludeerd dat het niet adequaat aanbrengen van de luchtdichting in overwegende mate een uitvoeringsfout is. De enkele omstandigheid dat de urgentie van de luchtdichting niet uit de details blijkt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat het gebrek haar oorzaak vindt in een ontwerpfout.
4.14.
Wat betreft de overige gestelde gebreken, te weten de luchtlekken bij de ventilatieroosters en het ontstaan van schimmelvorming tegen de onderzijde van het dak van het overstek heeft [X] onderbouwd gesteld dat de oorzaak hiervan (mede) is gelegen in een ontwerpfout. Wat betreft het tweede onderdeel begrijpt de rechtbank [X] aldus dat er sprake is van een ontwerpfout omdat de schimmelvorming (mede) is ontstaan door nachtelijke uitstraling die had kunnen worden voorkomen als de opbouw van het dak van het overstek zou zijn geïsoleerd en daar aldus in het ontwerp in was voorzien. [Z] heeft
– onder meer met het rapport van EMN – naar het oordeel van de rechtbank voldoende weersproken dat sprake zou zijn van een of meerdere ontwerpfouten. Dit betekent dat beide partijen aan hun stel- dan wel betwistingsplicht hebben voldaan. Om duidelijkheid te krijgen over de oorza(a)k(en van deze gebreken, zal naar het oordeel van de rechtbank een deskundige moeten worden benoemd. Nu de wijze van herstel van de hiervoor genoemde gebreken en de daarmee gepaard gaande kosten ook onderwerp van discussie is tussen partijen is het naar het oordeel van de rechtbank ook noodzakelijk dat een deskundige zich hierover uitlaat.
4.15.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige met voldoende expertise op het gebied van architectuur en dakconstructies en dat aan die deskundige de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
Kunt u vaststellen wat de oorzaak/ oorzaken is/zijn van de luchtlekken bij de ventilatieroosters in het dak van de aanbouw van [X] ? Kunt u bij de beantwoording van de vraag betrekken of en zo ja in welke mate procentueel gezien het gebrek is veroorzaakt door een ontwerpfout? Wilt u bij de beantwoording van de vraag de bevindingen van Nieman en EMN betrekken en aangeven waarom u deze al dan niet onderschrijft?
Kan nachtelijke uitstraling een oorzaak zijn van de schimmelvorming tegen de onderzijde van het dak van het overstek? In welke mate procentueel gezien wordt de nachtelijke uitstraling veroorzaakt door een ontwerpfout? Wilt u bij de beantwoording van de vraag de bevindingen van Nieman en EMN betrekken en aangeven waarom u deze al dan niet onderschrijft?
In welke mate hebben procentueel gezien de luchtlekken bij de ventilatieroosters bedoeld onder vraag 1 en de nachtelijke uitstraling bedoeld onder vraag 2 bijgedragen aan de schimmelvorming?
Op welke wijze kunnen de luchtlekken bij de ventilatieroosters in het dak van de aanbouw van [X] worden hersteld en welke kosten gaan hiermee gepaard?
Op welke wijze kan de schimmelvorming tegen de onderzijde van het dak van het overstek worden hersteld en welke kosten gaan hiermee gepaard?.
Wilt u bij de beantwoording van de vragen 4 en 5 het hersteladvies van Nieman, de offerte van OCB van 15 april 2020, de facturen van OCB en de reactie hierop van EMN betrekken en aangeven waarom u deze al dan niet onderschrijft?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.16.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen. Het spreekt voor zich dat het de voortgang van de procedure aanzienlijk zou versnellen als partijen ter zake met een eensluidend voorstel komen.
4.17.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door [X] (als oorspronkelijke eiser) moet worden gedeponeerd, nu op hem de bewijslast rust van zijn stelling dat er sprake is van ontwerpfouten in het dak van de aanbouw van zijn woning.
Overig
4.18.
De rechtbank kan zich voorstellen dat partijen zich, mede gelet op de procesrisico’s (waaronder de (verdere) proceskosten (waaronder begrepen de kosten van de deskundige)), zich alsnog nader wensen te beraden over de wijze van voortzetting van de procedure. De rechtbank merkt op dat partijen hun geschil desgewenst ook alsnog in onderling overleg zouden kunnen trachten te beëindigen, middels overeenstemming. Zo nodig kunnen partijen hiervoor ook de gestelde termijn van vier weken gebruiken en de rechtbank hiervan (eenparig) bij akte in kennis stellen.
4.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 maart 2022 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage, de persoon van de deskundige en de voorgestelde vragen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa en in het openbaar uitgesproken door mr. U van Houten op 2 maart 2022