Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en werknemer. De werkgever, aangeduid als [verzoekster], verzocht om ontbinding op basis van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en subsidiair op basis van een combinatiegrond (i-grond). De werknemer, aangeduid als [verweerder], had eerder aanspraak gemaakt op een transitievergoeding bij zijn vorige werkgever, Paycompany, wat volgens de werkgever een schending van vertrouwen betekende. Daarnaast waren er incidenten waarbij bekenden van de werknemer de directeur van de werkgever intimideerden.
De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een zodanige verstoring van de arbeidsverhouding dat ontbinding gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat de arbeidsrelatie blijvend verstoord was. De kantonrechter wees erop dat er nog geen poging was gedaan om de relatie te herstellen en dat de werknemer niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de intimidatie door zijn bekenden. Bovendien was er geen bewijs dat de werknemer een afspraak had geschonden met betrekking tot de transitievergoeding.
De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af en stelde dat de proceskosten voor rekening van de werkgever kwamen, omdat deze ongelijk kreeg. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de kantonrechter benadrukte het belang van communicatie tussen partijen, mogelijk met behulp van een mediator.