ECLI:NL:RBOVE:2022:602
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens overschrijding inburgeringstermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij eiser, een inburgeringsplichtige, in beroep ging tegen een opgelegde boete van € 300,- door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De boete was opgelegd omdat eiser de inburgeringstermijn verwijtbaar had overschreden. Eiser had aanvankelijk tot 28 november 2017 de tijd om aan zijn inburgeringsplicht te voldoen, maar deze termijn was later verlengd tot 26 juni 2019. Eiser heeft echter niet binnen deze termijn voldaan aan zijn verplichtingen, wat leidde tot de boete. In het bestreden besluit van 11 februari 2021 werd de oorspronkelijke boete van € 750,- verlaagd naar € 300,- na het indienen van bezwaar door eiser.
Tijdens de zitting op 8 februari 2022 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser stelde dat hij pas op 10 oktober 2016 kon beginnen met zijn inburgeringscursus, en dat hij afhankelijk was van derden voor zijn inschrijving. Hij voerde aan dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de vertraging die hij had opgelopen door een gebrek aan beschikbare plaatsen en zijn verhuizing. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hem voor de opgelopen vertraging geen enkel verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete van € 300,- terecht was, omdat eiser verwijtbaar niet op tijd aan zijn inburgeringsplicht had voldaan. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.