ECLI:NL:RBOVE:2022:577

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
08.298232.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van vuurwapens en opslag van professioneel vuurwerk door verdachte

In deze strafzaak heeft de rechtbank Overijssel op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man, die op 1 november 2021 op een parkeerplaats in Hattem een pistoolmitrailleur en een pump action geweer, samen met munitie, aan een ander heeft overgedragen. Daarnaast had hij 98 cobra's en 9 nitraten in zijn bezit, die hij naar eigen zeggen voor eigen gebruik had opgeslagen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Tijdens de zitting op 15 februari 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, A.C. Waterman, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.H. Rump, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft bekend, maar de rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat hij de feiten in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en het reclasseringsadvies. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden passend is, gezien de risico's voor de veiligheid van anderen door het ongecontroleerde bezit van vuurwapens. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder geld en een auto.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.298232.21 (P)
Datum vonnis: 1 maart 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu verblijvende in de PI Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie A.C. Waterman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:met een ander een pistoolmitrailleur, een pump action geweer/shotgun en munitie heeft overgedragen (primair) of voorhanden heeft gehad (subsidiair);
feit 2:met een ander een geluiddemper van een vuurwapen voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
feit 3: 98 cobra’s en 9 nitraten heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 1 november 2021, te Hattem, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een pistoolmitrailleur, merk Crvena Zastava, model 56, kaliber 9 mm x 19,
zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of een wapen, te weten
een pump action geweer/shotgun (Italian Commando, kal 12), zijnde een wapen
van categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten 30, 9 mm
patronen kort en/of 17, 9 mm patronen lang en/of 12 hagelpatronen, heeft
overgedragen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2021, te Hattem, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet
wapens en munitie, te weten een pistoolmitrailleur, merk Crvena Zastava, model 56,
kaliber 9 mm x 19, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
een wapen, te weten een pump action geweer/shotgun (Italian Commando, kal 12),
zijnde een wapen van categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten
30, 9 mm patronen kort en/of 17 9 mm patronen lang en/of 12 hagelpatronen,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 1 november 2021, te Hattem, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een wapen, van categorie I, onder 1° of 3°, te weten
een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad en/of heeft
gedragen;
3
hij op of omstreeks 1 november 2021, te Zwolle, opzettelijk in een woning en/of een
schuur bij die woning aan [adres] , in strijd met artikel 1.2.2 onder 1 van
het Vuurwerkbesluit, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te
weten 98 cobra's 6/flashbangers, categorie F4 en/of 9
nitraten(bommen)/flashbangers, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 1 november 2021 wordt tijdens een observatie waargenomen dat drie mannen elkaar ontmoeten op de parkeerplaats van een supermarkt in Hattem. Dit zijn de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [verdachte] haalt uit de kofferbak van zijn auto een gitaartas en legt deze in de kofferbak van de auto van [medeverdachte 1] . Als even later de auto van [medeverdachte 1] door de politie wordt doorzocht worden in de gitaartas een pistoolmitrailleur, een pump action geweer/shotgun, munitie en een geluiddemper voor een vuurwapen aangetroffen. Vervolgens vinden doorzoekingen plaats in de woningen van de verdachten. Bij verdachte wordt daarbij vuurwerk aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten te bewijzen. Zij gaat er vanuit dat alle drie de verdachten wisten dat de als feit 1 ten laste gelegde wapens met munitie tijdelijk bij [medeverdachte 1] zouden worden ondergebracht. Volgens de officier van justitie wijst de overdracht op een parkeerplaats van een supermarkt erop dat dit zoveel mogelijk aan het oog van derden onttrokken moest blijven. Dat betekent dat hierover afspraken moeten zijn gemaakt. Dat verdachte geen navraag zou hebben gedaan naar de inhoud van de tas, terwijl verdachten onderling een nauwe connectie hebben, is volgens de officier van justitie hoogst ongeloofwaardig. Ook is hij niet onbekend met wapens. Daarnaast is er een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en vermoedelijk [verdachte] over een gitaar, waarin verdachte te kennen geeft dat hij daar niet op kan passen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweren gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Die bewijsmiddelen zijn:
  • de verklaring van verdachte tijdens de zitting van 15 februari 2022;
  • het ‘proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict’, pagina 85 tot en met 87 (inhoud van de gitaartas);
  • het ‘proces-verbaal onderzoek wapen’ (Crvena Zastava en de geluiddemper), pagina 94 en 95;
  • het ‘proces-verbaal onderzoek wapen’ (Italian Commando), pagina 101 en 102;
  • het ‘proces-verbaal onderzoek wapen’ (21 hagelpatronen), pagina 21;
  • het ‘proces-verbaal onderzoek wapen’ (30 korte 9mm patronen en 17 lange 9mm patronen), pagina 27 tot en met 34.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte deze feiten in een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen heeft gepleegd. Zo is niet gebleken dat de medeverdachten wisten dat er wapens, munitie en een geluiddemper in de gitaartas zaten, of er rekening mee hadden moeten houden dat die waarschijnlijk in de tas zaten. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Die bewijsmiddelen zijn:
- de verklaring van verdachte tijdens de zitting van 15 februari 2022;
- het proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen vuurwerk met bijlagen, pagina 264 tot en met 276.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 1 november 2021 te Hattem een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistoolmitrailleur, merk Crvena Zastava, model 56, kaliber 9 mm x 19, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en een wapen, te weten een pump action geweer/shotgun (Italian Commando, kal 12), zijnde een wapen van categorie III, en munitie van categorie II en III, te weten 30, 9 mm patronen kort en 17, 9 mm patronen lang en 12 hagelpatronen, heeft overgedragen;
2
hij op 1 november 2021 te Hattem, een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad en heeft gedragen;
3
hij op 1 november 2021 te Zwolle, opzettelijk, in een woning en/of een schuur bij die woning aan [adres] , in strijd met artikel 1.2.2 onder 1 van het Vuurwerkbesluit, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 98 cobra's 6, categorie F4 en 9 nitraten heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) en in artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer gelezen in samenhang met artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de WWM, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de WWM;
feit 3
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 25 maanden geëist.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, gecombineerd met een taakstraf. Ook heeft de raadsvrouw verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft op de parkeerplaats van een supermarkt een pistoolmitrailleur, een pump action geweer/shotgun en munitie aan een ander overgedragen. Verdachte heeft verklaard dat iemand hem had gevraagd tijdelijk op een tas te passen, en pas later zag hij dat er wapens en munitie in de tas zaten. Toen het langer duurde dan hem was beloofd, wilde verdachte de tas bij iemand anders onderbrengen. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens, en zeker dergelijke vuurwapens, een groot en onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich mee brengt en een inbreuk maakt op de rechtsorde. Reeds vanwege de ernst van die feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, gecombineerd met een taakstraf, zoals door de raadsvrouw is bepleit, kan geen sprake zijn. Ook heeft verdachte 98 cobra’s en 9 nitraten opgeslagen en voorhanden gehad, naar zijn zeggen voor eigen gebruik.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor het overdragen van een vuurwapen van categorie II (zoals de pistoolmitrailleur) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden (in een woning) tot vijftien maanden (in een openbare ruimte) als oriëntatiepunt gegeven. Voor het overdragen van een vuurwapen van categorie III (zoals het pump action geweer/shotgun) wordt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden (in een woning) tot acht maanden (in een openbare ruimte) gegeven. Voor het overdragen van 50 tot 100 patronen wordt een geldboete van € 350,-- tot € 1000,-- als oriëntatiepunt gegeven en voor het voorhanden hebben/dragen van een geluiddemper een geldboete van € 450,--. De overdracht door verdachte vond plaats vanuit zijn auto direct naar een daarnaast geparkeerde auto op de parkeerplaats van een supermarkt. Niet blijkt of er op dat moment ook andere personen op de parkeerplaats waren. Daarnaast bevonden de wapens, munitie en geluiddemper zich in een afsloten gitaartas.
Met betrekking tot het voorhanden hebben en opslaan van cobra’s en nitraten heeft de rechtbank er acht op geslagen dat voor het voorhanden hebben en/of opslaan van een dergelijke hoeveelheid knalvuurwerk straffen zijn opgelegd variërend van forse taakstraffen tot enkele maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het strafblad van verdachte zal de rechtbank ten nadele van verdachte meewegen bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Uit het uittreksel van zijn justitiële documentatie van 31 december 2021 blijkt namelijk dat hij eerder is bestraft, ook één keer voor overtreding van de WWM. Dat was maar een paar maanden voor hij de feiten op de tenlastelegging heeft gepleegd. Daarnaast is verdachte op 5 augustus 2021 nog veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) taakstraf van 200 uren. Kennelijk hebben deze bestraffingen verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook dat dient tot uitdrukking in de strafmaat te komen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 29 november 2021. Daaruit blijkt dat verdachte zijn leven ogenschijnlijk op orde heeft. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank is echter van oordeel dat van een (deels) voorwaardelijke geen sprake (meer) kan zijn, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte ondanks recente bestraffingen strafbare feiten blijft plegen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat de in de zaak met parketnummer 08-910032-20 opgelegde proeftijd vanwege artikel 6:1:18 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is blijven doorlopen tijdens de detentie van verdachte. Die voorwaardelijke opgelegde 100 uren taakstraf blijven voor verdachte dus een stok achter de deur om na het einde van zijn detentie niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden passend en geboden is. Tenuitvoerlegging daarvan zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Wat betreft het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank dat de gronden voor voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig zijn. Daarbij komt dat nu sprake is van een veroordelend vonnis, waarbij verdachte wordt veroordeeld tot een aanzienlijk langere gevangenisstraf dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het verzoek van de raadsvrouw wordt daarom afgewezen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Er rust nog beslag op de auto van verdachte (een Volkswagen Polo) en geld (€ 840,--) dat onder verdachte in beslag is genomen.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het geld moet worden teruggegeven aan verdachte. De waarde van de Volkswagen Polo wordt geschat op
€ 3.400,--. Omdat het strafbare feit met deze auto is gepleegd, kan deze gezien de geringe waarde verbeurd worden verklaard.
De raadsvrouw heeft om teruggave van de auto en het geldbedrag gevraagd.
Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het in beslag genomen geld aan verdachte moet worden teruggegeven. Er is namelijk niet gebleken van enige relatie van dit geld met de gepleegde strafbare feiten, waardoor het geld niet vatbaar is voor verbeurdverklaring.
Wat betreft de in beslag genomen auto van verdachte overweegt de rechtbank dat verbeurdverklaring een bijkomende straf is. Bij de oplegging daarvan wordt beoogd de veroordeelde in zijn vermogen te treffen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat € 3.400,-- geen geringe waarde is. Verder is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel tot uitdrukking dient te komen in de op te leggen hoofdstraf. In deze zaak heeft de rechtbank dit tot uitdrukking gebracht in de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Door verbeurdverklaring van zijn auto zou verdachte dan ook onevenredig worden getroffen. Omdat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet, zal de rechtbank teruggave van de Volkswagen Polo aan de verdachte gelasten.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de WWM, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de WWM;
feit 3
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst vermelde geld (te weten € 840,--) en de Volkswagen Polo personenauto (kenteken [kenteken] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.