ECLI:NL:RBOVE:2022:56

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
08/094611-21 en 08/047154-20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over ontoerekeningsvatbaarheid en terbeschikkingstelling na bedreiging met vuurwapen

Op 13 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man die zijn buurman op 6 april 2021 met de dood heeft bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem te richten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet strafbaar is, omdat hij ontoerekeningsvatbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op rapportages van deskundigen die hebben vastgesteld dat de man lijdt aan een chronisch psychotische stoornis, te classificeren als schizofrenie, en dat hij ten tijde van het delict in een ernstige psychose verkeerde. De rechtbank heeft de man ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder opname in een forensische psychiatrische instelling, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten niet aan de verdachte konden worden toegerekend. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet in verhouding stond tot de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/094611-21 en 08/047154-20 (tul) (P)
Datum vonnis: 13 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] , Sri Lanka,
ingeschreven in de BRP aan [adres 1]
,
nu verblijvende in FPA De Boog aan de Vordenseweg 12,
7231 PA Warnsveld.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 juli 2020, 20 september 2021 en 21 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 6 april 2021 [slachtoffer] met de dood heeft bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem te richten en te zeggen “ik schiet je hartstikke dood”;
feit 2:op 6 april 2021 een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 6 april 2021 te Enschede [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/in de richting van die [slachtoffer] te richten en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen “ik schiet je hartstikke dood”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 6 april 2021 te Enschede een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, merk Zoraki, model 914, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzittingen is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft op 6 april 2021 in Enschede zijn buurman [slachtoffer] bedreigd. Hij deed dit door een vuurwapen op [slachtoffer] te richten en daarbij te zeggen: “Ik schiet je hartstikke dood.” (feit 1).
In een kast in de woning van verdachte treft de politie diezelfde dag een vuurwapen aan. Het betreft een gaspistool dat in onderdelen uit elkaar lag (feit 2).
Verdachte heeft bekend dat hij zijn buurman heeft bedreigd. Hij ontkent dat met een vuurwapen te hebben gedaan. Hij verklaart dat hij met ‘ijzeren plaatjes’ heeft gedreigd.
De rechtbank komt op basis van het aangetroffen vuurwapen en de gehavende staat waarin dat verkeerde tot de conclusie dat de ijzeren plaatjes waarover verdachte spreekt, het betreffende vuurwapen is geweest. Aan de overtuiging daarvan draagt bij dat verdachte, toen hem ter terechtzitting van 20 september 2021 werd gevraagd hoe hij ‘de ijzeren plaatjes’ vast had, zijn rechterhand gestrekt naar voren heeft gedaan, hetgeen past bij de door aangever beschreven beweging die verdachte met het eveneens door aangever beschreven vuurwapen heeft gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 april 2021 te Enschede [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] te richten en daarbij tegen die [slachtoffer] te zeggen “ik schiet je hartstikke dood”;
2.
hij op 6 april 2021 te Enschede een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, merk Zoraki, model 914, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

6.De strafbaarheid van verdachte

Over de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
M.L. de Groot, GZ-psycholoog, en F. Harmanny-Wiersma, psychiater, hebben verdachte onderzocht en over hem gerapporteerd in hun rapportages van respectievelijk 22 juli 2021 en 1 augustus 2021. Uit die rapportages komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een chronisch psychotische stoornis die te classificeren valt als schizofrenie. Ook worden bij verdachte afhankelijke persoonlijkheidstrekken waargenomen en is er sprake van misbruik van drugs.
Ten tijde van het plegen van het feit was er sprake van een ernstige psychose die gepaard ging met een uitgebreid en bizar aandoend paranoïde waansysteem en visuele, tactiele en akoestische hallucinaties. De psychose bij verdachte heeft in die zin doorgewerkt in het strafbare feit dat de realiteitstoetsing van verdachte ernstig was verstoord. Daarnaast werd verdachte geleid door psychotische angst en woede richting de buurman, die in verdachtes ogen stelselmatig zijn eigen en zijn partners leven ruïneerde en waaraan geen ontsnappen mogelijk was. Voor het geval van bewezenverklaring hebben beide deskundigen geadviseerd om de feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de deskundigen goed zijn onderbouwd en dat de conclusies volgen uit de bevindingen van de deskundigen. De rechtbank sluit zich aan bij de conclusies en maakt deze tot de hare.
De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, omdat deze hem wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kunnen worden toegerekend. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 269 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ook dient de maatregel van terbeschikkingstelling met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde van bewindvoering en schuldsanering opgelegd te worden, met bevel dat deze terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Daarnaast dient de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opgelegd te worden. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij het beantwoorden van de vraag of een straf en/of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd, houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft onder invloed van zijn psychiatrisch toestandsbeeld zijn buurman met een vuurwapen met de dood bedreigd en hij heeft een vuurwapen voorhanden gehad. Zoals hiervoor werd overwogen kunnen die feiten hem niet worden toegerekend. Alleen daarom al kan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf niet worden opgelegd. Wel acht de rechtbank oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, noodzakelijk. De rechtbank baseert dat oordeel op de hiervoor al genoemde deskundigenrapportages van M.L. de Groot, GZ-psycholoog, en F. Harmanny-Wiersma, psychiater en op het reclasseringsadvies (maatregelenrapport) van I.F.J. Nibbelink van
6 december 2021.
De deskundigen De Groot en Harmanny-Wiersma achten de kans op herhaling groot, indien verdachte zonder behandeling of begeleiding terugkeert in de maatschappij. Samengevat schrijven de deskundigen dat bij verdachte sprake is van een ernstig psychotisch beeld, waarbij hij het (waan)idee heeft dat mensen hem achtervolgen en schade berokkenen. Door de gevoelens van angst, boosheid en machteloosheid die daarmee gepaard gaan, kan verdachte (verbaal) agressief worden. Verdachte heeft geen ziektebesef en -inzicht. Om de kans op recidive te verkleinen is een behandeling gericht op psychiatrische stabilisatie van belang. Hiervoor is een klinische behandeling nodig in een kliniek die expertise heeft op het gebied van psychoses. Verdachte moet worden ingesteld op medicatie. De medicamenteuze behandeling heeft vooralsnog (tijdens de detentie van verdachte, zo begrijpt de rechtbank) slechts een positief effect gehad op het terugdringen van de hallucinaties. Wellicht kan andere medicatie in combinatie met cognitieve gedragstherapie leiden tot afname van de waanovertuigingen en een toename in ziektebesef en ziekte-inzicht. Verdachte zal langdurig antipsychotische medicatie moeten gebruiken. Ook moet binnen de behandeling aandacht zijn voor middelenmisbruik en de relationele dynamiek tussen verdachte en zijn partner die eveneens psychische problemen en vergelijkbare psychotische belevingen heeft.
Deze deskundigen hebben, gezien de bij verdachte aanwezige problematiek, het opleggen van de maatregel van terbeschikkinggestelde met voorwaarden geadviseerd.
De reclassering heeft in het maatregelenrapport diverse voorwaarden voorgesteld. Een daarvan is de opname in FPA De Boog of een soortgelijke zorginstelling. Die opname is inmiddels gerealiseerd na een schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte. Ter zitting van 21 december 2021 heeft reclasseringswerker Nibbelink het advies gehandhaafd.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen en de reclassering over en zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen. Verdachte heeft ter zitting van 21 december 2021 verklaard gemotiveerd te zijn voor behandeling en heeft zich toen ook bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden.
Bij het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt. Het onder 1 bewezen verklaarde feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld is door de wetgever aangemerkt als een feit waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, het onder 1 bewezenverklaarde feit behoort tot een van de misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid, aanhef en sub 2°, Sr en de veiligheid van anderen eist de oplegging van de maatregel.
De rechtbank stelt verder vast dat het onder 1 bewezenverklaarde feit een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moet zijn omdat de klinische behandeling van verdachte dringend nodig is.
De rechtbank zal ook de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen, zoals de reclassering heeft geadviseerd en de officier van justitie heeft geëist. Er is voldaan aan de eisen die de wet stelt voor het opleggen ervan.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 08/047154-20

De rechtbank deelt de opvatting van de officier van justitie en de verdediging dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf moet worden afgewezen, omdat tenuitvoerlegging zich niet verhoudt tot de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38, 38a en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
  • gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • de ter beschikking gestelde verleent medewerking aan het verstrekken van een actuele foto aan de reclassering ten behoeve van eventuele opsporing;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee, indien de reclassering dit nodig acht, aan een time-out in een forensische psychiatrische instelling, zulks te bepalen door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie, van maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • de ter beschikking gestelde verleent medewerking aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt in:
- zich melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;
- zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te bewegen tot het naleven van de voorwaarden;
- medewerking verlenen aan huisbezoeken;
- inzicht geven aan de reclassering over de voortgang van begeleiding of behandeling door andere instellingen/hulpverleners;
- niet verhuizen of van adres veranderen zonder toestemming van de reclassering;
- medewerking verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde als dat van belang is voor het toezicht;
  • de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in FPA De Boog of een soortgelijke zorginstelling zulks te bepalen door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie, zolang de reclassering dat nodig acht. De ter beschikking gestelde volgt de aanwijzingen van de behandelaars conform de op te stellen (delictpreventieve) behandelovereenkomst en het nader te formuleren behandelplan op. Dit behandelplan zal op geëigende momenten bijgesteld en nader gespecificeerd worden;
  • de ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling aan hem geeft in het kader van de behandeling, ook als dit inhoudt het innemen van medicatie die nodig is voor de behandeling;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan de indicatiestelling en plaatsing indien tijdens de behandeling een overgang naar een FBW, ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst is, zulks ter beoordeling van de reclassering. De ter beschikking gestelde zal zich committeren aan het nazorgtraject waaraan te zijner tijd invulling gegeven zal gaan worden. Dit omvat tevens het bepalen van een woonplek na overleg en toestemming van de reclassering en afspraken op het gebied van dagbesteding. Contact en afstemming met de wijkagent zal in de (nieuwe) woonomgeving tot stand gebracht worden;
  • de ter beschikking gestelde onthoudt zich van alcohol- en drugsgebruik tenzij hiervoor toestemming gegeven wordt door de begeleidende instellingen. De ter beschikking gestelde werkt mee aan controles zo vaak en lang als de reclassering dit nodig acht;
  • de ter beschikking gestelde zal inzicht geven in zijn sociaal netwerk en medewerking verlenen aan het betrekken van zijn partner/vriendin bij de behandeling. De ter beschikking gestelde werkt, indien geïndiceerd, mee aan relatiegesprekken;
  • de ter beschikking gestelde verschaft de reclassering inzicht in zijn financiën en eventuele schulden zolang de reclassering dat nodig acht. De ter beschikking gestelde werkt mee aan financieel toezicht en aan het beheer van zijn financiën;
  • de ter beschikking gestelde geeft toestemming om met voor zijn behandeling relevante instellingen informatie uit te wisselen over zijn behandeltraject;
- draagt Reclassering Nederland op de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden. Daarbij geldt als voorwaarde van rechtswege dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 08/047154-20
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer P0600-2021151877 van 15 april 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pag. 1 en 2), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres 2] .
Op 6 april 2021 zag ik toen ik de deur van mijn woning opendeed, [verdachte] met een grijsachtig vuurwapen voor de deur staan. Ik zag dat [verdachte] het vuurwapen met twee handen vast hield en deze met gestrekte armen op mij richtte. Hierbij richtte [verdachte] op mijn hoofd. Ik was doodsbang. Ik gooide gelijk de deur dicht en hoorde [verdachte] nog schreeuwen "Ik schiet je hartstikke dood".
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris van 9 april 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb hem wel bedreigd.
3.
Het proces-verbaal van binnentreden in woning van [verbalisant] (pag. 3) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2021 trad ik binnen in de woning [adres 2] , bewoond door [verdachte] .
Verdachte werd de uitlevering van het wapen gevorderd. Op aanwijzing van verdachte werd in een kast (de rechtbank begrijpt: in de woning van [verdachte] ) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen.
4.
De kennisgeving van inbeslagneming van 6 april 2021 (pag. 36 en 37), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming in Enschede op 6 april 2021
Beslagene: [verdachte]
Goednummer PL0600-2021151802-2495705
Betreft: Vuurwapen, Zoraki Mod 914, kaartnummer 2495705.
5.
Het proces-verbaal onderzoek wapen van [verbalisant] van 15 april 2021 (pag. 23 en 24), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het voorwerp werd inbeslaggenomen onder nummer PL0600-2021151802-G2495705.
Ik, verbalisant, zag dat het inbeslaggenomen voorwerp is ontworpen als een gaspistool van het merk Zoraki, model 914, kaliber 9 mm P.A.K. en dat deze was voorzien van serienummer ZRDH04-190108099.
In originele staat zou dit gaspistool geschikt zijn geweest om weerloosmakende of traanverwekkende stoffen door een loop af te schieten.
Dit omgebouwde gaspistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de WWM, met inachtneming van artikel 3, lid 1 WWM.