ECLI:NL:RBOVE:2022:556

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
ak_21_7
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen verslag van bevindingen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over het bezwaar van eiser tegen een verslag van bevindingen van het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 6 februari 2020, waarin de maatwerkvoorziening beschermd wonen werd verlengd. Na het indienen van een bezwaar tegen het verslag van bevindingen, heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verslag van bevindingen niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het verslag slechts een informerende strekking heeft en niet gericht is op enig rechtsgevolg. Hierdoor was het oordeel van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren terecht. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee leden aanwezig waren, en is openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/7

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. D.F. Briedé,
en

het college van burgemeester en wethouders van Almelo, verweerder,

gemachtigden: mr. N.J. Boers en K. Dekker.

Procesverloop

In het besluit van 6 februari 2020 heeft verweerder de maatwerkvoorziening beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) bestaande uit ondersteuning zelfstandig leven standaard en verblijf, in de vorm van zorg in natura, verlengd tot en met 31 december 2020. De zorgaanbieder is nog nader te bepalen.
Eiser heeft tegen het besluit van 6 februari 2020 bezwaar gemaakt.
Op 4 juni 2020 heeft verweerder een verslag van bevindingen opgesteld ten behoeve van de commissie voor de behandeling van de bezwaarschriften.
Eiser heeft op 9 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen het verslag van bevindingen van 4 juni 2020.
In het besluit van 13 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 6 februari 2020 deels niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang en deels ongegrond verklaard. Het beroep van eiser tegen dit besluit wordt behandeld onder nr. AWB 20/1647.
In de beslissing op bezwaar van 19 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift tegen het verslag van bevindingen van 4 juni 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaak tussen partijen onder nr. AWB 20/1647 plaatsgevonden op 21 juli 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.J. Boers.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Op 23 september 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. De enkelvoudige kamer heeft de zaken verwezen naar een meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft gevoegd met de zaak
AWB 20/1647 op 16 december 2021 plaatsgevonden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door K. Dekker, contractmanager Wmo en jeugd en mr. N.J. Boers.
Na de zitting zijn de zaken gesplitst en wordt in elke zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder terecht het bezwaar van eiser tegen het verslag van bevindingen van 4 juni 2020 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3. De rechtbank is van oordeel dat het verslag van bevindingen van 4 juni 2020, dan wel een deel van dit verslag, niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Het verslag bevat een reactie op het bezwaarschrift gericht tegen het besluit van
6 februari 2020 en heeft een informerende strekking. Het is voor de rechtbank duidelijk dat het verslag van bevindingen niet is gericht op enig rechtsgevolg. Dit rechtsgevolg is al met het besluit van 6 februari 2020 in het leven geroepen. Daarover oordeelt de rechtbank in de zaak onder nr. AWB 20/1647. Dit betekent dat verweerder eisers bezwaar tegen dit verslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzitter, mr. R.J. van Lochem en mr. D.H. Harbers, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Knol, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.