Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige levenspartners over de eigendom en verzorging van twee honden. Verzoeker, die stelt eigenaar te zijn van de honden, heeft een verzoekschrift ingediend waarin hij vraagt om vaststelling van zijn eigendom en het recht om de honden regelmatig bij zich te hebben. Verweerster, die de honden na de relatiebreuk heeft meegenomen, verzet zich tegen dit verzoek. De procedure begon op 25 oktober 2021 met de indiening van het verzoekschrift door verzoeker, waarop verweerster met een verweerschrift heeft gereageerd. Na een mondelinge behandeling op 10 december 2021 heeft de kantonrechter op 11 januari 2022 uitspraak gedaan.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen gedurende hun samenwoning gezamenlijk eigenaar van de honden waren, maar dat de eigendom is veranderd na de scheiding. Verweerster heeft de honden meegenomen en de kantonrechter concludeert dat zij op dit moment als eigenaar moet worden beschouwd. De kantonrechter wijst het verzoek van verzoeker af, omdat hij geen eigendomsrechten kan doen gelden en verweerster niet gedwongen kan worden om de bezoekregeling voort te zetten. De beslissing is genomen met inachtneming van de emotionele en psychologische situatie van verweerster, die aangeeft dat contact met verzoeker haar herstel belemmert. De kantonrechter benadrukt het belang van het kunnen opbouwen van een leven zonder de ander na een scheiding, vooral in het geval van geen gezamenlijke kinderen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.