ECLI:NL:RBOVE:2022:542

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
277198 KG RK 22-74
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaken Bonfire en Stockholm

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een wrakingsverzoek van verzoeker, verdachte in de strafzaken Bonfire en Stockholm, ongegrond verklaard. Verzoeker had mr. E. Venekatte gewraakt, die betrokken was bij een andere strafzaak, het onderzoek Montenegro, waarin verzoeker ook als verdachte werd genoemd. Verzoeker stelde dat mr. Venekatte kennis had van stukken uit het strafdossier van het onderzoek Montenegro, terwijl de verdediging daar geen toegang toe had. Dit zou volgens verzoeker de schijn van partijdigheid wekken.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkenheid van mr. Venekatte in de zaak Montenegro niet automatisch leidt tot vooringenomenheid in de zaken Bonfire en Stockholm. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was, aangezien mr. Venekatte niet op een ongepaste manier betrokken was bij de beoordeling van de strafzaken tegen verzoeker.

De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit mrs. U. van Houten, H.M. Braam en L.M. Rijksen. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat mr. Venekatte informatie uit andere strafzaken zou betrekken bij haar oordeel in de zaken tegen verzoeker. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 277198 KG RK 22-74
Beslissing van 24 februari 2022
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [adres] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
In de strafzaak tegen [verzoeker] (verder: verzoeker) onder parketnummers 08-952340-17 en 08-952734-19 heeft op 8 februari 2022 een openbare terechtzitting plaatsgevonden, met mr. E. Venekatte als lid van de meervoudige strafkamer.
1.2.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verzoeker namens hem een mondeling verzoek tot wraking van mr. Venekatte gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting.
1.3.
Mr. Venekatte heeft niet berust in de wraking.
1.4.
Het wrakingsverzoek is op 17 februari 2022 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker bij zijn raadsvrouw mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Rotterdam,
- mr. Venekatte.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Hij is verdachte in de onderzoeken Bonfire en Stockholm met de hierboven genoemde parketnummers. Het onderzoek Stockholm gaat over -kort gezegd- faillissementsfraude waarvan de curator mr. Schol aangifte heeft gedaan. In het onderzoek Bonfire wordt verzoeker verdacht van -kort gezegd- betrokkenheid bij hennepkweek, wapenbezit en witwassen.
Daarnaast loopt bij de rechtbank een strafzaak tegen twee andere verdachten in het strafrechtelijk onderzoek Montenegro, het onderzoek naar aanleiding van een schietincident op 6 november 2019 op mr. Schol. In dit onderzoek wordt, in ieder geval door de politie, het openbaar ministerie en de pers, ook de naam van verzoeker genoemd als zou hij strafbaar betrokken zijn bij genoemd schietincident.
Mr. Venekatte heeft zitting gehad in de raadkamer gevangenhouding van 25 november 2020 ter beoordeling van de verdere gevangenhouding van één van deze twee verdachten. Zij heeft dus kennis genomen van het strafdossier Montenegro.
Verzoeker en zijn raadsvrouw hebben géén kennis kunnen nemen van het strafdossier Montenegro, ondanks verzoeken daartoe en bezwaarschriften tegen het uitblijven van stukken. Ook kreeg de raadsvrouw geen toegang tot de zittingen op 25 en 27 januari 2022 in het onderzoek Montenegro en heeft zij slechts uit de pers kennis kunnen nemen over het verloop en de inhoud van die zittingen.
De kern van het wrakingsverzoek is dat mr. Venekatte kennis heeft van stukken uit het strafrechtelijk onderzoek Montenegro terwijl de verdediging die stukken niet kent, en die stukken mogelijk van invloed zouden kunnen zijn op het geven van een rechterlijk oordeel in de onderzoeken Bonfire en Stockholm. Verzoeker meent dat hiermee sprake is van de schijn van partijdigheid jegens hem van mr. Venekatte.

3.Het standpunt van mr. Venekatte

Mr. Venekatte betwist dat sprake is van schijn van vooringenomenheid. Zij heeft deel uitgemaakt van de raadkamer gevangenhouding in de zaak van één van de verdachten in het onderzoek Montenegro. Van verdere betrokkenheid in dat dossier is geen sprake. Het enkele feit dat zij over de ernstige bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis met betrekking tot een van de verdachten heeft geoordeeld, maakt niet dat zij in de zaken Bonfire en Stockholm de schijn van vooringenomenheid wekt ten aanzien van verzoeker. Dat verzoeker als verdachte/betrokkene in de zaak Montenegro genoemd wordt, maakt dat niet anders, en dat geldt ook voor de omstandigheid dat mr. Schol in beide zaken voorkomt. Over de betrouwbaarheid van mr. Schol respectievelijk verzoeker heeft zij zich nooit uitgelaten.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij e-mail van 14 februari 2022 meegedeeld dat er zijns inziens geen reden is tot wraking en dat hij zich verder refereert aan het oordeel van de wrakingskamer.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking als - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat het enkele feit dat mr. Venekatte betrokken is geweest bij een andere strafzaak tegen een andere verdachte, waarbij zij ten aanzien van die andere verdachte een beslissing heeft genomen, terwijl in die andere strafzaak ook verzoeker als verdachte wordt genoemd, niet met zich brengt dat er sprake is van vooringenomenheid jegens verzoeker. Het behoort tot de wettelijke taak van de rechter, die heeft te beslissen over de in de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvordering vermelde vragen, om slechts te oordelen op de grondslag van wat verdachte is te laste gelegd en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting dienaangaande en daarbij wat zij eerder heeft beslist in eerdere zaken tegen (of met) verdachte buiten beschouwing te laten (vgl. ECLI:NL:HR:2004:AO5050).
5.3.
Met de beslissing over de voorlopige hechtenis van een van de verdachten uit het onderzoek Montenegro is mr. Venekatte op geen enkele wijze vooruitgelopen op de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvordering in de strafzaken Bonfire en Stockholm tegen verzoeker. Ook in wat overigens is aangevoerd, in deze betrokkenheid en beslissing ligt geen objectieve rechtvaardiging voor de vrees dat mr. Venekatte bij afdoening van de strafzaken tegen verzoeker informatie zal betrekken die haar bekend is uit andere strafzaken, zonder dat deze informatie aan het strafdossier tegen verzoeker is toegevoegd.
5.4.
Het verzoek zal daarom ongegrond worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, H.M. Braam en L.M. Rijksen, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.