ECLI:NL:RBOVE:2022:510

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
08.294642.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op advocaat in Gronau met ernstige gevolgen voor de rechtsstaat

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen van 32 en 48 jaar oud, die zijn veroordeeld tot respectievelijk 18 en 23 jaar gevangenisstraf voor hun betrokkenheid bij een poging tot moord op een advocaat in Gronau, Duitsland. De advocaat werd op 6 november 2019 beschoten terwijl hij zijn hond uitliet, waarbij hij blijvend letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de aanslag niet alleen een aanval op het leven van de advocaat was, maar ook op de rechtsstaat zelf. De 48-jarige man werd ook veroordeeld voor het beschieten van een sportschool in Losser, wat samenhangt met de faillissementsfraude waar de advocaat als curator bij betrokken was. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, vooral gezien de recente moord op advocaat Derk Wiersum, en stelde dat de rechtsstaat bescherming nodig heeft tegen dergelijke geweldsdelicten. De rechtbank vond dat de verdachten een ferme reactie verdienden, niet alleen voor vergelding, maar ook ter bescherming van de rechtsstaat en de mensen die deze dienen. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat de rechtsstaat niet weerloos is en dat dergelijke aanslagen zwaar bestraft zullen worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.294642.20 (P)
Datum vonnis: 22 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP aan de [adres 1] ,
[postcode] ,
nu verblijvende in P.I. Almelo,
Bornsestraat 333, 7601 PD Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 februari 2021, 11 mei 2021, 5 augustus 2021, 1 november 2021, 25 en 27 januari 2022 en 8 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. A.E. Postma en mr. C.Y. Huang en van wat door verdachte en zijn raadsman
mr. T. Geerdink, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 11 mei 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 november 20219, al dan niet samen met een of meer anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer] (verder [slachtoffer] ) te doden door met een vuurwapen meermalen op [slachtoffer] te schieten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 06 november 2019 te Gronau, althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, zich heeft begeven naar de omgeving van de woning van die [slachtoffer] , waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een vuurwapen een of meer (5) kogels in de richting van die [slachtoffer] hebben/heeft geschoten (waarbij die [slachtoffer] in een bovenbeen werd geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Algemeen
Op 6 november 2019 is advocaat en curator mr. [slachtoffer] rond 8.10 uur in de nabijheid van zijn woning aan de Losserstrasse in Gronau (Duitsland) beschoten. Vanuit een rijdende auto is vijf keer op hem geschoten. Eén kogel heeft hem getroffen.
Naar aanleiding van deze beschieting is het onderzoek Montenegro gestart. Verdachte (verder [verdachte] ) en zijn medeverdachte [medeverdachte] (verder [medeverdachte] ) zijn beiden verdachten in dit onderzoek.
In de zaak van [medeverdachte] wordt op 22 februari 2022 eveneens vonnis gewezen. De rechtbank heeft in dat vonnis [medeverdachte] onder andere veroordeeld voor het op 2 oktober 2019 medeplegen van een poging tot moord op de aanwezige personen in sportschool [sportschool] in Losser.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze verdachten in strafrechtelijke zin betrokken zijn geweest bij deze gewelddadige gebeurtenis en zo ja, hoe deze betrokkenheid moet worden gekwalificeerd.
4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken. [verdachte] ontkent het hem tenlastegelegde en op grond van het dossier is er onvoldoende wettig en overtuigd bewijs om hem te veroordelen.
Door de verdediging gevoerde verweren zullen bij de inhoudelijke bespreking van het ten laste gelegde feit aan bod komen.
4.3
De overwegingen van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
Inleiding
In de periode van 3 juli 2018 tot en met 17 oktober 2018 zijn diverse besloten vennootschappen waarvan [naam 1] (verder [naam 1] ) eigenaar/bestuurder was, in staat van faillissement verklaard door de rechtbank Overijssel en vanwege hun onderlinge verwevenheid telkens met benoeming van advocaat mr. [slachtoffer] tot curator. Meer in het bijzonder is op 2 oktober 2018 [failliete sportschool] op verzoek van mede-eigenaar [naam 2] (verder [naam 2] ) failliet verklaard, ook met benoeming van [slachtoffer] tot curator. Deze onderneming heeft gelijk een doorstart gemaakt als sportschool de [sportschool] met [naam 2] als eigenaar.
In zijn hoedanigheid van curator deed [slachtoffer] aangifte tegen [naam 1] wegens faillissementsfraude, bedrieglijke bankbreuk en schending van de informatieplicht in enkele van de in voornoemde periode failliet gegane vennootschappen. [naam 2] en [naam 1] waren gezamenlijk eigenaar van [failliete sportschool] .
Na de doorstart met de [sportschool] ontving [naam 2] per e-mail berichten van [naam 1] die door hem als intimiderend en dreigend werden ervaren.
Ook is [naam 1] twee keer bij de privéwoning van [naam 2] geweest, zijn er op 21 januari 2019 twee mannen in de sportschool geweest die [naam 2] hebben gezegd dat hij moest betalen en dat [naam 2] wel zou weten waarover dit gaat en reed [naam 1] eind maart 2019 met zijn auto – een Dodge Ram – rondjes over de parkeerplaats van de [sportschool] .
Op 12 februari 2019 deed [slachtoffer] in zijn hoedanigheid van curator aangifte tegen [naam 1] van bedreiging. Dit nadat [naam 1] op 8 februari 2019 in [winkel] heeft verzocht om de privé adresgegevens van [slachtoffer] .
In juli/augustus 2019 meldde [slachtoffer] bij de politie dat hij gevolgd werd door een zilverkleurige Volkswagen Polo.
Contacten tussen [medeverdachte] en [verdachte]
Aan de hand van telefoongegevens, OVC-gesprekken, getuigenverklaringen en verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] en [verdachte] elkaar kennen uit het verleden en dat zij in ieder geval sinds 2019 samen zogeheten incassoklussen doen: samen halen zij in opdracht van derden geld op.
Uit berichten in de telefoon van [naam 3] (verder [naam 3] ), een vriend van [medeverdachte] , blijkt dat [medeverdachte] hem in april en mei 2019 al eens heeft gevraagd of bij hem, [naam 3] , ergens wat te verdienen valt, dat hij alleen iets doet als het zich loont en dat hij geen shit in de buurt moet hebben. Ook bericht hij dat hij bedoelde om geld te maken, en vroeg hij of [naam 3] al eens heeft gevraagd of hij, [medeverdachte] , wat voor zijn vrienden kon doen.
In augustus en september 2019 deed [naam 4] (verder [naam 4] ) drie keer aangifte. Hij is eigenaar van een juwelierszaak in Nijverdal en wordt al langere tijd bedreigd en afgeperst.
In januari 2020 noemde [medeverdachte] in een OVC-gesprek dat hij wel eens tien keer ergens is geweest en dat hij dan nog niets doet of niet laat doen omdat er een risico is. Hij doet het alleen als het veilig is. Als zij iemand moeten pakken of er moet iets met iemand gebeuren, dan is hij soms wel tien keer eerder geweest. Hij rijdt nog rond en die anderen die zitten allemaal vast.
In februari 2020 zei [medeverdachte] in een gesprek dat hij de beste is.
Garagehouder [naam 5] heeft ook verklaard dat [medeverdachte] hem heeft aangeboden gelden voor hem te innen.
[verdachte] ging zo’n acht tot tien keer met [medeverdachte] mee, omdat [medeverdachte] geld moest ophalen, en hij geld van [medeverdachte] tegoed had.
Samen zijn zij op 18 april 2020 naar de woning van [naam 6] (verder [naam 6] ) aan de [adres 2] geweest. [naam 6] had een zakelijk conflict met een ander persoon en moest betalen anders zouden er problemen komen.
Uit de telefoon van [medeverdachte] komt naar voren dat over en weer berichten worden verstuurd waaruit blijkt dat hij de initiatiefnemer is en [verdachte] instrueert over tijdstippen, te dragen kleding en dat het een must is om uitgerust en fit te zijn, ook in verband met de politie.
Telefoons
De telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] zijn in gebruik bij [medeverdachte] .
De telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] zijn in gebruik bij [verdachte] .
Het nummer [telefoonnummer 3] hoort bij een telefoon die op naam staat van [bedrijf 1] , werkgever van [verdachte] .
Het nummer [telefoonnummer 4] staat op naam van [naam 7] , partner van [verdachte] .
[naam 7] heeft verklaard dat dit nummer alleen door haar en [verdachte] wordt gebruikt
.
Contacten tussen [medeverdachte] / [naam 8] / [naam 1]
Uit observaties en telefoongegevens is naar voren gekomen dat [medeverdachte] contacten heeft met [naam 8] (verder [naam 8] ). Op 16 februari 2020 is op camerabeelden bij het [locatie] waargenomen dat [naam 8] om 12:00:07 uur [1] gevolgd door een onbekende man het [locatie] betreedt. Om 12:00:22 uur betreedt [naam 1] het [locatie] . Om 13:35:26 uur verlaat [naam 1] met de onbekende man het [locatie] .
Op 17 februari 2020 heeft het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [medeverdachte] contact met het nummer [telefoonnummer 5] dat in gebruik is bij [naam 8] waarin [naam 8] hem zegt dat het beter is om te komen. Om 12:24:08 uur verlaat [medeverdachte] zijn woning. Op camerabeelden van het [locatie] is te zien dat om 18:38:29 uur twee personen met elkaar in gesprek zijn, waarbij de ene persoon [medeverdachte] is en de andere persoon mogelijk [naam 8] op basis van de bevindingen dat die persoon rijdt in een Mercedes met hetzelfde kenteken als waar [naam 8] in rijdt. Ook uit andere observaties blijkt dat [medeverdachte] en [naam 8] contactmomenten hebben.
Auto’s
[medeverdachte] maakt gebruik van een zwarte BMW, type 118D met kenteken [kenteken 1] en van een grijze Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] . Beide kentekens staan geregistreerd op naam van zijn vader. De rechtbank heeft in het vonnis van [medeverdachte] vastgesteld dat [medeverdachte] bij de beschieting van de sportschool in Losser gebruik heeft gemaakt van deze BMW.
4.3.1
Onderzoek Montenegro – de beschieting in Gronau
Op 6 november 2019 komt om circa 08:21 uur bij de Duitse politie een melding binnen van een schietincident aan de Losserstrasse in Gronau. Vanaf de bijrijdersstoel van een rijdende auto is geschoten op [slachtoffer] . [slachtoffer] is als gevolg van de beschieting gewond geraakt en is overgebracht naar het ziekenhuis in Enschede. [slachtoffer] heeft een schotwond in zijn linker bovenbeen met een beschadiging van de liesslagader. Om de slagaderlijk bloeding te stoppen is bij hem een dubbele tourniquet om het bovenbeen aangebracht. Direct na aankomst in het ziekenhuis wordt [slachtoffer] geopereerd. Door het implanteren van een stent in de slagader van het linker bovenbeen zal [slachtoffer] langdurig – mogelijk levenslang – bloedverdunnende medicijnen moeten gebruiken. Hierdoor is het risico op bloedingen en bloeduitstortingen verhoogd bij verwondingen, hetgeen beperkend in het dagelijkse leven is.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] betrokken was bij dit schietincident op [slachtoffer] .
De Volkswagen Polo
Op camerabeelden van de woning van [slachtoffer] is te zien dat de auto van waaruit is geschoten een zilverkleurige Volkswagen Polo met Nederlands kenteken is.
[medeverdachte] maakte gebruik van een zilverkleurige Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] .
Op 13 december 2019 is de Volkswagen Polo in gebruik bij [medeverdachte] door de politie forensisch onderzocht.
Op 15 december 2019 vond een telefoongesprek tussen [medeverdachte] en zijn broer [naam 9] plaats waarin [medeverdachte] zegt dat zijn broer alles mag regelen maar dat hij ( [medeverdachte] ) de auto’s regelt. Ook zegt [medeverdachte] dat de auto gewoon weggaat en hij daar nu niet over kan praten. Dat hij anders dood is en dat [naam 9] dat niet begrijpt.
Op 7 januari 2020 belt [medeverdachte] met zijn vriend [naam 3] en zegt hem dat de grijze auto weg moet. Op 8 januari 2020 is de Polo verkocht.
De rechtbank concludeert dat vanuit de VW Polo met kenteken [kenteken 2] , in gebruik bij [medeverdachte] , op 6 november 2019 op [slachtoffer] is geschoten. Dezelfde VW Polo met kenteken [kenteken 2] is op 1 november 2019 om 07.43 uur op de camerabeelden van de woning van [slachtoffer] te zien. Op andere dagen in die periode heeft de politie dezelfde VW Polo niet op de camerabeelden van de woning van [slachtoffer] waargenomen.
4.3.1.1 Het forensisch onderzoek
De hulzen
Tijdens het forensisch onderzoek op de plaats delict in Gronau zijn in de directe omgeving vijf kogelhulzen aangetroffen. Drie hulzen zijn voorzien van het bodemstempel ‘Geco 7.65’ en twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel 'SBPö7,65ö’. Dit betekent dat de hulzen afkomstig zijn van het merk Geco en van het merk SBP.
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de hulzen. Onderzoek heeft opgeleverd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen en dat de hulzen vermoedelijk zijn verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk FN, model 1910 of 1922.
Verder heeft het NFI aanwijzingen gevonden dat het betreffende vuurwapen in Nederland is gebruikt bij minimaal twee andere schietincidenten. Het NFI heeft desgevraagd geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de hulzen die zijn aangetroffen op de plaats delict bij de beschieting van de sportschool in Losser [2] zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen. Het NFI heeft verder geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat een huls aangetroffen na een schietincident in de periode van 3 tot en met 7 augustus 2019 in Nijverdal is verschoten met hetzelfde vuurwapen.
De Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2]
De Volkswagen Polo is ook forensisch onderzocht. Geconstateerd is dat aan de Polo wijzigingen zijn aangebracht: beide merkemblemen van de Polo zijn overgespoten en/of gecoat met zwartgekleurde verf en/of coating, de achterlichtunits zijn recentelijk vervangen, de velgen zijn vervangen en de bumper vertoonde rechts voor enkele beschadigingen.
De Polo is bemonsterd op DNA-sporen.
-Op het dashboard aan de passagierskant is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [verdachte] en [medeverdachte] (bewijskracht van meer dan 1 miljard) en minimaal één onbekende persoon.
-Op de band van de gordel aan de passagierskant is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [verdachte] (bewijskracht van meer dan 1 miljard) en minimaal één onbekende persoon.
-Op het stuurwiel links en het stuur rechts is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [verdachte] en [medeverdachte] (bewijskracht van meer dan 1 miljard) en minimaal één onbekende persoon.
-Op de versnellingspook is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte] (bewijskracht van meer dan 1 miljard) en minimaal één onbekende persoon.
De Polo is ook onderzocht op schotresten. Zowel de buiten- als de binnenzijde van de auto is bemonsterd. Aan de binnenzijde van het rechter voorportier zijn deeltjes van schotresten aangetroffen: zogeheten A-deeltjes. Categorie A-deeltjes zijn deeltjes die op basis van hun elementsamenstelling en morfologie karakteristiek zijn voor schotresten. Van deze deeltjes zijn tot op heden geen andere bronnen van herkomst bekend dan een schietproces.
De aangetroffen A-deeltjes zijn vergeleken met schotrestenbemonsteringen van de op de plaats delict aangetroffen hulzen (AANG7985NL t/m AANG7989NL). Tussen de A-deeltjes die in de Polo zijn aangetroffen en de deeltjes die op de hulzen met bodemstempel Geco 7.65 zijn aangetroffen, zijn – hoewel niet significant – overeenkomsten aangetroffen.
Tussenconclusie:
De rechtbank concludeert dat het vorenstaande onder meer inhoudt dat in de bemonsteringen van dashboard passagierskant, stuur, stuurwiel – zowel links als rechts –, stuur rechts en versnellingspook DNA-materiaal van [medeverdachte] is aangetroffen. In de bemonsteringen van dashboard passagierskant, band gordel passagierskant, stuurwiel links en stuur rechts is DNA-materiaal van [verdachte] aangetroffen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 25 januari 2022 dat hij wel eens in de Polo heeft gezeten, maar dan alleen als passagier en dat dat voor het laatst in augustus 2019 is geweest omdat hij toen nog met [medeverdachte] naar de sportschool ging, is in het licht van de bewijsmiddelen volstrekt ongeloofwaardig.
4.3.1.2 De historische verkeersgegevens, het werkrooster van [verdachte] en de getuigen ten aanzien van de Volkswagen Polo en inzittenden
Voorbereidingen op de beschieting van [slachtoffer]
Uit onderzoek is gebleken dat vanaf eind juni 2019 de gangen van [slachtoffer] zijn gevolgd en dat zijn kantoor- en woonomgeving is verkend.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben sindsdien al contacten met elkaar.
Op 25 juni 2019 tussen 10:42 uur en 13:53 uur heeft het nummer in gebruik bij [medeverdachte]
( [telefoonnummer 1] tien keer telefonisch contact met het nummer in gebruik bij [verdachte]
( [telefoonnummer 3] ). Uit de historische gegevens blijkt dat het nummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte] zich in de middag begeeft naar de omgeving van de woning van [slachtoffer] in Gronau en in Enschede om vervolgens weer naar de woning van [medeverdachte] in Hengelo te gaan om dan te verplaatsen naar de omgeving van de woning van [naam 8] .
Op 20 juli 2019 om 19:20 uur bevindt de telefoon van [medeverdachte] zich in Enschede bij de
grens. Het nummer van [slachtoffer] is in die periode in de nabijheid van zijn woning in Gronau.
Op 21 juli 2019 neemt het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] telefonisch contact op met het nummer van [verdachte] . Het nummer van [medeverdachte] verplaatst zich naar de woning van [verdachte] waarna het nummer zich via de N35 naar Enschede verplaatst en vervolgens naar Overdinkel/Gronau. [slachtoffer] bevindt zich op dat moment thuis in Gronau.
Gelet op de aangestraalde zendmasten moeten de telefoons van [medeverdachte] en [slachtoffer] zich op korte afstand van elkaar hebben bevonden. Daarna verplaatst het nummer van [medeverdachte] zich naar de thuismast van [naam 8] in Hengelo, vervolgens naar de woning van [verdachte] en dan naar zijn eigen thuismast.
Op 20 augustus 2019 verblijft [slachtoffer] tussen 12:42 uur tot 15:19 uur vermoedelijk op kantoor te Enschede. Daarna verplaatst zijn telefoon naar de thuismast in Gronau. Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] verplaatst zich, na telefonisch contact te hebben gehad met [verdachte] , om 15:28 uur van de woning naar de omgeving van het kantoor van [slachtoffer] in Enschede. Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] is in de periode van 16:04 uur tot 16:12 uur in de nabijheid van het kantoor van [slachtoffer] in Enschede. Het nummer heeft daar tevens telefonisch contact met het nummer van [verdachte] .
Daarna verplaatst het nummer zich naar de thuismast. Later verplaatst het nummer zich naar de thuismast van [naam 8] .
Op 21 augustus 2019 houdt het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] zich in de middag op in de omgeving van het kantoor van [slachtoffer] in Enschede. Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt met [naam 8] waarna het zich verplaatst naar Hengelo. Daar belt het nummer nogmaals met [naam 8] en ook met [verdachte] .
Op 25 augustus 2019 is [slachtoffer] vermoedelijk de hele dag thuis in Gronau. Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] verplaatst zich in de middag van zijn woning naar de woning van [naam 8] , terug naar huis en daarna naar Duitsland. Mogelijk heeft het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] zich tussen 19:16 uur en 23:38 uur bevonden op korte afstand van de woning van [slachtoffer] . Rond 20:00 uur belt het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] met [verdachte] .
Op 28 augustus 2019 tussen 07:16 uur en 07:24 uur belt het telefoonnummer ( [telefoonnummer 1] (prepaid) in gebruik bij [medeverdachte] met het nummer [telefoonnummer 4] in gebruik bij [verdachte] . Het nummer in gebruik bij [medeverdachte] verplaatst zich naar de grens. Verder op de dag zijn er contacten tussen [medeverdachte] en [naam 8] en tussen [medeverdachte] en [verdachte] .
Op 31 augustus 2019 straalt het telefoonnummer van [slachtoffer] om 17:04 uur aan op de [adres 3] . In de avond gaat het nummer weer naar Duitsland.
Om 18:33 uur straalt het nummer in gebruik bij [medeverdachte] aan op de [adres 3] . Daarna verplaatst het nummer in gebruik bij [medeverdachte] zich naar de grens waarbij tussen 18:34 uur en 20:05 uur geen registraties meer zichtbaar zijn.
Rond 20:30 uur is het nummer van [medeverdachte] op de thuismast en heeft het nummer telefonisch contact met [verdachte] en verplaatst het richting de woning van [naam 8] .
De contacten in de vroege ochtend
Op 19 september 2019 zijn er tussen 06:31 uur en 07:13 uur sms- en belcontacten tussen het nummer in gebruik bij [medeverdachte] en het nummer in gebruik bij [verdachte] .
Op 11 oktober 2019 vindt om 06:48 uur contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] .
Op 21 oktober 2019 tussen 06:49 uur en 07:08 uur vinden belcontacten plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] .
Op 23 oktober 2019 om 06:57 uur vindt contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] .
Op 24 oktober 2019 om 06:42 uur vindt contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] .
Op 25 oktober 2019 tussen 06:51 uur en 07:15 uur vinden contacten plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] . Het nummer in gebruik bij [medeverdachte] maakt een reisbeweging naar het nummer in gebruik bij [verdachte] .
Op 28 oktober 2019 om 07:04 uur vindt contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] .
Op 31 oktober 2019 om 06:27 uur en 06:41 uur vindt contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] .
Om 09:37 uur vindt contact plaats tussen het nummer in gebruik bij [medeverdachte] met het nummer in gebruik bij [naam 8] . Het volgende contact is weer met [verdachte] . Waarna nog een keer contact tussen [medeverdachte] en [naam 8] plaatsvindt en vervolgens nogmaals tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Tijdens dit laatste gesprek is het nummer van [medeverdachte] op de thuismast van [naam 8] .
Op 1 november 2019 tussen 06:55 uur en 06.56 uur vinden contacten plaats tussen het nummer ( [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte] en het nummer ( [telefoonnummer 4] ) in gebruik bij [verdachte] . Om 07.43 uur is de VW Polo in gebruik bij [medeverdachte] op de camerabeelden van de woning van [slachtoffer] te zien.
Op 1 november 2019 om 16:26 uur neemt [medeverdachte] een nieuw telefoonnummer in gebruik. Dit is het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] .
Op 6 november 2019 – de dag van de beschieting in Gronau – om 06:33 uur vindt vanaf het nummer ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik bij [medeverdachte] een uitgaand gesprek plaats naar het nummer
( [telefoonnummer 4] ) in gebruik bij [verdachte] .
Om 09:32 uur straalt het nummer ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik bij [medeverdachte] een mast aan op de Bosmaatweg in Hengelo.
Om 10:46 uur belt het nummer ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik bij [medeverdachte] met het nummer van
[naam 10] ( [telefoonnummer 6] ). Het nummer straalt aan op de mast Bekenhorst in Borne.
Tussen 13:13 uur en 14:52 uur neemt [medeverdachte] een nieuw telefoontoestel met Imeinummer eindigend op [IMEI-nummer 1] in gebruik. Het bij [medeverdachte] in gebruik zijnde telefoonnummer [telefoonnummer 2] wordt daar aan gekoppeld.
Om 18:28 uur en 19:25 uur straalt het nummer ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik bij [medeverdachte] aan op de mast [adres 4] . Deze mast geeft dekking op het autobedrijf van [naam 10] en op het thuisadres van [naam 8] .
Na 6 november 2019 vinden in de vroege ochtend nooit meer contactmomenten plaats tussen nummers in gebruik bij [medeverdachte] en [verdachte] .
Het werkrooster van [verdachte]
Uit de door de werkgever van [verdachte] verstrekte urenverantwoording blijkt dat [verdachte] in de week van 28 augustus 2019 vakantie had, dat hij op 19 september 2019 vanaf 15.30 uur werkzaam was bij een klant in Wijster, dat hij op 11 en 21 oktober een vakantiedag had, dat hij op 23, 24 en 25 oktober 2019 tussen 15:30 uur en 01:00 uur werkzaam was bij een klant in Hengelo en dat hij zich tussen 30 oktober 2019 en 5 november 2019 had ziekgemeld.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] hierdoor op voornoemde dagen steeds in de gelegenheid was om met [medeverdachte] contact te hebben en met hem mee te gaan om een voorverkenning uit te voeren. Dat geldt ook voor de genoemde werkdagen.
Waar [verdachte] steeds heeft verklaard dat hij ’s ochtends uit de nachtdienst kwam en dan vroeg in de ochtend door [medeverdachte] werd gebeld om een sportafspraak te maken, is die verklaring op basis van de bewijsmiddelen volstrekt onaannemelijk. Niet alleen had [verdachte] geen nachtdiensten op die dagen, ook zijn er in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019 geen bezoeken van [verdachte] aan de sportschool geregistreerd. Waar [verdachte] heeft verklaard dat zij in de buitenlucht gingen sporten, acht de rechtbank dat in het licht van het gegeven dat [verdachte] eerst dan met die verklaring komt als hem wordt voorgehouden dat zijn eerdere verklaring feitelijk niet juist is, evenzeer volstrekt onaannemelijk.
De getuigenverklaringen met betrekking tot de auto en de inzittenden
Naast [slachtoffer] waren [getuige 1] en [getuige 2] de directe getuigen van de aanslag: voor hun huis vond de aanslag plaats. Beiden hebben verklaard dat zij zagen dat er twee personen in de auto zaten. De bijrijder hield het wapen vast en vuurde de kogels af. Zij konden geen signalement van de schutter noch van de chauffeur geven. Op camerabeelden is evenmin te zien wie in de Polo zaten, wie de chauffeur was en wie de bijrijder.
Door de verdediging is gesteld dat meerdere getuigen, en ook [slachtoffer] zelf, hebben verklaard dat in de Polo getinte mannen zaten: Marokkaanse of Turkse of Syrische types. Sommige getuigen hebben een Polo met getinte mannen op een eerder moment dan 6 november 2019 waargenomen.
De rechtbank stelt bij de beoordeling en het gebruik van getuigenverklaringen voor het bewijs voorop dat met deze verklaringen behoedzaam moet worden omgegaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat het menselijk geheugen feilbaar is en dat waarnemingen door getuigen gedaan op momenten van grote shock, niet conform de werkelijkheid hoeven te zijn. Er kunnen dan afwijkingen in de herkenningen van zowel personen als voorwerpen ontstaan. Ook is het een gegeven dat getuigenverklaringen gedaan naarmate het moment waarover zij dienen te verklaren, al enige tijd is verstreken, kunnen worden gekleurd door wetenschap die pas na het moment waar de verklaringen betrekking op hebben, is ontstaan.
Daar waar de verdediging betoogt dat ook [slachtoffer] heeft verklaard dat het gaat om getinte mannen, overweegt de rechtbank dat juist voor [slachtoffer] als slachtoffer geldt dat de waarneming op het moment dat hij wordt beschoten, is gedaan. [slachtoffer] liep op dat moment niets vermoedend door de straat, werd onverhoeds van achteren benaderd en beschoten.
Getuigenverklaringen moet men zien in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen. In het licht van de hiervoor weergegeven redengevende feiten, is de rechtbank van oordeel dat de door de verdediging genoemde getuigenverklaringen die redengevende feiten niet ontzenuwen.
Ook over de Polo is wisselend verklaard. Voor zover getuigen hebben verklaard over andere dagen waarop zij een Polo hebben gezien en dat daarin getinte personen zaten, overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de auto die getuigen hebben waargenomen de zilverkleurige Polo van [medeverdachte] is.
Op camerabeelden van de woning van [slachtoffer] is te zien dat de Polo van [medeverdachte] op 1 en 6 november 2019 door de Losserstrasse in Gronau rijdt. De politie heeft op de camerabeelden niet waargenomen dat de Polo in die periode op andere dagen door de Losserstrasse in Gronau rijdt.
4.3.1.3 OVC- en tapgesprekken
In het onderzoek zijn zowel in de woningen van [verdachte] en [medeverdachte] als in hun voertuigen door de politie heimelijke geluidsopnames gemaakt. Ook zijn hun telefoons getapt.
Vormverzuim in het onderzoek?
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat enkele OVC-opnamen van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij de vergaring en bewaring van het bewijs zijn geschonden en dat daarmee [verdachte] in zijn belangen is geschaad.
In het onderzoek is gebruik gemaakt van een zogeheten ruisstrategie, namelijk het plaatsen van een handgeschreven briefje met de tekst
Opsporing Verzocht gezien, mooie beloningop 4 november 2020 achter de ruitenwisser van de auto van [naam 7] , partner van [verdachte] . Bij het inzetten van deze methode is niet voldaan aan de voorwaarden die de Hoge Raad daarvoor stelt. Deze inzet is daarmee een disproportionele inbreuk op de grondrechten van verdachte.
Als gevolg hiervan dient hetgeen is verkregen na en uit het vormverzuim van het bewijs te worden uitgesloten. Meer in het bijzonder betreft het de OVC-opname tussen [verdachte] en zijn partner op 4 november 2020, de OVC-opname tussen [verdachte] en [medeverdachte] op 4 november 2020 en de OVC-opnames op 10 en 11 november 2020 tussen [verdachte] en zijn partner.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het verweer moet worden verworpen. Er is geen sprake van schending van enig beginsel van behoorlijke procesorde en daarmee is dan ook geen sprake van schending van de artikelen 6 en 8 EVRM.
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of in het onderzoek sprake is van schending van beginselen van behoorlijke procesorde overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat op grond van de algemene opsporingsbevoegdheid omschreven in artikel 3 van de Politiewet op 4 november 2020 een briefje achter de ruitenwisser van de auto van de partner van [verdachte] is geplaatst. Dit briefje bevat de tekst
Opsporing Verzocht gezien, mooie beloning.
Het briefje is na overleg met en verkregen toestemming van de officier van justitie geplaatst achter de ruitenwisser van de auto die geparkeerd stond aan de openbare weg en zich daarmee bevond in de openbare ruimte. Ter zitting van 27 januari 2022 heeft de officier van justitie de gegeven toestemming herhaald. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 152 Sv is de handeling geverbaliseerd: weliswaar kort maar daarmee niet in strijd met de verbaliseringsplicht. Hoewel gesteld zou kunnen worden dat met het plaatsen van het briefje sprake is geweest van enige misleiding, is de rechtbank van oordeel dat die misleiding, juist in het licht van dit onderzoek waar het gaat om het gegeven dat met een aanslag op een advocaat/curator de rechtsstaat in het geding is, slechts minimaal is. De zeer ernstige verdenking rechtvaardigt de inzet van dit geringe middel. Overigens bevat de mededeling op het briefje geen onwaarheden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van schending van beginselen van behoorlijke procesorde dan wel van artikelen 6 en 8 EVRM. De rechtbank verwerpt het verweer en van bewijsuitsluiting van de uit het gebruik van dit middel voortkomende OVC-gesprekken is dan ook geen sprake.
Tapgesprekken
[verdachte] heeft verklaard dat hij telkens op verzoek van [medeverdachte] met hem mee ging. De reden hiervoor was dat [verdachte] nog geld van [medeverdachte] tegoed zou hebben en dat dit de manier was waarop hij zijn geld ontving.
Ook begin 2020 zou [verdachte] nog gelden van [medeverdachte] tegoed hebben gehad. In een gesprek op 18 januari 2020 tussen [verdachte] en zijn partner [naam 7] , zegt zij dat hij ( [verdachte] ) niets meer met [medeverdachte] mag doen of afspreken, gewoon even vijf minuten praten en het geld ophalen, want hij ( [verdachte] ) zou een klap geld krijgen en ze heeft helemaal niets.
Op 13 februari 2020 hebben [verdachte] en [naam 7] het in een gesprek ook over [medeverdachte] . [verdachte] zegt tegen [naam 7] dat hij niets meer onder de € 1.000 doet. Dat hij nergens meer met [medeverdachte] naartoe gaat rijden onder de € 1.000. Ook zegt hij
: Maar wat we laatst hebben gedaan, dat gaan we niet meer weer doen.Hierop reageert [naam 7] met:
stil, stil, stil.
OVC-gesprekken in de periode rond de uitzending van Opsporing Verzocht
Op 2 november 2020 wordt aangekondigd dat Opsporing Verzocht op 3 november 2020 opnieuw aandacht besteedt aan de beschietingen in Losser en Gronau. Van de beschieting in Losser worden camerabeelden van de schutter getoond en van de beschieting in Gronau camerabeelden van de door de Losserstrasse rijdende Polo.
Het observatieteam neemt op 2 november 2020 om 19.14 uur waar dat [naam 8] op bezoek gaat bij de woning van [medeverdachte] . [naam 11] , de vriendin van [medeverdachte] , laat [naam 8] binnen. Om 19.25 uur vertrekt [naam 8] weer. Uit de weergave van het OVC-gesprek blijkt dat [medeverdachte] niet thuis is en dat [naam 8] iets op een briefje schrijft dat [naam 11] later moet verbranden. Ook spreken zij over Opsporing Verzocht. Als [medeverdachte] thuis is zegt [naam 11] tegen hem dat [naam 8] vindt dat [medeverdachte] te veel kletst.
Op 4 november 2020 vindt [naam 7] onder de ruitenwisser van haar auto een briefje met de tekst
Opsporing Verzocht gezien, mooie beloning.
Om 10.52 uur zegt [verdachte] tegen haar
“ze weten wat ik gedaan heb. Ik denk dat ze me nu kunnen pakken”.
Om 13:21 uur is [verdachte] in de woning van [medeverdachte] . Opnieuw vindt een gesprek plaats over Opsporing Verzocht. [verdachte] vertelt dat bij [naam 7] een briefje onder de ruitenwisser zat.
[medeverdachte] heeft Opsporing Verzocht kennelijk niet gezien en [verdachte] zegt hem
“er is niks aan de hand, ze weten niks”.
Ook vraagt [verdachte] aan [medeverdachte] :
in Nijverdal?Waarop [medeverdachte] antwoordt:
“nee in Losser, heb je dat gezien?”.
Waarna [verdachte] later zegt:
“maar dan nog…dan nog kunnen ze niet zeggen dat jij dat bent geweest en alleen dat ding moet je weg hebben he”.
Waarover [verdachte] ter terechtzitting van 25 januari 2022 heeft verklaard dat hij met dat ding een wapen bedoelt.
Op 10 november 2020 geeft [verdachte] zijn partner instructies over wat ze moet zeggen als de politie vragen stelt over zijn aanwezigheid. Dat ze dan moet zeggen dat hij thuis was, want ze wil toch niet dat hij vast zit. Want als zij zegt dat hij thuis is, dan hoeft hij niet te zeggen dat hij met hem mee was.
Op 11 november 2020 wordt de schuur van de moeder van [verdachte] door de politie doorzocht. In een gesprek met [naam 7] later op de dag zegt [verdachte] dat ze hem wel kunnen vastzetten, maar dat ze het niet kunnen bewijzen en
“als ze dat ding niet vinden, dan hebben ze niks”.
4.3.2
De conclusie over de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte]
De rechtbank is op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte] de personen zijn die ten tijde van de beschieting van [slachtoffer] in de op plaats delict aanwezige Volkswagen Polo zaten en daarmee de schutters waren van de beschieting van [slachtoffer] .
Het alternatieve scenario
[verdachte] heeft geen redelijke, de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden ontzenuwende verklaring gegeven die maakt dat alle voornoemde bevindingen anders moeten worden beoordeeld.
Dat geldt ook voor het door de verdediging gestelde alternatieve scenario, kort weergegeven inhoudende dat twee andere mannen, te weten twee ingehuurde IS-strijders die deels in Nederland, deels in Duitsland hebben verbleven, de aanslag op [slachtoffer] hebben gepleegd en dat getuige [getuige 3] daarover gedetailleerd heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging gestelde scenario niet alleen in de eerste plaats door de bewijsmiddelen wordt weerlegd maar in de tweede plaats niet-verifieerbaar is gebleken en bovendien in het geheel volstrekt ongeloofwaardig is.
De rechtbank overweegt voorts nog dat het NFI onderzoek heeft gedaan naar het verband tussen het in Gronau gebruikte vuurwapen met andere schietincidenten. Het NFI heeft geconstateerd dat het extreem veel waarschijnlijker dat de huls die is aangetroffen na een schietincident in de periode van 3 tot en met 7 augustus 2019 in Nijverdal is verschoten met hetzelfde vuurwapen.
[naam 4] , eigenaar van een juwelierszaak in Nijverdal en Rijssen, heeft in augustus en september 2019 aangiftes gedaan van bedreigingen en afpersingen. [naam 4] heeft in dat verband de naam van [naam 8] bij de politie genoemd. Op 7 augustus 2019 is een kogelpunt en een huls aangetroffen in de tuin van [naam 4] . Een buurman van [naam 4] heeft in een nacht begin augustus 2019 zeven geschoten gehoord.
Op grond van het dossier kan op basis van de analyse van historische verkeersgegevens in combinatie met de daarbij behorende mastlocaties worden vastgesteld dat in de dagen voorafgaand aan die beschieting er telefonisch contact is tussen het nummer dat in gebruik is bij [medeverdachte] en [naam 8] en dat [medeverdachte] telefonisch contact opneemt met het telefoonnummer dat bij [verdachte] in gebruik is.
Het telefoontoestel en -nummer dat bij [medeverdachte] in gebruik is, bevindt zich zowel in de middag van 29 juli 2019 als in de nachten van 29 op 30 juli 2019 om 00:14:21 uur en van
30 op 31 juli 2019 om 00:18:43 uur in Nijverdal.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer/toestel van [medeverdachte] blijkt dat het toestel voor 29 juli 2019 nimmer in de wijde omgeving van Rijssen/Nijverdal Cell-Id’s heeft aangestraald. Ook blijkt uit de historische verkeersgegevens dat het nummer bij [medeverdachte] in gebruik na 5 augustus 2019 nimmer meer in de wijde omgeving van Rijssen/Nijverdal Cell Id’s heeft aangestraald.
Op grond van de al vastgestelde werkwijze van [medeverdachte] en [verdachte] , stelt de rechtbank vast dat ook dit onderzoek past binnen het vaste patroon van contact hebben, een opdracht krijgen, voorverkenningen doen en het gebruik van hetzelfde vuurwapen. Opmerkelijk in dit verband is daarbij ook de vraag van [verdachte] aan [medeverdachte] naar aanleiding van de uitzending van Opsporing Verzocht op 3 november 2020. De dag daarna is een van de vragen van [verdachte] aan [medeverdachte] immers:
“in Nijverdal?”terwijl dit incident in de uitzending niet aan de orde is geweest.
4.3.3
De juridische kwalificatie
4.3.3.1 Plegen of medeplegen
Plegen
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat [verdachte] en [medeverdachte] samen in de Volkswagen Polo hebben gezeten tijdens de beschieting van [slachtoffer] . Op basis van de camerabeelden, de verklaringen van [slachtoffer] en getuigen [getuige 2] en [getuige 1] en de aangetroffen schotresten aan de passagierszijde stelt de rechtbank vast dat de bijrijder van de VW Polo heeft geschoten. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen wie de bijrijder en dus de schutter is geweest. Zoals gezegd zijn de camerabeelden te onduidelijk om te kunnen zien wie de bestuurder en wie de bijrijder was. Zowel op de bestuurdersplek als op de bijrijdersplek is DNA van [medeverdachte] en DNA van [verdachte] aangetroffen, zodat hieruit ook geen conclusies kunnen worden getrokken.
De vraag is of er sprake is geweest van medeplegen bij de beschieting van [slachtoffer] .
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht [3] . De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict [4] .
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van [verdachte] het medeplegen bewezen verklaard kan worden. Zowel vóór, tijdens en ná de aanslag is er sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] , dat van medeplegen gesproken kan worden. Bij de aanslag op [slachtoffer] hebben [medeverdachte] en [verdachte] elk een eigen aandeel. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
[verdachte] gaat met regelmaat met [medeverdachte] op pad om incassoklussen te doen. [verdachte] krijgt daarbij niet alleen instructies van [medeverdachte] bij de voorbereiding van de klussen maar ook op de dag van de klus zelf. Er is niet alleen een vast patroon van samen op pad gaan, maar [verdachte] doet ook zelf actief aan acquisitie.
Ook ten aanzien van de aanslag van [slachtoffer] heeft deze routinematige voorverkenning plaatsgevonden. Op grond van het dossier is gebleken dat [verdachte] en [slachtoffer] elkaar niet kennen, zodat van een persoonlijk motief voor de aanslag niet is gebleken.
Wel is op basis van het dossier vast komen te staan dat er betrokkenheid is tussen [medeverdachte] en [naam 8] en [naam 10] en [naam 1] . [naam 1] is op zijn zachtst gezegd niet tevreden over de ontdekkingen in en de afwikkeling van de faillissementen van zijn ondernemingen; faillissementen waarin [slachtoffer] telkens de curator is.
Opvallend is dat in de periode van 19 september 2019 tot 31 oktober 2019 steeds in de vroege ochtend contacten plaatsvinden tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Op
1 november 2019 is de Polo van [medeverdachte] in de Losserstrasse in Gronau. Het al dan niet samen verrichten van voorverkenningen naar het kantoor van [slachtoffer] en in de laatste weken naar diens woonadres, het aanschaffen en activeren van een nieuw telefoonnummer voor de aanslag en een nieuw toestel na de aanslag door [medeverdachte] , de zeer vroege telefonische contacten die achteraf bezien telkens plaatsvinden op tijdstippen kort voor het moment dat de aanslag uiteindelijk plaatsvindt, het gegeven dat [medeverdachte] zijn opdrachten grondig voorbereidt en soms wel tien keer langs gaat, alsmede het gegeven dat na 6 november 2019 de contacten in de vroege ochtend tussen [verdachte] en [medeverdachte] nooit meer plaatsvinden, zijn naar het oordeel van de rechtbank feiten en omstandigheden die in hun onderlinge verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] in het kader van een grondig en langdurig voorbereid plan en een gezamenlijke uitvoering dat er op was gericht om op 6 november 2019 [slachtoffer] om het leven te brengen.
De rechtbank overweegt dat, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, voldoende is komen vast te staan dat bij de beschieting van [slachtoffer] naast [verdachte] en [medeverdachte] ook een of meer ander(en) zijn betrokken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat bij de beschieting van [slachtoffer] sprake is geweest van een opdracht en derhalve van planmatig handelen en een gezamenlijk doel, zodat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer ander(en).
4.3.3.2 Opzet op de dood
Op grond van het dossier is niet komen vast te staan wie de schutter is geweest. Dat maakt voor een bewezenverklaring ook niet uit.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat verdachten daadwerkelijk de bedoeling – en daarmee vol opzet – hadden om [slachtoffer] van het leven te beroven.
De bijrijder heeft van dichtbij vijf keer op [slachtoffer] geschoten, terwijl die nietsvermoedend met zijn hond liep, onverhoeds van achteren werd benaderd en geen kant op kon. Het met een vuurwapen meermalen op korte afstand gericht schieten op het lichaam van een persoon is naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien en gelet op de aard en ernst van het bij [slachtoffer] veroorzaakte letsel zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan als een bewust handelen gericht op het doden van [slachtoffer] .
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het opzet van verdachten was gericht op de dood van [slachtoffer] .
4.3.3.3 De voorbedachten rade
Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of sprake is van voorbedachte raad.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, betekent niet zonder meer dat sprake is van voorbedachte raad.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachten rade heeft gehandeld. Dit is het door de rechtbank te hanteren toetsingskader.
Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de beschieting, zijn de feiten en omstandigheden waaronder de beschieting heeft plaatsgevonden van belang. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld volgens een vooropgezet plan. Uit de bewijsmiddelen volgt dat bij de aanslag sprake is geweest van een opdracht, voorverkenningen en dat [medeverdachte] en [verdachte] met een vuurwapen en munitie naar de plaats delict zijn gegaan en dat op enig moment het vuurwapen is geladen en doorgeladen zodat het vuurwapen schietklaar was: derhalve van planmatig handelen. Vanaf het moment dat het plan was gemaakt tot de uiteindelijke uitvoering van de aanslag was sprake van een reeks momenten waarop beslissingen zijn genomen, die gericht zijn geweest op de uitvoering van het plan. Verdachte heeft zich gedurende deze tijd kunnen beraden op het te nemen besluit en hij heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van deze voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van contra-indicaties voor voorbedachten rade is de rechtbank niet gebleken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachten rade.
4.3.4
De conclusie
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 november 2019 te Gronau, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, zich heeft begeven naar de omgeving van de woning van die [slachtoffer] , waarna verdachte of verdachtes mededader met een vuurwapen vijf kogels in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten waarbij die [slachtoffer] in een bovenbeen werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: medeplegen van een poging tot moord.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, als ‘hitman’ laten inhuren voor het neerschieten van een advocaat die door de rechtbank was benoemd als curator voor de afhandeling van het faillissement van een sportschool. Zonder ook maar een greintje mededogen en met volstrekte onverschilligheid voor het recht op leven van de advocaat werden met een vuurwapen meerdere kogels afgevuurd van korte afstand op de advocaat, dichtbij zijn woning in Gronau.
Het is louter en alleen aan puur geluk, toeval en bovenal aan het adequate en accurate optreden van buurtbewoners en passanten te danken dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
De aanslag op de advocaat werd gepleegd amper twee maanden nadat Nederland was opgeschrikt door de moord op advocaat mr. D. Wiersum (verder Wiersum) in Amsterdam.
De schokgolf die deze moord in september 2019 in Nederland en daarbuiten teweeg bracht, heeft verdachte en/of zijn mededader er niet van weerhouden om na weken van voorbereiding op een herfstdag in november 2019 meerdere kogels af te vuren op advocaat [slachtoffer] die zoals iedere dag, niets vermoedend, zijn hond uitliet.
[slachtoffer] werd neergeschoten vanwege zijn werk als curator. Daarmee is niet alleen een aanslag gepleegd op het leven van [slachtoffer] maar ook op de rechtsstaat die zonder de rol van advocaten niet optimaal kan functioneren. Eens te meer is met de moordaanslagen op Wiersum in Amsterdam en op [slachtoffer] in het hemelsbreed op een afstand van nog geen 200 kilometer naar het oosten gelegen Gronau, gebleken dat de rechtsstaat nooit een rustig bezit is.
Iedere dag weer moet die rechtsstaat worden onderhouden en beschermd.
Met zijn handelen heeft verdachte een totaal disrespect voor die rechtsstaat aan de dag gelegd. Dat vraagt om een ferme reactie, niet alleen uit een oogpunt van vergelding maar ook uit het perspectief van generale preventie ter bescherming van de rechtsstaat en van hen die de rechtsstaat vanuit hun functie dienen.
Daarnaast en zeker niet minder stuitend is het feit dat verdachten totaal voorbij gegaan zijn aan de gevoelens van het slachtoffer en zijn naasten die door de moordaanslag hun leven drastisch zagen veranderen. Nooit meer rustig en ontspannen wandelen, altijd pijn door het onomkeerbare fysieke letsel en de angst dat het nog een keer kan gebeuren, alleen maar omdat je je werk doet.
De stuitende opmerking van verdachte tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting dat de aanslag op [slachtoffer] wellicht te maken zou kunnen hebben met de wijze waarop hij zijn werk doet, maakt dit nog extra pijnlijk en wrang.
[slachtoffer] en zijn partner hebben in het kader van de uitoefening van het spreekrecht op indrukwekkende wijze met invoelbare emoties, woorden gegeven aan de gevoelens van onzekerheid, angst en onveiligheid als gevolg van de aanslag.
De officieren van justitie noemden in hun requisitoir dat [slachtoffer] sinds de dramatische aanslag op 6 november 2019 rondloopt met een zware loden jas.
Dit kan niet, dit mag niet. De rechtsstaat in het algemeen en [slachtoffer] in het bijzonder behoort niet omhangen te zijn met een loden jas.
De bijzondere ernst van de weldoordachte en laffe moordaanslag met schoten vanuit een stiekem van achteren naderende auto op een dienaar van de rechtsstaat dient in straf-verhogende zin in de op te leggen straf tot uitdrukking te komen om daarmee een niet mis te verstaan signaal af te geven dat de rechtsstaat weliswaar kwetsbaar, maar zeker niet weerloos is.
Het feit dat verdachte ‘slechts’ een uitvoerder was van een misdadig plan maakt dat de rechtbank niet de maximumstraf voor poging tot moord zal opleggen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte recent niet met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegend is oplegging van een langdurige gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De schade van de benadeelden

[slachtoffer] en [benadeelde] hebben ieder een vordering tot schadevergoeding ingediend.
8.1
De vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij wordt bijgestaan door mr. W.T.M. Krieger, advocaat te Enschede. Bij brief van 3 december 2021 vordert de benadeelde partij verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.262.049,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Bij brief van 18 januari 2022 is de vordering verminderd met een bedrag van € 20.000.--.
Bij brief van 20 januari 2022 is de vordering aangepast ten aanzien van de schadeposten verlies arbeidsvermogen, huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid.
Ter terechtzitting van 25 januari 2022 heeft mr. Krieger de vordering toegelicht.
De gevorderde materiële schade bestaat na aanpassingen van de vordering uit de volgende posten:
- zaakschade € 600,--;
- medische kosten totaal € 4.477,64;
- verblijfkosten ziekenhuis € 240,--;
- overige verblijfkosten € 1.170,15;
- verlies arbeidsvermogen € 1.945.058,--;
- kosten onderzoek verlies arbeidsvermogen € 4.099,77;
- huishoudelijke hulp € 104.653,--;
- zelfwerkzaamheid € 57.142,--;
- reiskosten € 305,76
===========
Totaal € 2.117.746,32.
Aan geleden immateriële schade wordt een bedrag van € 100.000,-- gevorderd.
Tevens vordert de benadeelde partij vergoeding van proceskosten conform het liquidatietarief van vijf punten alsmede een vergoeding van alle overige te maken kosten.
8.1.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot materiële schadevergoeding, behoudens de posten reiskosten en overige verblijfkosten, de vordering tot immateriële schadevergoeding en de gevorderde proceskosten kunnen worden toegewezen.
8.1.2
het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging de gehele vordering gemotiveerd betwist en de benadeelde partij moet in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel de vordering moet worden afgewezen dan wel gematigd.
Ten aanzien van de materiële schade (zaakschade, medische kosten, verblijfkosten ziekenhuis, overige verblijfkosten en reiskosten) heeft de verdediging telkens gesteld dat de opgevoerde schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd, dan wel niet in causaal verband staan tot het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen, huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid heeft de verdediging, samengevat weergegeven, eveneens gesteld dat de gevorderde schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd. Volgens de verdediging kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer] de gestelde schade heeft geleden, lijdt en nog verder zal lijden: de benadeelde partij heeft niet, althans onvoldoende aangetoond dat hij langdurig arbeidsongeschikt is geraakt. Daar komt bij dat een aanzienlijk deel van de vordering toekomstige schade betreft, waarbij de vaststelling van dat deel van de schade afhankelijk is van in de toekomst gelegen onzekere gebeurtenissen.
De kosten van het onderzoek verlies aan arbeidsvermogen acht de verdediging erg hoog en zij stelt daarbij de vraag of schadebeperkend is opgetreden. Daarnaast is niet gebleken dat deze kosten door de benadeelde partij zijn voldaan.
De verdediging heeft tot slot de gevorderde immateriële schadevergoeding betwist. Volgens de verdediging is het gevorderde onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken dat bij de benadeelde partij sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld en de daartoe overgelegde stukken kunnen niet worden aangemerkt als medische rapportages.
8.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 361 lid 2 onder b Sv jo artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een benadeelde partij een vordering indienen als aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Voor vergoeding aan de benadeelde partij komt overeenkomstig de regels van het materiële burgerlijk recht slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte, voor zover deze schade op de voet van artikel 6:98 BW aan de verdachte kan worden toegerekend. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade en, voor zover de wet daarop aanspraak geeft, ander nadeel (artikel 6:95, eerste lid, BW).
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer] .
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten zaakschade € 600,--, medische kosten tot een bedrag van € 2.999,70, verblijfkosten ziekenhuis € 240,--, overige verblijfkosten tot een bedrag van € 584,32, en reiskosten € 305,76 kunnen worden toegewezen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zijn als rechtstreekse schade aan te merken.
-medische kosten
Onder de post medische kosten zijn ook kosten aan HAP Vons, Triage medisch advies en kosten MST opgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten zijn gemaakt teneinde de vordering tot schadevergoeding op te stellen en derhalve tot het verkrijgen van een schadevergoeding. Ook de kosten onderzoek verlies arbeidsvermogen (de rapportage van Laumen Expertise) zijn naar het oordeel van de rechtbank kosten die zijn gemaakt ten behoeve van het verkrijgen van het recht en de rechtbank acht deze kosten alleszins redelijk. Ook deze kosten kwalificeert de rechtbank als proceskosten. De gevorderde kosten komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en de rechtbank zal het bedrag van (totaal)
€ 5.577,71 toewijzen als proceskosten.
-overige verblijfkosten
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde schade van € 585,83 (kosten betrekking hebbende op het verblijf op een geheime locatie) in een te ver verwijderd verband staat van het schadetoebrengende feit om te worden beschouwd als schade die op grond van het bepaalde in artikel 361 lid 2 Sv voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen.
-verlies arbeidsvermogen
Aan verlies arbeidsvermogen is een bedrag van € 1.945.058,-- gevorderd. Hoewel als zodanig de behandeling van een omvangrijke vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, is de rechtbank van oordeel dat het beoordelen van de volledige berekening op grond van verlies aan arbeidsvermogen te complex is om in het strafproces te beslechten en aldus een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
-kosten huishoudelijke hulp
Aan kosten huishoudelijke hulp is een bedrag van € 104.653,-- gevorderd. Dit bedrag is berekend vanaf het moment van het schadetoebrengende feit tot het moment dat de benadeelde partij 67 jaar wordt. [slachtoffer] is thans 45 jaar en daarmee is een aanzienlijk deel van deze kosten in de toekomst gelegen. De rechtbank is van oordeel dat de schade kan worden toegewezen vanaf het moment van het schadetoebrengende feit (6 november 2019) tot de zitting (27 januari 2022), nu deze kosten voldoende onderbouwd en aannemelijk en als rechtstreekse schade aan te merken zijn. De rechtbank stelt overeenkomstig de letselschaderichtlijn de verschenen schade vast op € 6.670,-- en zal dat bedrag toewijzen.
De kosten voor huishoudelijke hulp vanaf de zitting (27 januari 2022) tot het moment dat [slachtoffer] 67 jaar wordt (zijnde een bedrag van € 97.983,--) betreft een vordering voor toekomstige schade. De rechtbank zal om reden dat het vaststellen van de in de toekomst geleden schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, de benadeelde partij in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
-kosten zelfwerkzaamheid
Aan kosten zelfwerkzaamheden is een bedrag van € 57.142,-- gevorderd. Ook dit bedrag is berekend vanaf het moment van het schadetoebrengende feit tot het moment dat de benadeelde partij 67 jaar wordt. Gelijk aan hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank de tot de zitting (27 januari 2022) geleden schade vaststellen en toewijzen. De rechtbank stelt overeenkomstig de letselschaderichtlijn de verschenen schade vast op € 2.846,25 en zal dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal om reden dat het vaststellen van de in de toekomst geleden schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, de benadeelde partij in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat in het bewezenverklaarde feit op zichzelf al besloten ligt dat het gaat om een extreem traumatische ervaring voor het slachtoffer. Daarnaast het slachtoffer zeer ernstig lichamelijk letsel aan de aanslag over gehouden. De gevolgen raken niet enkel zijn dagelijks leven maar hebben ook mentaal grote impact op het slachtoffer. Het slachtoffer heeft niet alleen toen letterlijk in doodsangst verkeerd, maar gaat ook heden ten dage gebukt onder de gevolgen van het feit.
Dat tot op heden geen in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij het slachtoffer vastgesteld, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
De rechtbank acht echter in deze uitzonderlijke situatie de aard van de gedraging – waarbij vanuit een rijdende auto met een semi-automatisch vuurwapen tot vijf keer toe onverhoeds op het slachtoffer is geschoten – van dien aard dat een aanspraak op smartengeld zonder meer gerechtvaardigd is. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank alleszins redelijk en billijk en derhalve zal de rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 100.000,= toewijzen.
Proceskosten
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand.
Deze kosten worden als gevorderde proceskosten op de voet van artikel 532 Sv aangemerkt.
De rechtbank zal naast het hiervoor toegewezen bedrag van € 5.577,71, voor het opstellen van de vordering en het verlenen van rechtsbijstand in eerste aanleg aansluiting zoeken, gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag, bij ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven 2021’, met dien verstande dat telkens één punt zal worden toegekend en daarmee in totaal drie punten ten bedrage van € 1.770,-- per punt.
In totaal komt een bedrag van € 10.887,71 voor toewijzing in aanmerking ten behoeve van kosten van rechtsbijstand.
8.2
De vordering tot schadevergoeding van [benadeelde]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij wordt bijgestaan door mr. W.T.M. Krieger, advocaat te Enschede. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 39.374,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ter terechtzitting van 25 januari 2022 heeft mr. Krieger de vordering toegelicht.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- affectieschade € 17.500,--;
- shockschade € 20.000,--;
- verplaatste schade van in totaal € 1.874,91.
De verplaatste schade omvat de schadeposten:
Medische kosten € 300,--;
Reiskosten € 62,40;
Kosten MST € 147,--;
Verblijfskosten op locatie € 220,--;
Parkeerkosten € 14,50;
Eigen risico € 385,--;
Opgenomen vrije dagen € 746,01.
Tevens vordert de benadeelde partij vergoeding van proceskosten conform het liquidatietarief van vijf punten alsmede een vergoeding van alle overige te maken kosten.
8.2.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde affectieschade kan worden toegewezen. Van de gevorderde verplaatste schade kan een bedrag van € 147,-- worden toegewezen. De overige schadeposten zijn niet toewijsbaar, nu het geen verplaatste schade betreft.
Ten aanzien van de gevorderde shockschade hebben de officieren van justitie gesteld dat, indien de rechtbank van oordeel is dat is voldaan aan het confrontatievereiste, het gevorderde bedrag redelijk voorkomt en daarmee toewijsbaar is. De gevorderde proceskosten kunnen eveneens worden toegewezen.
8.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging de gehele vordering gemotiveerd betwist.
Ten aanzien van de verplaatste schade heeft de verdediging gesteld dat van de schadepost “kosten MST” onvoldoende is gebleken dat deze in causaal verband staat tot het ten laste gelegde feit. De overige gestelde schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de affectieschade heeft de verdediging eveneens gesteld dat het gevorderde onvoldoende is onderbouwd: er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat bij de benadeelde partij sprake is van ernstig en blijvend letsel, hetgeen is vereist voor toekenning van een vergoeding.
Ten aanzien van de shockschade heeft de verdediging gesteld dat het gevorderde bedrag van
€ 20.000,- niet alleen niet is onderbouwd; ook is niet voldaan aan het confrontatievereiste hetgeen een voorwaarde is voor toekenning van een vergoeding op grond van geleden shockschade.
Gelet op dit alles stelt de verdediging dat de benadeelde partij in alle onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het alsnog onderbouwen van de schade tot een onevenredige belasting van het strafgeding leidt, dan wel moet het gevorderde worden afgewezen, dan wel gematigd.
8.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals reeds onder 8.1.3 overwogen komt voor vergoeding aan de benadeelde partij overeenkomstig de regels van het materiële burgerlijk recht slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte, voor zover deze schade op de voet van artikel 6:98 BW aan de verdachte kan worden toegerekend. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade en, voor zover de wet daarop aanspraak geeft, ander nadeel (artikel 6:95, eerste lid, BW).
Sinds de wijziging van de artikelen 6:107 en 6:108 BW per 1 januari 2019 (met de inwerkingtreding van de Wet vergoeding affectieschade en verplaatste schade) kunnen de naasten van slachtoffers ter zake van gebeurtenissen op of na 1 januari 2019 aanspraak maken op vergoeding van zogenoemde affectieschade en verplaatste schade. Een recht daarop bestaat als het slachtoffer is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft. Voor een recht op affectieschade en/of verplaatste schade is, anders dan bij shockschade, niet vereist dat ook onrechtmatig is gehandeld jegens de benadeelde partij zelf. Van verplaatste schade is sprake als derden kosten hebben gemaakt ten behoeve van het slachtoffer die het slachtoffer zelf had kunnen vorderen, als het slachtoffer deze kosten zelf had gemaakt.
Affectieschade
De benadeelde partij vordert veroordeling van verdachte tot betaling van een bedrag van
€ 17.500,-- aan affectieschade. De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat uit de toelichting en de onderbouwing van de vordering voldoende blijkt dat de benadeelde partij in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot het slachtoffer staat dat zij op grond van artikel 6:108 lid 4 onder g BW als naaste aangemerkt wordt. De benadeelde partij is immers de levenspartner van het slachtoffer.
Vergoeding van affectieschade heeft een erkennings- en genoegdoeningsfunctie. De rechtbank stelt vast dat aan [benadeelde] door het bewezenverklaarde feit affectieschade is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade, conform het Besluit vergoeding affectieschade, op het gevorderde bedrag van € 17.500,-- en wijst dit bedrag toe.
Verplaatste schade
De benadeelde partij vordert veroordeling van verdachte tot betaling van een bedrag van in totaal € 1.874,91 aan verplaatste schade. De verdediging heeft de schadeposten betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten niet zijn aan te merken als verplaatste schade, nu deze kosten niet ten behoeve van het slachtoffer zijn gemaakt en het slachtoffer deze kosten niet zelf als rechtstreekse schade had kunnen vorderen. De rechtbank wijst dit deel van de vordering af.
Shockschade
De benadeelde partij vordert veroordeling van verdachte tot betaling van een bedrag van
€ 20.000,-- aan shockschade.
Met artikel 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in beperkte mate mogelijk te maken. In dat verband bepaalt artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b BW dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien – zoals hier van belang – de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad kan vergoeding van immateriële schade plaatsvinden als onrechtmatig gehandeld is jegens degene bij wie door het waarnemen van het tenlastegelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand, tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond. Voor vergoeding van deze shockschade is nodig dat bij degene die de schade claimt sprake is van een psychiatrisch erkend ziektebeeld.
In 2009 heeft de Hoge Raad in aanvulling hierop overwogen: “Met artikel 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade slechts in beperkte mate mogelijk te maken, in verband waarmee voor vergoeding van shockschade alleen onder strikte voorwaarden plaats is. Hiermee strookt niet het vereiste van waarneming van het ongeval of directe confrontatie met zijn ernstige gevolgen vanwege de aard of ernst van de normschending, zoals vanwege het opzettelijk begaan daarvan, terzijde te stellen of af te zwakken”.
De rechtbank ziet, gelet op deze jurisprudentie van de Hoge Raad, geen mogelijkheden de strikte eisen die de Hoge Raad heeft gesteld aan het confrontatievereiste in deze zaak af te zwakken. Mede vanwege deze strikte eisen is de al hiervoor genoemde Wet Affectieschade per 1 januari 2019 in werking getreden. In deze wet is wat betreft shockschade niets opgenomen, zodat ook in de tekst van deze wet geen aanleiding is te vinden voor een ruimere interpretatie van het confrontatievereiste. Dat in een beperkt aantal gevallen in de feitenrechtspraak een ruimere uitleg is gegeven aan het confrontatievereiste maakt dat niet anders. Zonder iets af te willen doen aan het feit dat de confrontatie in het ziekenhuis met een geliefde waarop kort daarvoor een moordaanslag is gepleegd, een afschuwelijke en zeer emotionele ervaring is en de gedetailleerde berichtgeving in de media daarover confronterend en pijnlijk, is de rechtbank van oordeel dat voornoemde gevallen waarin een ruimere uitleg is gegeven aan het confrontatievereiste zich niet laten vergelijken met de confrontatie in de onderhavige zaak.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de vordering wat betreft schade bestaande uit shockschade niet-ontvankelijk verklaart. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand. Deze kosten worden als gevorderde proceskosten op de voet van artikel 532 Sv aangemerkt. De rechtbank zal, gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag, aansluiting zoeken bij ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven 2021’, met dien verstande dat voor het opstellen van de vordering en het verlenen van rechtsbijstand in eerste aanleg telkens één punt zal worden toegekend en daarmee in totaal drie punten ten bedrage van
€ 563,-- per punt. In totaal komt een bedrag van € 1.689,-- voor toewijzing in aanmerking ten behoeve van kosten van rechtsbijstand.
8.3
De wettelijke rente, hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
Wettelijke rente
Waar de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal de rechtbank daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum waarop de schade is ingetreden.
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben elk verzocht en de officieren van justitie hebben gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft verzocht om bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel de duur van de gijzeling te bepalen op primair nul dagen, subsidiair één dag.
De rechtbank zal steeds de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De duur van de gijzeling beloopt maximaal één jaar in totaal voor de toegewezen vorderingen. De rechtbank bepaalt bij de oplegging van de onderhavige maatregel per vordering de duur van de gijzeling die ingevolge artikel 6:4:20 Sv kan worden toegepast. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze betalingsverplichting worden aangevuld met na te noemen dagen gijzeling per toegewezen vordering.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de duur van de gijzeling in tijd te beperken tot nul dan wel één dag(en).

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van een poging tot moord;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen
de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 114.246,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
6 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, veroordeelde (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 10.887,71, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 114.246,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 238 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 2.097.336,75 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst af de vordering tot een bedrag van € 585,83;
de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van een bedrag van € 17.500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
6 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, veroordeelde (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.689,-- in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] voor een deel van € 20.000,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst af de vordering tot een bedrag van € 1.874,91.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. E.J.M. Bos , rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRAB19011 (TGO Montenegro). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 december 2019 (map 1A, pag. 107), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van poging moord/doodslag gericht op mijn leven. Het incident vond plaats op de openbare weg ter hoogte van [adres 5] op woensdag 6 november 2019 tussen 08:00 uur en 08:20 uur. Iemand heeft tussen genoemde tijdstippen op mij geschoten met een vuurwapen vanuit een rijdende auto.
2.
Een geschrift, te weten de letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Twente van 7 november 2019, opgemaakt door drs. A.A. van der Spaa, arts (map 1A, pag. 100-102), onder meer inhoudende:
naam [slachtoffer]
voornamen [slachtoffer]
datum letselonderzoek 07-11-2019
SEH diagnose schotwond met beschadiging van liesslagader.
Bloeding in de lies
pijn in de wonden en in linker bovenbeen.
vermoeden inwendig letsel Ja
De grote slagader in het linker bovenbeen is beschadigd en moet
operatief hersteld worden.
Het slachtoffer is binnengebracht op de spoedeisende hulp met een
dubbele tourniquet om het bovenbeen om de (slagaderlijke) bloeding
te stoppen.
verwachting blijvende schade Ja
Door het implanteren van een stent in de slagader van het linker
bovenbeen, zal betrokkene langdurig (misschien wel levenslang)
bloedverdunnende medicijnen moeten gebruiken. Hierdoor is het
risico op bloedingen en bloeduitstortingen verhoogd bij verwondingen. Dit is beperkend in het dagelijkse leven.
3.
Een geschrift, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [getuige 1] op 7 november 2019 door Kriminalhauptkommissar [verbalisant] (map 1A, pag. 162 en 164), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De afstand tussen mij en de heer [slachtoffer] bedroeg op dat moment ongeveer 4 a 5 meter. Uit mijn ooghoek zag ik achter iets, dus uit de richting van Nederland komen. Dat was de auto van waaruit later geschoten zou worden. Toen de auto mij een beetje gepasseerd was heb ik de eerste knal gehoord en meteen daarop een tweede knal.
De heer [slachtoffer] liep op dat moment nog heel gemoedelijk verder in de richting van de rotonde. Bij de eerste knal bleef hij staan en draaide hij zich in de richting van de auto en vervolgens verder in mijn richting. Dat ging allemaal zo snel.
Ik zag de arm uit het bijrijdersraampje steken en zag een wapen. Vervolgens werd er nogmaals geschoten. (…) Na het derde schot begon hij heel hard te schreeuwen. Daarna hebben ze nog een schot gelost en reden ze doodgemoedereerd verder.
Hij schoot met uitgestrekte arm.
Vraag: Hoeveel personen zaten er in de auto?
Antwoord: Minstens twee...
4.
Een geschrift, te weten een vertaling van het getuigenverhoor van [getuige 2] op 7 november 2019 door Kriminaloberkommissar [verbalisant] (map 1A, pag. 170, 171, 172, 174), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het moment van de schoten bevond de heer [slachtoffer] zich op de groenstrook direct voor ons huis.
Toen ik de schoten hoorde, ben ik direct uit de auto gestapt.
De heer [slachtoffer] begon te wankelen en viel neer op de groenstrook. We zijn allebei naar hem toe gelopen en ik heb vervolgens, alleen nog in mijn ooghoek, een of twee huizen verder een witte personenauto met Nederlands kenteken gezien. Ik heb ook nog gezien dat er uit het raam aan de bijrijderskant een zwart wapen weer de auto in werd teruggetrokken.
Voor zover ik heb kunnen zien, zaten er hooguit twee personen in de auto.
Het was een kleine witte auto, de grootte van een Volkswagen Polo.
Het was in ieder geval een Nederlands kenteken.
Vraag: Uit welke richting kwam de witte personenauto?
Antwoord: Uit de richting van Nederland.
Vraag: In welke richting is de auto na de schoten weggereden?
Antwoord: Men kan daar alleen in de richting van Gronau rijden. De auto is dus weggereden in de richting van Gronau.
5.
Het proces-verbaal van verhoor aangever mr. [slachtoffer] q.q. van 12 februari 2019 (map 1A, pag. 149), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 februari 2019 heeft de heer [naam 1] bij vishandel [winkel] , gelegen aan de [adres 6] , tegenover het personeel, in het bijzonder mej. [naam 12] , geëist dat het privéadres van de curator aan hem kenbaar wordt gemaakt omdat hij met mij nog "een appeltje had te schillen".
Mr. [slachtoffer] q.q. is thans tot curator aangesteld in de faillissementen van [bedrijf 2] BV, [bedrijf 3] BV, [failliete sportschool] Bv, [bedrijf 4] BV en [bedrijf 5] BV.
De heer [naam 1] is middellijk bestuurder van de voornoemde vennootschappen waar mr. [slachtoffer] curator van is. De curator is gedurende de afwikkelingen van de voornoemde faillissementen in discussie getreden met de heer [naam 1] omtrent, onder andere eigendommen aangetroffen op locatie van failliet(en) en diefstal daarvan.
De curator heeft voorafgaand aan deze aangifte, aangifte gedaan tegen de heer [naam 1] van schending van informatieplicht, bedrieglijke bankbreuk en diefstal van zaken toebehorend aan failliet.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 21 mei 2019 (map 1A, pag. 153), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 februari 2019 vertelde mijn dochter [naam 12] , die aan het werk was in mijn winkel [winkel] aan de [adres 6] , dat een haar onbekende man in de winkel was geweest die naar mij had gevraagd. Toen zij hem had gezegd dat ik niet aanwezig was, deelde hij mee dat hij wel naar mijn woning zou gaan. Mijn dochter belde mij dus om aan te kondigen dat de man bij mij langs zou komen. Diezelfde dag tussen 16:00 uur en 17:00 uur kwam een man bij mij aan de woning die ik herkende als de heer [naam 1] . [naam 1] deelde mee dat hij op zoek was naar [slachtoffer] en dat hij zijn privéadres wilde hebben.
[naam 1] vertelde dat hij een akkefietje had met [slachtoffer] en dat hij ontevreden was met de gang van zaken. [slachtoffer] had hem een paar dingen geflikt en daarom wilde hij zijn adres. Ik weet dat [slachtoffer] de curator is in het faillissement van [naam 1] .
7.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 januari 2022 onder meer inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Ik ken medeverdachte [medeverdachte] . Ik ken hem van vroeger. [medeverdachte] doet klussen voor geld.
Ik ga met hem mee.
In april 2020 ben ik met [medeverdachte] naar een adres in Enschede geweest om geld op te halen. [medeverdachte] ging daar bij mensen aan de deur
In de grijze Volkswagen Polo van [medeverdachte] heb ik wel eens gezeten aan de passagierszijde.
Desgevraagd zeg ik u, voorzitter, dat ik met dat ding een vuurwapen bedoel.
Ik maak gebruik van zowel de telefoon die ik van mijn werkgever in gebruik heb gekregen als van de telefoon van mijn partner [naam 7] .
8.
Het proces-verbaal relaas incassowerkzaamheden bij [naam 6] van 16 maart 2021 (map 3, deel 3B klussen/incasso, pag. 3-7) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 18 april 2020 staande gehouden in Hengelo nadat zij kort daarvoor verhaal hadden gehaald bij [naam 6] aan de [adres 2] omdat [naam 6] een openstaande schuld zou hebben.

9.

Het proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2020 (map 1B, pag. 763), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 november 2020 omstreeks 12.30 uur werd door ons verbalisanten een bezoek gebracht aan autohandelaar [autohandelaar] , [adres 7] .
Wij deelden hem mede dat wij hem wensten te horen omtrent de aankoop door hem van een VW Polo, kenteken [kenteken 2] , op 8 januari 2020. De Wit verklaarde kort samengevat dat hij (na zijn vrouw thuis gebeld te hebben) die auto voor 1600,- euro op 8 januari 2020 gekocht had van [medeverdachte] .

10.

Het proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2021 (map 2A, pag. 227-233), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Analyse historische verkeersgegevens
Op 6 november 2019 zag ik, verbalisant, in de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [medeverdachte] , dat hij na 06:33:16 uur, als eerste telefonische registratie, te 10:46:00 uur gedurende 42 sec. uitbelt naar het telefoonnummer [telefoonnummer 7] in gebruik bij [naam 10] . Het telefoonnummer/toestel van [medeverdachte] straalt dan de cell-id Bekenhorst te Borne aan.
Op de volgende data/tijdstippen heeft het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] de volgende geregistreerde telefonische contacten met het telefoonnummer in gebruik bij [naam 10] :
Op 06-11-2019 tussen 18:28:42 uur en 19:25:16 uur straalt het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] de cell-id’s aan, gesitueerd op de locatie van de [adres 4] . Het garagebedrijf van [naam 10] ( [bedrijf 6] , locatie [adres 8] Ov) valt mogelijk onder het bereik/straling van deze T-mobile. cell-id’s, welke zijn gesitueerd op de locatie, [adres 4] .
De cell-id’s van de [adres 4] , betreffen hier tevens ook de “thuismast/cell-id” van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] in gebruik bij [naam 8] (zijnde een broer van [naam 10] ), wonende [adres 9] .
De volgende registraties op 6 november 2019 beschreven vanuit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 7] in gebruik bij [naam 10] met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [medeverdachte] zijn:
Inkomend gesprek wo 06-11-2019 te 19:33:12 uur: duur 13 sec.
Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt uit, het straalt dan zijn T-mobile “thuismast” aan, gesitueerd op de locatie, [adres 10] Ov .
Het telefoonnummer in gebruik bij [naam 10] straalt dan zijn KPN "thuismast” aan, gesitueerd op de locatie [adres 11] .
Inkomend gesprek wo 06-11-2019 te 22:05:27 uur: duur 22 sec.
Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt uit, het straalt dan zijn T-mobile
“thuismast” aan, [adres 10] Ov . Het telefoonnummer in gebruik bij [naam 10] straalt dan zijn KPN “thuismast” aan, [adres 11] .
Inkomend gesprek do 07-11-2019 te 14:01:24 uur: duur 11 sec.
Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt uit, hij straalt dan zijn T-mobile
"thuismast” aan, [adres 10] Ov . Het telefoonnummer in gebruik bij [naam 10] straalt dan zijn KPN “thuismast” aan, [adres 11] .
Inkomend gesprek do 07-11-2019 te 16:05:10 uur: duur 4 sec.
Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt uit, hij straalt dan zijn T-mobile
“thuismast” aan, [adres 10] Ov . Het telefoonnummer in gebruik bij [naam 10] verplaatst zich op dat moment tussen de cell-id’s [adres 12] en [adres 13] .
Bovenstaand belpatroon tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer [telefoonnummer 7] in gebruik bij [naam 10] , heb ik, verbalisant, vergeleken met de historische verkeersgegevens rondom het onderzoek Nicosia.
Op donderdag 3 oktober 2019 vanaf 10:46:07 uur heeft het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in
gebruik bij [medeverdachte] telefonische registraties, waarbij het tussen 10:46:07 uur en 12:02:50 uur de volgende locaties cell-id’s aanstraalde:
- [adres 10] (thuismast [medeverdachte] )
-Drienerwoldeweg Hengelo
-Rijksweg A1 De Lutte
Op 3 oktober 2019 vanaf 12:02:50 uur had het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte] , de volgende geregistreerde telefonische contacten:
12:06:07 uur: Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 8] onv [bedrijf 7] , [adres 14] .
12:07:04 uur: Het telefoonnummer [telefoonnummer 8] onv [bedrijf 7] belt gedurende 142 sec.
terug naar het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] .
12:15:50 uur: Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 9] , in gebruik bij [naam 13] . (broer van [naam 10] en [naam 8] ). Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] wordt doorgeschakeld.
12:16:04 uur: Het telefoonnummer [telefoonnummer 9] , in gebruik bij [naam 13] belt gedurende 97 terug naar het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte]
12:18:11 uur: Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 5] in gebruik bij [naam 8] . [medeverdachte] krijgt de voicemail. Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] straalt zijn T-mobile “thuismast” aan, [adres 10] Ov .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] in gebruik bij [naam 8] straalt dan eveneens de T-mobile “thuismast” van [medeverdachte] aan, [adres 10] Ov .
12:33:56 uur: Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 10] , in gebruik bij [bedrijf 8] BV, [adres 15] .
Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] straalt dan de cell-id aan, Rijksweg A1 De Lutte.
12:38:23 uur: Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt opnieuw gedurende 119 seconden uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 10] in gebruik bij [bedrijf 8] BV, [adres 15] .
12:59:44 uur: Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt gedurende 59 sec. uit naar het telefoonnummer in gebruik bij [naam 10] .
13:01:54 uur: Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt gedurende 36 sec. uit naar het
telefoonnummer [telefoonnummer 11] onv [bedrijf 9] B.V., [adres 16] .
13:30:02 uur: Het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] belt gedurende 118 sec. opnieuw uit naar het telefoonnummer [telefoonnummer 11] onv [bedrijf 9] B.V., [adres 16] .

11.

Het proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2020 (map 1A, pag. 445-457), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte]
Blijkens de ciot gegevens was het telefoonnummer [telefoonnummer 1] niet op naam gesteld. Uit onderzoek binnen het onderzoeksteam kwam vast te staan dat [medeverdachte] de gebruiker was van het telefoonnummer.
Uit de verkregen historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , bleek dat het telefoonnummer vanaf 23-06-2019 tot 04-07-2019 te 16:23:56 uur gekoppeld was aan een telefoontoestel met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] . Het betrof hier een telefoontoestel van het merk Apple, Model iPhone 8 (A1905).
Vanaf 04-07-2019 te 18:04:13 uur tot en met 13-07-2019 te 15:28:31 uur, was het telefoonnummer gekoppeld aan een telefoontoestel met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] . Het betrof hier een telefoontoestel van het merk Apple, Model iPhone 6 (A1586).
Vanaf 13-07-2019 te 16:22:14 uur tot en met 01-11-2019 te 16:22:16 uur was het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wederom gekoppeld aan het eerste telefoontoestel, met IMEI-nummer [IMEI-nummer 4] (iPhone 8).
Op 01-11-2019 te 16:26:06 uur vond met het telefoontoestel met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] (iPhone 8) een telefoonnummerwisseling plaats. Vanaf 16:26:06 uur was het telefoontoestel met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in de gevorderde periode vanaf 23-06-2019 tot en met 01-11-2019 geregistreerde telefonische contacten had. In deze periode had het telefoonnummer het vaakst geregistreerde contacten met de volgende “top 10” telefoonnummers:
[afbeelding]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , staat op naam van: [naam 14] ., [adres 17] . Blijkens informatie uit de politiesystemen is gebleken dat het telefoonnummer in gebruik is bij [naam 8] , geboren [geboortedatum 2] , verblijvende [adres 9] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] staat op naam van [naam 7] , Theresiastraat 44-1, 7555VM Hengelo Ov . [naam 7] betreft de partner van [verdachte] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] staat op naam van: [bedrijf 1] , [adres 19] . Uit onderzoek binnen het onderzoeksteam is gebleken dat de firma [bedrijf 1] de werkgever is van [verdachte] .
Telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [medeverdachte] :
De door de provider aangeleverde historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zijn onderzocht.
Het eerst geregistreerd contact van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] was op 01-11-2019 te 16.26.06 uur.
Het laatst geregistreerd contact van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] was op 09-12-2019 te 22.58.35 uur.
Tussen 01-11-2019 16.26.06 uur t/m 06-11-2019 13.13.20 uur was het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gekoppeld aan een telefoontoestel met het Imei-nummer [IMEI-nummer 2] (Apple iPhone 8 (A1905)).
Op 06-11-2019 tussen 13.13.20 uur en 14.52.58 uur heeft een telefoontoestelwisseling plaatsgevonden, waarbij het telefoonnummer [telefoonnummer 2] overgeplaatst werd in een nieuw telefoontoestel.
Tussen 06-11-2019 14.52.58 uur t/m 09-12-2019 22.58.35 uur was het telefoonnummer gekoppeld aan een nieuw telefoontoestel met het Imei-nummer [IMEI-nummer 6] (Apple iPhone 8plus (A1897)).
Telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik bij [verdachte]
Uit de verkregen historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] bleek dat het telefoonnummer tijdens de gevorderde periode gekoppeld was aan een telefoontoestel met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 5] .
Blijkens de gegevens van het ciot was het telefoonnummer op naam gesteld van: [bedrijf 1] , [adres 19] .
Uit onderzoek binnen het onderzoeksteam is gebleken dat de firma [bedrijf 1] de werkgever is van [verdachte] . Het telefoontoestel betrof een z.g. diensttelefoon in bruikleen gesteld aan [verdachte] .
Ik, verbalisant, zag dat het telefoonnummer in de gevorderde periode vanaf 2 september 2019 tot en met 14 januari 2020 geregistreerde telefonische contacten had. Uit de geregistreerde historische verkeersgegevens blijkt dat [verdachte] zijn diensttoestel zowel privé als zakelijk gebruikte.
In deze periode had het telefoonnummer [telefoonnummer 3] het vaakst geregistreerde contacten met de volgende “top10” telefoonnummers:
[telefoonnummer 4] [naam 7] , Theresiastraat 44 1, 7555Vm Hengelo Ov 3577 x
[telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte] 254 x
Telefoonnummer [telefoonnummer 4] in gebruik bij [verdachte] en [naam 7] :
Uit de verkregen historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , bleek dat het telefoonnummer tijdens de gevorderde periode gekoppeld was aan een telefoontoestel met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 7] . Het betrof hier een telefoontoestel van het merk Apple, model iPhone 5S (A1457). Blijkens de gegevens van het ciot was het telefoonnummer [telefoonnummer 4] op naam gesteld van [naam 7] , partner en huisgenote is van [verdachte] .
Uit de tapgegevens is gebleken dat zowel [verdachte] als [naam 7] de gebruikers waren van dit telefoonnummer. Ik, verbalisant, zag dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] in de gevorderde periode vanaf 13 juli 2019 tot en met 09 januari 2020, geregistreerde telefonische contacten had.
In deze periode had het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , het vaakst geregistreerde contacten met de volgende “top10” telefoonnummers:
[afbeelding]
Registratie cell-id’s op 6 november 2019
Op 06 november 2019 tot en met 07:32:24 uur straalde de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [medeverdachte] , de LIE TMobile cell-id met het nummer [nummer 1] aan, welke is gesitueerd op de locatie [adres 10] . Het betreft hier mogelijk de “thuismast” van [medeverdachte] .
De eerst volgende registratie was te 09.32.11 uur t/m 09.32.24 uur, waarbij de cell-id nummer [nummer 2] , werd aangestraald, gesitueerd op de locatie [adres 20] .
Op 6 november 2019 tussen 13.13.20 uur en 14.52.58 uur had er een telefoontoestelwisseling plaatsgevonden, waarbij het telefoonnummer [telefoonnummer 2] overgeplaatst werd van het oude in een nieuw telefoontoestel.
Route telefoon 6 november 2019 aan de hand van de aangestraalde zendmasten (Globaal) t/m 07.32.24 uur Hengelo. Aannemelijk dat de telefoon “thuis” is.
Geen registratie tussen 07.32.24 uur en 09.32.11 uur.
Mogelijk via de N743 van Hengelo naar Borne.
Laatste registratie Borne om 11.13.20 uur.
Vanaf 13.13.19 uur registraties in Hengelo, zendmast [adres 21] . Om 15.01.53 uur registraties zendmast [adres 22] .
Om 16.04.01 uur registratie zendmast [adres 22]
Registratie cell-id’s op 6 november 2019
Tussen 04-11-2019 te 15:34:34 uur en 06-11-2019 te 09:51:59 uur zag ik, verbalisant, dat er met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] geen registraties plaatsvonden.
De eerste registratie op 06-11-2019 van het telefoontoestel met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] was te 09:51:59 uur.
De laatste registratie vóór 6 november 2019 was op 4 november 2019 te 15:34:34 uur. Tijdens beide registraties werd dezelfde cell-id nr. [nummer 3] aangestraald. De cell-id nr. [nummer 3] is gesitueerd op de locatie [adres 23] . Het betreft hier mogelijk de “thuismast” van [verdachte] .
Op 06-11-2019 na 09:51:59 uur zag ik, verbalisant, in de historische verkeersgegevens dat het diensttelefoontoestel met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 5] , gekoppeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , vanaf 09:51:59 uur vanuit Hengelo, via aangestraalde cell-id’s zich verplaatste naar Zevenbergen.
De laatste registratie op 05-11-2019 van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] was te 21:48:23 uur.
Te 06:33:25 uur, gedurende 19 sec. een inkomend gesprek registratie van het telefoonnummer [telefoonnummer 12] | in gebruik bij [medeverdachte] . Ook tijdens deze registratie werd de UMTS KPN cell-id no. [nummer 3] aangestraald, welke is gesitueerd op de locatie [adres 23] . (De z.g. “thuismast” van [verdachte] en [naam 7] .)
Ik, verbalisant, zag in de historische verkeersgegevens van 1 november 2019 van het telefoonnummer [telefoonnummer 13] in gebruik bij [medeverdachte] , en het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , in gebruik bij [verdachte] , dat te 06.56.31 uur vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gedurende 12 sec. een uitgaand geregistreerd gesprekscontact heeft plaatsgevonden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 4] in gebruik bij [verdachte] en [naam 7] .
Uit deze historische verkeersgegevens bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte] en de telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 3] in gebruik bij [verdachte] vanaf 28 augustus 2019 tot en met 6 november 2019 tussen 06.00 uur en 08.00 uur de volgende geregistreerde telefonische contacten hebben gehad:
28 augustus 2019:
07:16:43 uur gedurende 49 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ) [telefoonnummer 1]
07:23:39 uur gedurende 3 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
07:24:54 uur gedurende 14 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
19 september 2019:
06:31:45 uur: 06:31:51 uur en 06:48:56 uur telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaande SMS registraties naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ).
06:57:19 uur gedurende 2 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
07:13:35 uur telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaande SMS registratie naar
het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ).
11 oktober 2019:
06:48:17 uur gedurende 121 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand
gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] )
21 oktober 2019:
06:49:09 uur gedurende 13 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] )
06:57:29 uur gedurende 78 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] )
07:08:46 uur gedurende 33 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] )
23 oktober 2019:
06:57:53 uur gedurende 4 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand
gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] )
24 oktober 2019:
06:42:33 uur gedurende 14 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand
gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] )
25 oktober 2019:
06:51:55 uur gedurende 3 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
06:52:46 uur gedurende 2 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
06:59:11 uur gedurende 2 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
07:15:13 uur gedurende 28 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] inkomend gesprekscontact van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
07:04:17 uur gedurende 7 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
31 oktober 2019:
06:27:30 uur gedurende 24 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
06:41:33 uur gedurende 12 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
1 november 2019:
06:55:06 uur gedurende 2 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
06:55:55 uur gedurende 1 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
06:56:31 uur gedurende 12 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
6 november 2019:
06:33:25 uur gedurende 19 sec. telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte] ) uitgaand gesprekscontact naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
Historische verkeersgegevens na het gepleegde delict
In de aangeleverde historische verkeersgegevens van de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte] en [verdachte] , zag ik, verbalisant, dat na 6 november 2019 tussen 06.00 uur en 08.00 uur geen geregistreerde telefonische contacten meer zijn geweest tussen de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte] en [verdachte] .
12.
Het proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2020 (map 1A, pag. 437 - 439), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de eerder beschreven personenauto, een grijze VW Polo, heb ik, verbalisant [verbalisant] , een onderzoek ingesteld naar soortgelijke personenauto’s op de ter beschikking gestelde camerabeelden van 1 november 2019.
Op 1 november 2019 is inderdaad een door mij soortgelijke voertuig waargenomen:
[afbeelding]
[afbeelding]
Op 1 november 2019 om 07:43:19/07:43:20 uur (werkelijke tijd) komt een Volkswagen Polo, die voldoet aan de beschrijving van de Volkswagen Polo die betrokken was bij de schietpartij van 6 november 2019, over de Losserstrasse in Gronau gereden. De auto komt uit de richting van Gronau (DLD) en rijdt in de richting van Glane (Nederland).
13.
Het proces-verbaal van bevindingen van 1 december 2020 (map 1B, pag. 630-631), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de opgevraagde gegevens (abonnementsgegevens en bezoeken in de periode van
1 augustus 2019 tot 1 december 2019) blijkt dat [verdachte] een lidmaatschap had vanaf 18-10-2017 tot 24-01-2020.
Er zijn geen geregistreerde bezoeken in de opgevraagde periode van 1 augustus 2019 tot
1 december 2019.
14.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] van 14 december 2020 (map 1B, pag. 885), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
(opmerking griffier: V = vraag, A = antwoord)
V: Uit onderzoek blijkt dat [verdachte] zich bezighoudt met incassowerkzaamheden. Dat betekent dat hij bij mensen langs de deur gaat om geld te halen.
V: Wat weet jij hier van?
A: Ik wist wel dat hij dit wel deed. Hij heeft mij dit wel eens verteld.
15.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 11] van 9 februari 2021 (map 1B, pag. 694-695), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hebben ook een tijd lang het geluid opgenomen in de BMW met kenteken [kenteken 1] , in gebruik bij [medeverdachte] . Op 17 januari 2020 om 13:08:24 uur horen wij in deze auto het volgende gesprek: (UTC 120654)
“ [medeverdachte] : ik doe niks, ik ben wel eens tien keer ergens geweest en dat ik nog niks doe of niet laat doen omdat het risico is. Ik doe alleen maar als het veilig is. Zo veilig als het kan. (…)
[medeverdachte] : Als wij iemand moeten pakken, of er moet iets met iemand gebeuren, dan ben ik soms wel tien keer eerder geweest.”
16.
Een tapgesprek op 7 februari 2020 om 19:46:28 uur tussen [naam 15] ( [telefoonnummer 14] ) en [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte] ) ( [telefoonnummer 2] ) (map 1B, pag. 784) inhoudende:
[naam 15] gaat ze 1 voor 1 bij [medeverdachte] langs sturen en zal gaan zeggen dat hij dat geld wil hebben. Anders gaat hij het uit handen geven.
[medeverdachte] zegt dat hij dan met een verhaal komt dat [naam 15] schuld bij hem heeft en dat er gewoon betaald moet worden.
17.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] van 17 december 2020 (map 1B, pag. 777), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
(Opmerking griffier: V = vraag, A = antwoord)
A: Euh, hij wou wat klusjes voor mij doen, wat geld ophalen enzo en dat heb ik niet gedaan.
V: Wat wilde [medeverdachte] voor jou doen?
A: Ik heb mensen die moeten mij nog geld betalen en daar wilde hij wel voor mij naartoe gaan om op te halen.
18.
Het proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2021 (map 2A, pag. 334 - 340), onder meer inhoudende:
Betrokkene: [naam 3]
In het kader van onderzoek Montenegro werd onder getuige [naam 3] een mobiele telefoon inbeslaggenomen en overgedragen aan het team digitale opsporing. Door het team digitale opsporing werden de datagegevens uit deze telefoon veiliggesteld. Een extractie van de datagegevens werd ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam.
[afbeelding]
19.
Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2021 (map 1B, pag. 548 en 549), te weten een OVC-gesprek op 2 november 2020 om 19:09:00 uur en verwerkt door IJS0011 en nageluisterd en aangepast op SH door TWN02446, inhoudende:
[naam 11] zegt dat [naam 8] (sh TWN02446) binnen kan komen.
[naam 8] vraagt om pen en papier.
[naam 8] zegt: ik schrijf het op en daarna …verbrand daarna, [medeverdachte] , verbranden ….weg. Ja?
[naam 11] heeft iets gepakt maar [naam 8] zegt: doe maar het boekje gewoon, kan ik beter schrijven.
[naam 11] mompelt dat ze daar wat op geschreven heeft maar dat maakt [naam 8] niet uit.
[naam 11] vraagt of [naam 8] wat wil drinken maar [naam 8] wil niet en gaat zo verder.
[naam 8] zegt: (…) ik ken [medeverdachte] heel lang. Ik ken heel lang. Maar ‘hij’ altijd: blablablabla.
20.
Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2021 (map 1B, pag. 551), te weten een OVC-gesprek, op 2 november 2020 om 19:25:00 uur (Device Aan-EFD43D.
[naam 11] zegt (…) hij heeft hier gezegd dat je teveel praat.
21.
Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2021 (map 1B, pag. 552), te weten een OVC-gesprek op 4 november 2020 om 11:51:00 uur DEVICE A_EFD42F
Gesprek tussen [verdachte] en [naam 7]
: Hier, mond dicht...niet gaan praten ja? (hoort geknisper)
[naam 7] : Onder de ruitenwisser vanmorgen, 17.000 euro
[verdachte] zucht hard
[verdachte] zegt stil, stil. Ze weten wat ik gedaan heb...stilte...ik denk dat ze me nu kunnen pakken.
22.
Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2021 (map 1B, pag. 564), te weten een OVC-gesprek op 4 november 2020 om 13:21:00 uur OVC10 DEVICE A-EFD43D
Gesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte]
: opsporing verzocht gekeken? Goeie beloning!
[medeverdachte] : heb je niet gekeken?
[verdachte] : maar er is niks aan de hand, ze weten niks!!!!
[verdachte] : in Nijverdal?
[medeverdachte] : nee in Losser, heb je dat gezien?
23.
Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2021 (map 1B, pag. 572), te weten een OVC-gesprek op 10 november 2020 om 12:27:00 uur DEVICE A_EFD42F
Gesprek tussen [verdachte] en [naam 7]
[verdachte] zegt dat ik aan het werk ben geweest, ja?
[naam 7] zegt ja
[verdachte] zegt ik was gewoon thuis, klaar ...ja?
[verdachte] zegt en dan moet jij zeggen hij was thuis, klaar!
[verdachte] zegt wat wil je dat ik vast zit dan? nee toch?
24.
Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2021 (map 1B, pag. 582 en 583), te weten een OVC-gesprek op 11 november 2020, DEVICE A_EFD42F
Gesprek tussen [verdachte] en [naam 7] om 19:20 uur
[verdachte] zegt omdat mijn DNA in zijn auto zit
[verdachte] zegt ze kunnen me wel vast zitten maar ze kunnen het niet bewijzen.
[verdachte] zegt ze komen niet… (ntv), weetje waarom niet? Als ze dat ding niet vinden, dan hebben ze niks
25.
Een tapgesprek op 13 februari 2020 tussen [verdachte] en [naam 7] om 20:46:06 uur (map 2A, pag. 538) inhoudende:
Beller [telefoonnummer 3] Gebelde [telefoonnummer 4]
[verdachte] , sh [naam 7] , sh
Duur: 00:01:51
Taplijn: TA025
[verdachte] : Ik doe niks meer onder de duizend euro.
[naam 7] : Je doet sowieso niks.
[verdachte] : Nee maar ik doe niks onder de duizend euro, ik ga nergens met hem naartoe rijden, snap je, onder de duizend euro.
[naam 7] : Nee gelijk afbetalen, eerst handje contantje voordat je wat doet.
[verdachte] : Maar wat we laatst hebben gedaan, dat gaan we niet meer weer doen.
[naam 7] : stil stil stil...
26.
Een OVC-gesprek op 12 februari 2020 (map 1A, pag. 516) inhoudende:
Herkomst tap: [kenteken 1] , BMW, 118D, om 19:21 uur.
[medeverdachte] : Weetje wat het is?...Als iemand goed is, ben ik de beste (…) ook al bel je 's nachts, als het nodig is dan ben ik er (…)
Forensisch onderzoek
27.
De kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt door [verbalisant] (map 1C, pag. 147) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats Losserstrasse, Gronau
Datum en tijd 7 november 2019 te 14:55 uur
Omstandigheden: door FO Duitsland (KTU) in beslag genomen gedurende het PD-onderzoek en aan ons verbalisanten van [verbalisant] overgedragen.
Volgnummer 1
Object munitie (Mund huls)
Spoor identificatienr. AANB1733NL
Volgnummer 2
Object munitie
Spoor identificatienr. AANB1732NL
Volgnummer 3
Object munitie (Mund huls)
Spoor identificatienr. AANB1731NL
Volgnummer 4
Object munitie
Spoor identificatienr. AANB1730NL
Volgnummer 5
Object munitie (Mund huls)
Spoor identificatienr. AAGV7444NL
28.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door
[deskundige] , van 5 december 2019, zaaknummer 2019.11.08.095 (aanvraag 002)(map 1C, pag. 200-210) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN
AAGV7444NL munitie huls
AANB1730NL munitie huls
AANB1731NL munitie huls
AANB1732NL munitie huls
AANB1733NL munitie huls
Vraagstelling
1. Zijn de verschoten munitiedelen afkomstig uit één of meerdere vuurwapen(s)?
2 Wat is het soort en merk van het (de) gebruikte vuurwapen(s)?
3 Kan een relatie met een ander (benoemd) schietincident worden aangetoond?
Met betrekking tot vraag 3 wordt in deze zaak specifiek gevraagd of een relatie aangetoond kan worden met het schietincident met BVH nummer PL0600-2019440034. Deze zaak heeft het NFI-zaaknummer 2019.11.07.078.
Vooronderzoek:
Hulzen [AAGV7444NL en AANB1730NL t/m -33NL]
De drie hulzen [AAGV7444NL, AAIMB1731NL en -32NL] zijn voorzien van het
bodemstempel 'Geco 7.65' en de twee hulzen [AANB1730NL en -33NL] zijn voorzien
van het bodemstempel 'SBP(57,65ö'. Gezien deze bodemstempels en de afmetingen
zijn de hulzen van het kaliber 7,65mm Browning. De letters 'SBP' duiden op het
munitiemerk Sellier & Bellot en de letters 'Geco' duiden op het munitiemerk Geco.
Systeemsporen
In de hulzen bevinden zich sporen die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Zo zijn er sporen te zien van een slagpin, een stootbodem, een patroontrekkerhaak, een kamerrand en de kamer van een loop. De algemene vorm,
plaats en grootte van deze systeemsporen komen overeen in de vijf hulzen
[AAGV7444NL en AANB1730NL t/m -33NL],
Deze sporen komen tevens overeen met de vier hulzen [AANI5740NL t/m -43NL]
welke ingestuurd zijn in de zaak 2019.11.07.078 waar naar verwezen wordt in de
vraagstelling.
5.2
Hypothesestelling hulzen [AAGV7444NL en AANB1730NL t/m -33NL] onderling
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de
verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen de vijf hulzen de volgende
hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en
met dezelfde systeemkenmerken.
Hypothesestelling enerzijds de hulzen [AAGV7444NL en AANB1730NL t/m
-33NL] en anderzijds de huizen [AANI5740NL t/m -43NL] PL0600-2019440034.
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de
verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen enerzijds de vijf hulzen en
anderzijds de vier hulzen de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 4: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en
met dezelfde systeemkenmerken.
5.3
Mogelijk gebruikt vuurwapen
De vorm en de ligging van de systeemsporen in de hulzen vertonen sterke gelijkenis
met die van een semi-automatisch werkend pistool van het merk FN (Fabrique Nationale), model 1910 of 1922 van het kaliber 7,65mm Browning.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de sporen in de vijf hulzen en die in de
munitiedelen in het actieve bestand van de LVKH werden kenmerkende overeenkomsten waargenomen met de huls opgenomen onder nummer 9418.
Hypothesestelling enerzijds de hulzen [AAGV7444NL en AANB1730NL t/m -33NL] en anderzijds de huls [AANB7223NL] met LVKH nummer 9418
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de
verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen enerzijds de vijf hulzen en
anderzijds de huls de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 5: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 6: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en
met dezelfde systeemkenmerken.
Conclusie
Vraag 1
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de hulzen zijn verschoten met één vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Vraag 2
De hulzen [AAGV7444NL en AANB1730NL t/m -33NL] zijn vermoedelijk verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk FN, model 1910 of 1922.
Vraag 3
Incident 1
Er zijn aanwijzingen gevonden dat het betreffende vuurwapen in Nederland is gebruikt bij minimaal twee andere schietincidenten.
De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 (de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen) waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Incident 2
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 5 (de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen) waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
Aanvullende informatie
De vier hulzen [AANI5140NL t/m 43NL], waar in de vraagstelling naar verwezen wordt, zijn aangeboden onder registratienummer PL0600-2019440034 na een schietincident op 2 oktober 2019 in Losser.
De huls [AANB7223NL] opgenomen in de LVKH onder nummer 9418 is aangeboden onder registratienummer PL0600-2019357371-8 na te zijn aangetroffen op 11 augustus 2019 in Nijverdal.
Het kogelmanteldeel [AANB1086NL] opgenomen in de LVKH onder nummer 9426 is aangeboden onder registratienummer PL0600-2019349278-2 na een schietincident op 3
augustus 2019 in Nijverdal.
29.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek personenauto ( [adres 24] ) van 28 januari 2020 (map 1C, pag. 261- 264) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 december 2019 kwamen wij, verbalisanten, naar aanleiding van een schietincident, voor een forensisch onderzoek aan op [adres 24] .
Op deze locatie zou een auto worden gebracht waarvan werd vermoed dat deze mogelijk betrokken was geweest bij het schietincident. De betreffende auto zou na het incident mogelijk zijn aangepast op enkele punten, te weten:
- de velgen zouden mogelijk zijn verwisseld;
- de achterlichten zouden mogelijk zijn verwisseld;
- de merkemblemen aan de voor- en achterzijde zouden mogelijk zijn verwisseld.
Wij zagen dat de bovenstaand beschreven auto een zilvergrijs gekleurde Volkswagen Polo betrof met kenteken [kenteken 2] .
Wij zagen dat het Volkswagen embleem aan de voorzijde van de auto in zijn geheel zwart gekleurd was. Wij zagen dat het embleem op een eveneens zwart gekleurde grille gepositioneerd zat. Aan de rechter bovenzijde van het embleem zagen wij dat de laklaag van het embleem onregelmatigheden vertoonde. Het leek alsof de lak ter hoogte van deze plek tekenen van afbladdering vertoonde
Bij nader onderzoek zagen wij dat op de grille, zowel links als rechts van het embleem, restanten van spuitnevel te onderscheiden waren. Waarschijnlijk was dit ontstaan ten gevolge van het overspuiten/coaten van het embleem, terwijl dit op de grille gemonteerd zat.
Wij zagen dat het Volkswagenembleem aan de achterzijde van de auto tevens geheel zwart gekleurd was. Op de achterklep rondom het embleem zagen wij een verstoring in de vuilaanslag, bestaande uit een rechtlijnig gebied waarbinnen deze vuilaanslag in mindere mate op de achterklep aanwezig was. Wij zagen rondom het merkembleem op de achterklep sporen van zwarte verf en/of coating.
Aan de linkerzijde van het embleem zagen wij dat onder de zwarte verf en/of coating op het embleem een andere kleur en/of materiaal zichtbaar was. Waarschijnlijk is het embleem aan de achterzijde van de auto eveneens overgespoten en/of voorzien van coating.
Wij zagen dat de bumper van de auto rechts voor enkele beschadigingen vertoonde, waaronder krassen in de lak en vervormde en/of los zittende paneeldelen.
Achter de rechter voorstoel van de auto zagen wij op de vloer een spuitbus liggen. Wij zagen dat dit een bus Motip Removable Coating betrof, kleur: Zwart Hoogglans. Wij zagen op de spuitmond van de bus restanten van zwartgekleurde coating zitten.
Onder de rechter voorstoel van de auto zagen wij op de vloer een fles Jumbo allesreiniger liggen.
Door mij, verbalisant van [verbalisant] , werden de volgende locaties ten behoeve van een DNA-vervolgonderzoek bemonsterd op de aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal:
- middengedeelte stuur (AALO4464NL);
- linkerzijde stuur (AALO4465NL);
- rechterzijde stuur (AALO4466NL);
- versnellingspook (AALO4467NL);
- dashboard ter hoogte van passagierszijde (AALO4468NL) ;
- gesp gordel passagierszijde (AALO4469NL);
- gordelband passagierszijde (AALO4470NL).
Na het openen van de achterklep zagen wij op de rechter achterlichtunit afwijkende vegen van vloeistofrestanten, vermoedelijk schoonmaakmiddel, passend bij een horizontale in plaats van verticale positie. De positie van de lichtunit op het moment dat deze vloeistof hierop terecht was gekomen was niet verticaal, zoals deze in de auto gemonteerd zat, maar horizontaal.
Wij zagen een verstoring in de vuilaanslag op de carrosserie, ter hoogte van de plek waar de rechter achterlichtunit tegen de carrosserie bevestigd zat. Nadat de achterlichtunit door ons was losgehaald, zagen wij dat deze verstoring doorliep tot onder de lijn waar de achterlichtunit tegen de carrosserie bevestigd had gezeten. De lichtunit zat niet op zijn gebruikelijke plek gemonteerd gedurende het ontstaan van deze verstoring.
Schotresten:
Door ons verbalisanten werden aan de rechter buitenzijde van de auto, alsmede aan de rechter binnenzijde van de auto enkele bemonsteringen op de eventuele aanwezigheid van schotresten uitgevoerd, te weten:
- rechter buitenzijde auto ter hoogte van voordeur (AALO4472NL - Nr. 24079:
4 bemonsteringen);
- rechter buitenzijde auto ter hoogte van achterdeur (AALO4473NL - Nr. 24159:
4 bemonsteringen);
- rechter voordeur ter hoogte van binnenzijde raamopening (AALO4474NL - Nr. 24202:
3 bemonsteringen);
- binnenzijde auto rechts voor (AALO4475NL - Nr. 24075: 3 bemonsteringen);
- rechter achterdeur ter hoogte tussen raam rubber en ruit (AALO4476NL - Nr. 21110)
30.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door
[deskundige] , BASc, van 23 juni 2020, zaaknummer 2019.11.08.095 (aanvraag 012)(map 1C, pag. 351-354), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan DNA-onderzoek:
AALO4464NL#01 een bemonstering (stuur voertuig)
AALO4465NL#01 een bemonstering (stuurwiel links)
AALO4466N L#01 een bemonstering (stuur rechts)
AALO4467NL#01 een bemonstering (versnellingspook)
Het DNA-profiel dat is gekoppeld aan onbekende man Aan is ook vergeleken met de
DNA-mengprofielen (met onbekende personen) van bemonsteringen:
AALO4468NL#01 (dashboard passagierskant Polo; zie aanvraag 004);
AAL04470NL#01 (band gordel passagierskant; zie aanvraag 004);
AANB0145NL#01 en AANB0146NL#01 (2x projectiel; zie het rapport van TMFI;
aanvraag 008).
[afbeelding]
[afbeelding]
31.
Het herzienrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door
[deskundige] , BASc, van 28 augustus 2020, zaaknummer 2019.11.08.095 (aanvraag 013)(map 1C, pag. 355-358), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek.
Hierbij is het DNA-onderzoek aan de bemonsteringen herhaald om informatievere
DNA-mengprofielen te verkrijgen.
AAL04465NL#01 bemonstering (stuurwiel links)
AAL04466NL#01 bemonstering (stuur rechts)
AALO4467NL#01 bemonstering (versnellingspook)
AALO4466NL#01 DNA-profiel onbekende man A (zie Tabel 2) (DNA in de bemonstering van "stuur rechts")
[afbeelding]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van
[verdachte] en DNA-mengprofielen AAL04465NL#01 (stuurwiel links) en
AALO4466NL#01 (stuurrechts) zijn de volgende aannames gedaan:
- beide bemonsteringen bevatten DNA van drie personen;
- de personen die DNA hebben bijgedragen aan desbetreffende bemonstering zijn niet
onderling verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het
volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee
willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
De verkregen DNA-mengproflelen AALO4465NL#01 en AALO4466NL#01 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
32.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door [deskundige] , BASc, van 28 december 2020, zaaknummer 2019.11.08.095 (aanvraag 015)(map 1C, pag. 382-385), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[afbeelding]
Tekst

Voetnoten

1.De in het vonnis genoemde tijd is de werkelijke tijd. Uit het proces-verbaal van bevindingen (map 3, pag. 18) blijkt dat de cameratijd een uur vroeger is dan de werkelijke tijd.
2.het bewezen verklaarde feit 2 primair bij [medeverdachte]
3.vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905
4.vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474