ECLI:NL:RBOVE:2022:504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
ak_20_2553
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor de Ronde van Overijssel; strijd met zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Wielerronde Overijssel en de Gedeputeerde Staten van Overijssel. De Stichting had een subsidieaanvraag ingediend voor de voorbereiding en uitvoering van de Ronde van Overijssel, welke aanvraag op 6 februari 2020 door de Gedeputeerde Staten was afgewezen. In het daaropvolgende bestreden besluit van 2 november 2020 werd het bezwaar van de Stichting deels gegrond en deels ongegrond verklaard, maar het primaire besluit werd gehandhaafd met een verbeterde motivering. De Stichting heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 20 januari 2022 de zaak behandeld. De Stichting voerde aan dat de Gedeputeerde Staten bij de heroverweging in bezwaar niet alle relevante informatie hadden meegewogen en dat de aanvraagcriteria niet helder waren. De rechtbank oordeelde dat de Gedeputeerde Staten onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag niet voldeed aan de criteria voor uitstraling en bereik. De rechtbank stelde vast dat de Gedeputeerde Staten de afwijzing had gebaseerd op een onjuiste maatstaf en dat de motivering van het besluit niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en inzichtelijkheid.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Gedeputeerde Staten op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werden de proceskosten van de Stichting vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde besluitvorming bij subsidieaanvragen, vooral in het kader van een tendersysteem.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/2553

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Stichting Wielerronde Overijssel, te Markelo, eiseres

(gemachtigde: mr. A. Hurenkamp),
en

Gedeputeerde Staten van Overijssel, verweerder

(gemachtigde: M.E. Barink).

Procesverloop

In het besluit van 6 februari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de ten behoeve van de voorbereiding en uitvoering van de Ronde van Overijssel door eiseres ingediende subsidieaanvraag afgewezen.
In het besluit van 2 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit deels gegrond en deels ongegrond verklaard en dat besluit met verbetering van de motivering, gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde en de heren [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. D. Meloni.

Overwegingen

1.1
De Stichting heeft volgens haar statuten tot doel het organiseren van wielerwedstrijden en andere evenementen, in de ruimste zin van het woord.
1.2
Op 14 november 2019 heeft de Stichting een aanvraag ingediend voor de regeling Beeldbepalende evenementen 2020 t/m 2023, zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017, paragraaf 6.17 (hierna: het Uitvoeringsbesluit). In paragraaf 6.17 van dat besluit is vastgelegd dat bij de aanvraag gebruik moet worden gemaakt van het aanvraagformulier Beeldbepalende Evenementen 2020 t/m 2023 en dat Gedeputeerde Staten op basis van de ingediende volledige aanvragen eerst een inhoudelijke toets uitvoeren en de aanvragen ter beoordeling voor leggen aan de Adviescommissie Evenementen Overijssel. Deze commissie geeft onder meer advies of voldaan wordt aan de in artikel 6.17.3 sub c tot en met f opgenomen criteria. Vervolgens wordt het beschikbare budget (totaal € 3.400.000,- voor de beeldbepalende evenementen) verdeeld op basis van het aantal aanvragen die binnen de periode als bedoeld in artikel 6.17.5 zijn ingediend en voor subsidie in aanmerking komen. Verweerder stelt dat sprake is van een tendersysteem waarbij het van belang is dat er van tevoren duidelijk is aan welke criteria wordt getoetst. Om die reden stelt verweerder dat het tevens van belang is dat de ingediende aanvraag op het moment dat alle aanvragen worden beoordeeld compleet is om zo een gelijk speelveld voor alle aanvragers te hebben.
1.3
Op grond van artikel 6.17.3 van het Uitvoeringsbesluit, moet een aanvraag voldoen aan de volgende criteria:
a. de aanvrager is een rechtspersoon en de organisator van het evenement;
b. het evenement vindt plaats in Overijssel;
c. het evenement draagt bij aan de ambities zoals genoemd op pagina 2 van het
Investeringsvoorstel Evenementenbeleid 2020-2023;
d. het evenement heeft een (inter)nationale dan wel provinciale uitstraling, af te leiden uit:
i. de herkomst van bezoekers/deelnemers van/aan het evenement;
ii. de betekenis van het evenement voor de tak van sport of voor de cultuuruiting;
iii. de wijze waarop het evenement Overijssel op de kaart zet;
e. het evenement heeft een groot bereik, af te leiden uit:
i. een groot mediabereik;
ii. de laagdrempelige toegankelijkheid voor een breed publiek en de koppeling met
het DNA van Overijssel/regionale identiteit, als sprake is van een
cultuurevenement;
iii. het stimuleren van sporten en bewegen, gericht op groei van de breedtesport
binnen de tak van sport als sprake is van een sportevenement;
iv. het aantal bezoekers en deelnemers van/aan het evenement;
v. het aantal vrijwilligers en de verbondenheid met verenigingen,
maatschappelijke organisaties en, het lokale/regionale bedrijfsleven;
vi. de toegankelijkheid van het evenement voor een inclusieve samenleving;
(blijkens de toelichting gaat het hier om de toegankelijkheid van evenementen
voor mensen met een (sociale) beperking, mensen met een lage economische
status en mensen met een niet westerse achtergrond)
f. het evenement is van kwalitatief hoog niveau, af te leiden uit:
i. het concept en de programmering van het evenement;
ii. de kansen voor professionele groei van talent cultureel c.q. sportief;
iii. de professionele en stabiele organisatie van het evenement;
iv. de eventuele vernieuwing van het evenement of onderdelen ervan;
g. indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid
van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 53 van de AGVV of de
Algemene deminimisverordening.
2. Eiseres voert aan:
- dat bij de volledige heroverweging in bezwaar ook de aanvullingen en toelichtingen die in de bezwaarfase naar voren zijn gebracht mee hadden moeten worden genomen en de commissie daar nu ten onrechte geen kennis van mocht nemen;
- de vraagstelling in het aanvraagformulier niet op alle aspecten helder was en niet in alle gevallen aansluit bij de in de regeling opgenomen criteria;
- onduidelijk is waar in de vraagstelling en de regeling is benoemd dat (en hoe) het ontwikkeltraject sinds 2016 ook een rol speelt bij de beoordeling van de aanvraag;
- onvoldoende is onderbouwd dat slechts 16% van het publiek van buiten Overijssel komt;
- Gedeputeerde Staten het door de politie geschatte aantal bezoekers van 60.000 niet bij haar oordeel lijkt te betrekken en in redelijkheid niet het advies van de commissie had kunnen volgen waar gesteld werd dat het evenement onvoldoende ‘groot bereik’ heeft en onvoldoende ‘(inter)nationale dan wel provinciale uitstraling’ zou hebben om als beeldbepalend te worden aangemerkt.
3.1
Toetsingskader
Volgens vaste jurisprudentie heeft een bestuursorgaan bij het verlenen of weigeren van subsidie een grote mate van beleidsvrijheid. Dit betekent dat de rechter zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moet opstellen. De rechtbank beoordeelt of een weigering van subsidie in strijd is met een of meer door betrokkene ingeroepen algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Zo zal een dergelijk besluit zorgvuldig moeten zijn voorbereid en van een inzichtelijke motivering moeten worden voorzien, waarbij de relevante beoordelingscriteria zijn betrokken. Beoordeeld moet worden of het bestuursorgaan, met inachtneming van de hierboven genoemde beginselen, in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen tot dat besluit heeft kunnen komen.
3.2.
In beroep is allereerst aangevoerd dat verweerder ten onrechte in bezwaar niet tot een volledige heroverweging van het besluit van 6 februari 2020 is gekomen en met name niet alle in bezwaar aangeleverde aanvullende informatie heeft meegewogen in de beslissing op het bezwaar.
Verweerder heeft dit blijkens het bestreden besluit niet gedaan omdat er in het onderhavige geval bij de subsidieverstrekking sprake is van een zogenaamd tendersysteem en informatie van na de sluitingsdatum van de aanvraag niet kan worden meegenomen in de beoordeling. Alleen dan is sprake van een gelijk speelveld voor de aanvragers. In het verweerschrift heeft verweerder nader aangegeven dat deze “spelregel” ervoor zorgt dat geen van de aanvragers wordt bevoordeeld ten opzichte van andere aanvragers, doordat de rangschikking na sluitingsdatum niet meer kan worden beïnvloed.
De rechtbank overweegt dat het meenemen van informatie van na de sluiting van de aanvraagtermijn zich volgens vaste rechtspraak inderdaad niet verdraagt met een tendersysteem. Anders dan bij de subsidiëring van kleine evenementen kent het Uitvoeringsbesluit bij de subsidiëring van beeldbepalende evenementen echter geen rangschikking van de aanvragen maar wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van het aantal binnen de aanvraagperiode ingediende aanvragen dat aan de criteria voldoet. Ter zitting is namens verweerder bevestigd dat ook geen rangordening van de beeldbepalende evenementen plaats heeft gevonden.
Dat neemt niet weg dat ook in gehanteerde systematiek voor beeldbepalende evenementen een onvolledige aanvraag in bezwaar niet onbeperkt of zonder goede grond kan worden gewijzigd of aangevuld maar daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval geen sprake. De rechtbank overweegt allereerst dat -zoals ook in het bestreden besluit wordt onderkend- de vraagstelling in het aanvraagformulier niet op alle aspecten helder was, gelet op de in het Uitvoeringssbesluit opgenomen criteria. Verder is onweersproken gebleven dat eiseres bij het invullen en aanleveren van het aanvraagformulier contact met de provincie heeft gehad omtrent de vraag hoe uitgebreid het formulier moest worden ingevuld en of de aanvraag met stukken (bijvoorbeeld het bidbook van het evenement) moest worden onderbouwd. Daarbij is van de zijde van verweerder gezegd dat invullen van het vragenformulier voldoende was en dat zo nodig om een aanvulling of verduidelijking zou worden gevraagd. Nu eiseres in bezwaar slechts de in het vragenformulier vermelde informatie heeft verduidelijkt is de rechtbank van oordeel dat verweerder, mede aan de hand van die verduidelijking bij de heroverweging in bezwaar had moeten bezien of de aanvraag van eiseres aan de gestelde criteria voldeed.
Nu verweerder gelet op het voorgaande bij de beoordeling van het bezwaar een onjuiste maatstaf aan heeft gelegd, kan het besluit reeds om die reden niet in stand blijven.
3.3
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de afwijzing heeft gebaseerd op de in het Uitvoeringsbesluit genoemde criteria ‘uitstraling’ en ‘bereik’.
3.3.1
Ten aanzien van de (inter)nationale dan wel provinciale uitstraling (artikel 6.17.3 aanhef en onder d van het Uitvoeringsbesluit) gelden drie aspecten, te weten:
- herkomst van bezoekers en deelnemers;
- de betekenis van het evenement voor de sport;
- de wijze waarop het evenement Overijssel op de kaart zet.
De rechtbank is van oordeel dat in het in het bestreden besluit integraal overgenomen advies van de evenementencommissie bij de herkomst van bezoekers en deelnemers onvoldoende wordt gemotiveerd waarom eiseres, naast de verstrekte informatie dat van de deelnemers 42% uit Nederland komt, 39% uit Europa en 12% van buiten Europa, ook nog het aantal deelnemende
teamsen de herkomst daarvan had moeten vermelden.
Verder is verweerder in navolging van de evenementencommissie slechts ingegaan op de door eiseres in het aanvraagformulier genoemde (inter)nationale uitstraling en niet ingegaan op de mogelijke provinciale uitstraling. Voor zover, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, enkel wordt ingegaan op hetgeen van de zijde van de aanvrager is gesteld, had het naar het oordeel van de rechtbank vooraf voor de aanvrager duidelijk moeten zijn dat niet op de provinciale uitstraling zou worden ingegaan indien die niet expliciet benoemd zou worden in het aanvraagformulier. De rechtbank is van oordeel dat het besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
Met betrekking tot de betekenis van het evenement voor de sport is in het verweerschrift aangegeven, en ter zitting namens verweerder bevestigd, dat dit aspect voldoende scoort. De rechtbank stelt vast dat verweerder daarmee kennelijk niet langer vast houdt aan de overweging in het bestreden besluit dat de status van het evenement in de wielersport niet is benoemd in de aanvraag. In die aanvraag staat ook met zoveel woorden dat het gaat om de één na oudste wielerklassieker van Nederland die meetelt in de World Ranking van de UCI (Union Cycliste Internationale) als een categorie 1.2 wielerwedstrijd.
Als het gaat om de wijze waarop het evenement de provincie op de kaart zet, stelt de rechtbank vast dat noch in het primaire besluit, noch in de beslissing op bezwaar is aangegeven dat eiseres de in de aanvraag genoemde media aandacht en dan in het bijzonder de live uitzending op diverse vermelde TV-kanalen, onvoldoende gespecificeerd heeft. In het verweerschrift voert verweerder wel aan dat deze informatie te summier zou zijn en de context ontbreekt. Zoals: hoe lang is de uitzending, op welke zender, lokaal, regionaal of landelijk, is er commentaar bij en zo ja, van welke aard etc. Voor zover verweerder met dit standpunt in het verweerschrift het bestreden besluit nader heeft willen motiveren, acht de rechtbank een dergelijke ver gaande eis tot specificeren niet redelijk. Zoals eiseres ter zitting heeft aangegeven zal een organisator in de regel dergelijke informatie niet kunnen geven, zeker niet voor een periode van vier jaar vooruit.
3.3.2
Ten aanzien van het criterium bereik (artikel 6.17.3 aanhef en onder e van het Uitvoeringsbesluit) stelt de rechtbank vast dat de evenementencommissie in het door verweerder in het bestreden besluit overgenomen advies de aspecten mediabereik en de bijdrage van de vrijwilligers aanwezig acht. De rechtbank kan verweerder dan ook niet volgen in het in verweerschrift ingenomen standpunt dat eiseres het mediabereik onvoldoende heeft onderbouwd en (ook) dit aspect onvoldoende scoort.
Als het gaat om het aantal bezoekers en deelnemers van/aan het evenement wordt niet gemotiveerd waarom het in de aanvraag genoemde aantal bezoekers van 60.000 onvoldoende zou zijn. In het verweerschrift wordt hierover opgemerkt dat de adviescommissie, bestaande uit deskundigen op het gebied van evenementen, het aantal bezoekers als matig heeft beoordeeld, maar dat acht de rechtbank geen toereikende motivering.
4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond moet worden verklaard. De rechtbank zal de beslissing op het bezwaar wegens strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel vernietigen en verweerder opdragen om een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Voor zover dit nieuwe besluit er toe leidt dat alsnog subsidie toe wordt gekend, zal verweerder daarbij in aanmerking kunnen nemen dat voor de eerste twee jaren van het subsidietijdvak als gevolg van de Covid-19 situatie de voorgenomen activiteiten van eiseres, waaronder de Ronde van Overijssel zelf, niet of grotendeels niet hebben plaatsgevonden.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt
€ 759,-; wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een
nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen met inachtneming van deze
uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 354,- aan haar
vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman als griffier op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.