4.3.1Onderzoek Nicosia – de beschieting van de sportschool in Losser
Op 2 oktober 2019 om 22.36 uur is geschoten op [sportschool 1] in Losser. De beschieting van de sportschool vond plaats exact een jaar nadat het faillissement van [sportschool 2] was uitgesproken. Kort voor de beschieting had één klant de sportschool net verlaten; één andere klant was tijdens de beschieting nog in de sportschool aanwezig. In drie ruiten van de kantine van de sportschool zijn op een hoogte van 1.84 meter tot 2.00 meter vier schotbeschadigingen aangetroffen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de schutter is geweest.
De hulzen
Tijdens het forensisch onderzoek bij [sportschool 1] in Losser zijn vier hulzen aangetroffen: twee hulzen van het merk Geco en twee hulzen van het merk SBP. De hulzen lagen bijna in één lijn richting de ramenpartij en werden aangetroffen op respectievelijk tien, zes, drie tot drieënhalve meter afstand van de sportschool.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek gedaan naar de hulzen. Onderzoek heeft opgeleverd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen en dat de hulzen vermoedelijk zijn verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk FN, model 1910 of 1922.
Verder heeft het NFI aanwijzingen gevonden dat het betreffende vuurwapen in Nederland is gebruikt bij minimaal twee andere schietincidenten.
Het NFI heeft desgevraagd geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de hulzen die zijn aangetroffen op de plaats delict in Gronau (feit 1) zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen. Het NFI heeft verder geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat een huls aangetroffen na een schietincident in de periode van 3 tot en met 7 augustus 2019 in Nijverdal is verschoten met hetzelfde vuurwapen.
De BMW type 118D
Op camerabeelden van de sportschool in Losser is te zien dat kort voor de beschieting een BMW komt aanrijden. De BMW rijdt eerst meerdere keren door de straat en parkeert vervolgens in de buurt. Een man stapt uit, loopt in de richting van [sportschool 1] en schiet vier keer in de richting van [sportschool 1] . Daarna keert de man zich om, stapt in de BMW en rijdt weg. Van de BMW is het kenteken deels leesbaar: [kenteken 1] .
De BMW die is gebruikt bij de beschieting op de sportschool in Losser komt qua type en uiterlijk overeen met de zwarte BMW in gebruik bij [verdachte] , met name de zonwerende strip aan de bovenkant van de voorruit is een in het oog springend detail. Ook passen de op de camera zichtbare cijfers en letters bij het kenteken [kenteken 1] .
Na de beschieting zijn veranderingen aangebracht aan de BMW. De nieren van de BMW waren volgens de camerabeelden op 2 oktober 2019 chroomkleurig. Na het gepleegde delict waren ze zwart van kleur.
Op 13 februari 2020 is de BMW verkocht.
De rechtbank concludeert dat de BMW met kenteken [kenteken 1] in gebruik bij [verdachte] te zien is op de camerabeelden van de sportschool. Overigens is door [verdachte] ook niet ontkend dat deze BMW door de schutter is gebruikt.
Verklaringen van getuigen over de herkenning van de schutter
Op 3 november 2020 zijn in Opsporing Verzocht beelden getoond van de schutter. Naar aanleiding van die beelden zijn getuigen bevraagd. Op de camerabeelden is te zien dat de schutter vlak voor de beschieting een masker opzet.
[getuige 1] heeft de beelden gezien en zegt dat hij de schutter voor 100% herkent. Hij herkende de schutter aan zijn manier van bewegen en type houding. [getuige 1] wilde daarbij geen naam noemen, maar zei daarbij dat ze toch allemaal achter de deur zitten. [verdachte] en [medeverdachte] zaten op het moment dat [getuige 1] werd gehoord in voorlopige hechtenis.
[getuige 2] heeft [verdachte] vier of vijf keer gezien in de zaak van haar toenmalige partner [naam 2] . Zij herkende [verdachte] op de beelden aan zijn bewegingen en zij beschrijft dat heel specifiek:
zijn postuur, zijn loopje. Hij is niet echt heel klein. Zijn manier van aan komen lopen. Met zijn hand zo op die manier, die hangt zo. Zijn manier van lopen, klein draaitje wat die maakt. Zo komt hij altijd aanlopen. Heel druk.Ook in het telefoongesprek dat zij op 10 november 2020 met [naam 2] voert, zegt zij tegen hem dat zij [verdachte] heeft herkend.
[getuige 3] – schoonzus van [verdachte] – heeft op 2 november 2021 de camerabeelden gezien. Bij het zien van de beelden verklaarde zij dat het [verdachte] is en zij wijst daarbij op de houding en het voorkomen. Zij zegt daarbij nadrukkelijk dat zij zijn voet herkent en dat zijn voet hem verraadt.
[getuige 4] – broer van [verdachte] – voert op 4 november 2020 een telefoongesprek met [verdachte] en zegt
“ik heb dat gezien Opsporing Verzocht, ik heb dat net gezien. Ik heb ook gezien wie er heeft geschoten”.
In het gesprek met de politie op 3 november 2021, als hij nogmaals wordt geconfronteerd met de opname van het telefoongesprek, vallen meerdere stiltes. Uiteindelijk zegt [getuige 4] tegen de verbalisanten dat zij toch lang genoeg in het politiewerk aanwezig zijn om bodylanguage te kunnen lezen, en dat dat volgens hem duidelijk maakt hoe zijn gevoelens zijn.
[medeverdachte] heeft verklaard dat de persoon op de beelden op [verdachte] lijkt, omdat die zo met het been zwaait.
De verdediging heeft betoogd dat op basis van de verklaringen van de getuigen niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] de persoon op de beelden is en daarmee de schutter.
De betrouwbaarheid van de getuigen
De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen ten aanzien van de herkenning van de persoon op de beelden betrouwbaar. De genoemde getuigen zijn bekenden van [verdachte] en kennen hem en zijn manier van bewegen en gedragingen. Zij verklaren over specifieke bewegingen die [verdachte] voor hen zo herkenbaar maakt. Dat zij zijn gezicht niet zien, de schutter had immers een masker op, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een looppatroonanalyse van prof. dr. [deskundige 1] en
[deskundige 2] (MSc) van 22 mei 2021. Zij hebben gekeken naar de camerabeelden van de schutter en naar observatiebeelden van [verdachte] . Op specifieke punten hebben de deskundigen geconstateerd dat het looppatroon van de persoon op de beelden overeenkomt met het looppatroon van [verdachte] : een overstrekking van beide knieën op het moment van het plaatsen van de hiel (zogenaamde O-benen), een rompzwaai naar rechts tijdens het lopen en een holle rug. De deskundigen achten het veel waarschijnlijker dat dezelfde persoon op de beelden staat, dan wanneer er twee verschillende personen op de beelden staan.
De verklaringen van de getuigen vinden daarmee steun in de bevindingen van de deskundigen.
Bij de beantwoording van de vraag of [verdachte] de persoon op de beelden is en daarmee de schutter betrekt de rechtbank ook de volgende feiten en omstandigheden.
De beschieting van de sportschool vond plaats om 22:36 uur, om 22:37:57 uur reed de BMW weg van de parkeerplaats. Uit historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) om 22:46 uur aanstraalde op de Hanzepoort in Oldenzaal. Dit is een paal die dekking geeft bij de oprit Aan1 bij Oldenzaal Zuid. Het is ongeveer 10 minuten rijden met de auto vanaf de sportschool tot de oprit A1 bij Oldenzaal Zuid en de logische route van sportschool [sportschool 1] in Losser naar de woning van [verdachte] in Hengelo is via de oprit A1 bij Oldenzaal Zuid.
Uit historische verkeersgegevens blijkt verder dat het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] op 3 en 4 oktober 2019 een aantal keren contact zoekt met garagebedrijven van [naam 7] en met [naam 6] . Na de beschieting zijn wijzigingen aan de auto aangebracht. [verdachte] heeft niet weersproken dat zijn BMW in Losser is geweest en rekenend vanaf het tijdstip van de beschieting is het passend dat [verdachte] vanaf de plaats delict via de oprit A1 terug naar Hengelo is gereden.
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 6 november 2020 is overigens een vergelijkbaar masker, als dat de schutter droeg, aangetroffen en inbeslaggenomen.
De tussenconclusie
De rechtbank is op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien van oordeel dat [verdachte] degene is geweest die op 2 oktober 2019 in Losser met een vuurwapen vier keer heeft geschoten door de ruiten van [sportschool 1] . Hoe dit juridisch gekwalificeerd moet worden, bespreekt de rechtbank onder 4.3.3.
4.3.2Onderzoek Montenegro – de beschieting in Gronau
Op 6 november 2019 komt om circa 08:21 uur bij de Duitse politie een melding binnen van een schietincident aan de Losserstrasse in Gronau. Vanaf de bijrijdersstoel van een rijdende auto is geschoten op [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is als gevolg van de beschieting gewond geraakt en is overgebracht naar het ziekenhuis in Enschede. [slachtoffer 1] heeft een schotwond in zijn linker bovenbeen met een beschadiging van de liesslagader. Om de slagaderlijke bloeding te stoppen is bij hem een dubbele tourniquet om het bovenbeen aangebracht. Direct na aankomst in het ziekenhuis wordt [slachtoffer 1] geopereerd. Door het implanteren van een stent in de slagader van het linker bovenbeen zal [slachtoffer 1] langdurig – mogelijk levenslang – bloedverdunnende medicijnen moeten gebruiken. Hierdoor is het risico op bloedingen en bloeduitstortingen verhoogd bij verwondingen, hetgeen beperkend in het dagelijkse leven is.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] betrokken was bij dit schietincident op [slachtoffer 1] .
De Volkswagen Polo
Op camerabeelden van de woning van [slachtoffer 1] is te zien dat de auto van waaruit is geschoten een zilverkleurige Volkswagen Polo met Nederlands kenteken is.
[verdachte] maakte gebruik van een zilverkleurige Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] .
Op 13 december 2019 is de Volkswagen Polo in gebruik bij [verdachte] door de politie forensisch onderzocht.
Op 15 december 2019 vond een telefoongesprek tussen [verdachte] en zijn broer [getuige 4] plaats waarin [verdachte] zegt dat zijn broer alles mag regelen maar dat hij ( [verdachte] ) de auto’s regelt. Ook zegt [verdachte] dat de auto gewoon weggaat en hij daar nu niet over kan praten. Dat hij anders dood is en dat [getuige 4] dat niet begrijpt.
Op 7 januari 2020 belt [verdachte] met zijn vriend [getuige 1] en zegt hem dat de grijze auto weg moet. Op 8 januari 2020 is de Polo verkocht.
Ter zitting van 25 januari 2022 heeft [verdachte] verklaard dat deze Polo te zien is op de camerabeelden van de beschieting.
De rechtbank concludeert dat vanuit de VW Polo met kenteken [kenteken 2] , in gebruik bij [verdachte] , op 6 november 2019 op [slachtoffer 1] is geschoten. Dezelfde VW Polo met kenteken
[kenteken 2] is op 1 november 2019 om 07.43 uur op de camerabeelden van de woning van [slachtoffer 1] te zien. Op andere dagen in die periode heeft de politie deze VW Polo niet op de camerabeelden van de woning van [slachtoffer 1] waargenomen.
4.3.2.1 Het forensisch onderzoek
De hulzen
Tijdens het forensisch onderzoek op de plaats delict in Gronau zijn in de directe omgeving vijf kogelhulzen aangetroffen. Drie hulzen zijn voorzien van het bodemstempel ‘Geco 7.65’ en twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel 'SBPö7,65ö’. Dit betekent dat de hulzen afkomstig zijn van het merk Geco en van het merk SBP.
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de hulzen. Onderzoek heeft opgeleverd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen en dat de hulzen vermoedelijk zijn verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk FN, model 1910 of 1922.
Zoals hiervoor genoemd heeft het NFI aanwijzingen gevonden dat het betreffende vuurwapen in Nederland is gebruikt bij minimaal twee andere schietincidenten, te weten bij de beschieting van de sportschool in Losser en bij een schietincident in de periode van 3 tot en met 7 augustus 2019 in Nijverdal.
De Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2]
De Volkswagen Polo is ook forensisch onderzocht. Geconstateerd is dat aan de Polo wijzigingen zijn aangebracht: beide merkemblemen van de Polo zijn overgespoten en/of gecoat met zwartgekleurde verf en/of coating, de achterlichtunits zijn recentelijk vervangen, de velgen zijn vervangen en de bumper vertoonde rechts voor enkele beschadigingen. [verdachte] heeft bevestigd dat hij wijzigingen aan de Polo heeft aangebracht.
De Polo is bemonsterd op DNA-sporen.
-Op het dashboard aan de passagierskant is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte] en [verdachte] (bewijskracht van meer dan 1 miljard) en minimaal één onbekende persoon.
-Op de band van de gordel aan de passagierskant is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte] (bewijskracht van meer dan 1 miljard) en minimaal één onbekende persoon.
-Op het stuurwiel links en het stuur rechts is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte] en [verdachte] (bewijskracht van meer dan 1 miljard) en minimaal één onbekende persoon.
-Op de versnellingspook is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [verdachte] (bewijskracht van meer dan 1 miljard) en minimaal één onbekende persoon.
De Polo is ook onderzocht op schotresten. Zowel de buiten- als de binnenzijde van de auto is bemonsterd. Aan de binnenzijde van het rechter voorportier zijn deeltjes van schotresten aangetroffen: zogeheten A-deeltjes. Categorie A-deeltjes zijn deeltjes die op basis van hun elementsamenstelling en morfologie karakteristiek zijn voor schotresten. Van deze deeltjes zijn tot op heden geen andere bronnen van herkomst bekend dan een schietproces.
De aangetroffen A-deeltjes zijn vergeleken met schotrestenbemonsteringen van de op de plaats delict aangetroffen hulzen (AANG7985NL t/m AANG7989NL). Tussen de A-deeltjes die in de Polo zijn aangetroffen en de deeltjes die op de hulzen met bodemstempel Geco 7.65 zijn aangetroffen, zijn – hoewel niet significant – overeenkomsten aangetroffen.
4.3.2.2 De historische verkeersgegevens, het werkrooster van [medeverdachte] en de getuigen ten aanzien van de Volkswagen Polo en inzittenden
Voorbereidingen op de beschieting van [slachtoffer 1]
Uit onderzoek is gebleken dat vanaf eind juni 2019 de gangen van [slachtoffer 1] zijn gevolgd en dat zijn kantoor- en woonomgeving is verkend.
[verdachte] en [medeverdachte] hebben sindsdien al contacten met elkaar.
Op 25 juni 2019 tussen 10:42 uur en 13:53 uur heeft het nummer in gebruik bij [verdachte]
(- [telefoonnummer 1] ) tien keer telefonisch contact met het nummer in gebruik bij [medeverdachte]
(- [telefoonnummer 3] ). Uit de historische gegevens blijkt dat het nummer - [telefoonnummer 1] in gebruik bij [verdachte] zich in de middag begeeft naar de omgeving van de woning van [slachtoffer 1] in Gronau en in Enschede om vervolgens weer naar de woning van [verdachte] in Hengelo te gaan om dan te verplaatsen naar de omgeving van de woning van [naam 6] .
Op 20 juli 2019 om 19:20 uur bevindt de telefoon van [verdachte] zich in Enschede bij de
grens. Het nummer van [slachtoffer 1] is in die periode in de nabijheid van zijn woning in Gronau.
Op 21 juli 2019 neemt het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] telefonisch contact op met het nummer van [medeverdachte] . Het nummer van [verdachte] verplaatst zich naar de woning van [medeverdachte] waarna het nummer zich via de N35 naar Enschede verplaatst en vervolgens naar Overdinkel/Gronau. [slachtoffer 1] bevindt zich op dat moment thuis in Gronau.
Gelet op de aangestraalde zendmasten moeten de telefoons van [verdachte] en [slachtoffer 1] zich op korte afstand van elkaar hebben bevonden. Daarna verplaatst het nummer van [verdachte] zich naar de thuismast van [naam 6] in Hengelo, vervolgens naar de woning van [medeverdachte] en dan naar zijn eigen thuismast.
Op 20 augustus 2019 verblijft [slachtoffer 1] tussen 12:42 uur tot 15:19 uur vermoedelijk op kantoor te Enschede. Daarna verplaatst zijn telefoon naar de thuismast in Gronau. Het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] verplaatst zich, na telefonisch contact te hebben gehad met [medeverdachte] , om 15:28 uur van de woning naar de omgeving van het kantoor van [slachtoffer 1] in Enschede. Het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] is in de periode van 16:04 uur tot 16:12 uur in de nabijheid van het kantoor van [slachtoffer 1] in Enschede. Het nummer heeft daar tevens telefonisch contact met het nummer van [medeverdachte] .
Daarna verplaatst het nummer zich naar de thuismast. Later verplaatst het nummer zich naar de thuismast van [naam 6] .
Op 21 augustus 2019 houdt het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] zich in de middag op in de omgeving van het kantoor van [slachtoffer 1] in Enschede. Het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] belt met [naam 6] waarna het zich verplaatst naar Hengelo. Daar belt het nummer nogmaals met [naam 6] en ook met [medeverdachte] .
Op 25 augustus 2019 is [slachtoffer 1] vermoedelijk de hele dag thuis in Gronau. Het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] verplaatst zich in de middag van zijn woning naar de woning van [naam 6] , terug naar huis en daarna naar Duitsland. Mogelijk heeft het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] zich tussen 19:16 uur en 23:38 uur bevonden op korte afstand van de woning van [slachtoffer 1] . Rond 20:00 uur belt het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] met [medeverdachte] .
Op 28 augustus 2019 tussen 07:16 uur en 07:24 uur belt het telefoonnummer (- [telefoonnummer 1] ) (prepaid) in gebruik bij [verdachte] met het nummer - [telefoonnummer 4] in gebruik bij [medeverdachte] . Het nummer in gebruik bij [verdachte] verplaatst zich naar de grens. Verder op de dag zijn er contacten tussen [verdachte] en [naam 6] en tussen [verdachte] en [medeverdachte] .
Op 31 augustus 2019 straalt het telefoonnummer van [slachtoffer 1] om 17:04 uur aan op [adres 4] in Enschede. In de avond gaat het nummer weer naar Duitsland.
Om 18:33 uur straalt het nummer in gebruik bij [verdachte] aan op [adres 4] in Enschede. Daarna verplaatst het nummer in gebruik bij [verdachte] zich naar de grens waarbij tussen 18:34 uur en 20:05 uur geen registraties meer zichtbaar zijn.
Rond 20:30 uur is het nummer van [verdachte] op de thuismast en heeft het nummer telefonisch contact met [medeverdachte] en verplaatst het richting de woning van [naam 6] .
De contacten in de vroege ochtend
Op 19 september 2019 zijn er tussen 06:31 uur en 07:13 uur sms- en belcontacten tussen het nummer in gebruik bij [verdachte] en het nummer in gebruik bij [medeverdachte] .
Op 11 oktober 2019 vindt om 06:48 uur contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] .
Op 21 oktober 2019 tussen 06:49 uur en 07:08 uur vinden belcontacten plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] .
Op 23 oktober 2019 om 06:57 uur vindt contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] .
Op 24 oktober 2019 om 06:42 uur vindt contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] .
Op 25 oktober 2019 tussen 06:51 uur en 07:15 uur vinden contacten plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] . Het nummer in gebruik bij [verdachte] maakt een reisbeweging naar het nummer in gebruik bij [medeverdachte] .
Op 28 oktober 2019 om 07:04 uur vindt contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] .
Op 31 oktober 2019 om 06:27 uur en 06:41 uur vindt contact plaats tussen het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] en het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] .
Om 09:37 uur vindt contact plaats tussen het nummer in gebruik bij [verdachte] met het nummer in gebruik bij [naam 6] . Het volgende contact is weer met [medeverdachte] . Waarna nog een keer contact tussen [verdachte] en [naam 6] plaatsvindt en vervolgens nogmaals tussen [verdachte] en [medeverdachte] . Tijdens dit laatste gesprek is het nummer van [verdachte] op de thuismast van [naam 6] .
Op 1 november 2019 tussen 06:55 uur en 06.56 uur vinden contacten plaats tussen het nummer (- [telefoonnummer 1] ) in gebruik bij [verdachte] en het nummer (- [telefoonnummer 4] ) in gebruik bij [medeverdachte] . Om 07.43 uur is de VW Polo in gebruik bij [verdachte] op de camerabeelden van de woning van [slachtoffer 1] te zien.
Op 1 november 2019 om 16:26 uur neemt [verdachte] een nieuw telefoonnummer in gebruik. Dit is het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] .
Op 6 november 2019 – de dag van de beschieting in Gronau – om 06:33 uur vindt vanaf het nummer ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik bij [verdachte] een uitgaand gesprek plaats naar het nummer
(- [telefoonnummer 4] ) in gebruik bij [medeverdachte] .
Om 09:32 uur straalt het nummer ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik bij [verdachte] een mast aan op de Bosmaatweg in Hengelo.
Om 10:46 uur belt het nummer ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik bij [verdachte] met het nummer van
[naam 7] (-1334). Het nummer straalt aan op de mast Bekenhorst in Borne.
Tussen 13:13 uur en 14:52 uur neemt [verdachte] een nieuw telefoontoestel met Imeinummer eindigend op - [telefoonnummer 6] in gebruik. Het bij [verdachte] in gebruik zijnde telefoonnummer [telefoonnummer 2] wordt daar aan gekoppeld.
Om 18:28 uur en 19:25 uur straalt het nummer ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik bij [verdachte] aan op de mast [adres 5] in Hengelo. Deze mast geeft dekking op het autobedrijf van
[naam 7] en op het thuisadres van [naam 6] .
Na 6 november 2019 vinden in de vroege ochtend nooit meer contactmomenten plaats tussen nummers in gebruik bij [verdachte] en [medeverdachte] .
Het werkrooster van [medeverdachte]
Uit de door de werkgever van [medeverdachte] verstrekte urenverantwoording blijkt dat [medeverdachte] in de week van 28 augustus 2019 vakantie had, dat hij op 19 september 2019 vanaf 15.30 uur werkzaam was bij een klant in Wijster, dat hij op 11 en 21 oktober een vakantiedag had, dat hij op 23, 24 en 25 oktober 2019 tussen 15:30 uur en 01:00 uur werkzaam was bij een klant in Hengelo en dat hij zich tussen 30 oktober 2019 en 5 november 2019 had ziekgemeld.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] hierdoor op voornoemde dagen steeds in de gelegenheid was om met [verdachte] contact te hebben en met hem mee te gaan om een voorverkenning uit te voeren. Dat geldt ook voor de genoemde werkdagen.
Waar [medeverdachte] steeds heeft verklaard dat hij ’s ochtends uit de nachtdienst kwam en dan vroeg in de ochtend door [verdachte] werd gebeld om een sportafspraak te maken, is die verklaring op basis van de bewijsmiddelen volstrekt onaannemelijk. Niet alleen had [medeverdachte] geen nachtdiensten op die dagen, ook zijn er in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 december 2019 geen bezoeken van [medeverdachte] aan de sportschool geregistreerd. Waar [medeverdachte] heeft verklaard dat zij in de buitenlucht gingen sporten, acht de rechtbank dat in het licht van het gegeven dat [medeverdachte] eerst dan met die verklaring komt als hem wordt voorgehouden dat zijn eerdere verklaring feitelijk niet juist is, evenzeer volstrekt onaannemelijk.
De getuigenverklaringen met betrekking tot de auto en de inzittenden
Naast [slachtoffer 1] waren [getuige 5] en [getuige 6] de directe getuigen van de aanslag: voor hun huis vond de aanslag plaats. Beiden hebben verklaard dat zij zagen dat er twee personen in de auto zaten. De bijrijder hield het wapen vast en vuurde de kogels af. Zij konden geen signalement van de schutter noch van de chauffeur geven. Op camerabeelden is evenmin te zien wie in de Polo zaten, wie de chauffeur was en wie de bijrijder.
Door de verdediging is gesteld dat meerdere getuigen, en ook [slachtoffer 1] zelf, hebben verklaard dat in de Polo getinte mannen zaten: Marokkaanse of Turkse of Syrische types. Sommige getuigen hebben een Polo met getinte mannen op een eerder moment dan 6 november 2019 waargenomen.
De rechtbank stelt bij de beoordeling en het gebruik van getuigenverklaringen voor het bewijs voorop dat met deze verklaringen behoedzaam moet worden omgegaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat het menselijk geheugen feilbaar is en dat waarnemingen door getuigen gedaan op momenten van grote shock, niet conform de werkelijkheid hoeven te zijn. Er kunnen dan afwijkingen in de herkenningen van zowel personen als voorwerpen ontstaan. Ook is het een gegeven dat getuigenverklaringen gedaan naarmate het moment waarover zij dienen te verklaren, al enige tijd is verstreken, kunnen worden gekleurd door wetenschap die pas na het moment waar de verklaringen betrekking op hebben, is ontstaan.
Daar waar de verdediging betoogt dat ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het gaat om getinte mannen, overweegt de rechtbank dat juist voor [slachtoffer 1] als slachtoffer geldt dat de waarneming op het moment dat hij wordt beschoten, is gedaan. [slachtoffer 1] liep op dat moment niets vermoedend door de straat, werd onverhoeds van achteren benaderd en beschoten.
Getuigenverklaringen moet men zien in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen. In het licht van de hiervoor weergegeven redengevende feiten, is de rechtbank van oordeel dat de door de verdediging genoemde getuigenverklaringen die redengevende feiten niet ontzenuwen.
Ook over de Polo is wisselend verklaard. Voor zover getuigen hebben verklaard over andere dagen waarop zij een Polo hebben gezien en dat daarin getinte personen zaten, overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de auto die getuigen hebben waargenomen de zilverkleurige Polo van [verdachte] is.
Op camerabeelden van de woning van [slachtoffer 1] is te zien dat de Polo van [verdachte] op 1 en 6 november 2019 door de Losserstrasse in Gronau rijdt. De politie heeft op de camerabeelden niet waargenomen dat de Polo in die periode op andere dagen door de Losserstrasse in Gronau rijdt.
4.3.2.3 De OVC- en tapgesprekken
In het onderzoek zijn zowel in de woningen van [medeverdachte] en [verdachte] als in hun voertuigen door de politie heimelijke geluidsopnames gemaakt. Ook zijn hun telefoons getapt.
Tapgesprekken
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij telkens op verzoek van [verdachte] met hem mee ging. De reden hiervoor was dat [medeverdachte] nog geld van [verdachte] tegoed zou hebben en dat dit de manier was waarop hij zijn geld ontving.
Ook begin 2020 zou [medeverdachte] nog gelden van [verdachte] tegoed hebben gehad. In een gesprek op 18 januari 2020 tussen [medeverdachte] en zijn partner [naam 5] , zegt zij dat hij ( [medeverdachte] ) niets meer met [verdachte] mag doen of afspreken, gewoon even vijf minuten praten en het geld ophalen, want hij ( [medeverdachte] ) zou een klap geld krijgen en ze heeft helemaal niets.
Op 13 februari 2020 hebben [medeverdachte] en [naam 5] het in een gesprek ook over [verdachte] . [medeverdachte] zegt tegen [naam 5] dat hij niets meer onder de € 1.000 doet. Dat hij nergens meer met [verdachte] naartoe gaat rijden onder de € 1.000. Ook zegt hij:
Maar wat we laatst hebben gedaan, dat gaan we niet meer weer doen. Hierop reageert [naam 5] met:
stil, stil, stil.
OVC-gesprekken in de periode rond de uitzending van Opsporing Verzocht
Op 2 november 2020 wordt aangekondigd dat Opsporing Verzocht op 3 november 2020 opnieuw aandacht besteedt aan de beschietingen in Losser en Gronau. Van de beschieting in Losser worden camerabeelden van de schutter getoond en van de beschieting in Gronau camerabeelden van de door de Losserstrasse rijdende Polo.
Het observatieteam neemt op 2 november 2020 om 19.14 uur waar dat [naam 6] op bezoek gaat bij de woning van [verdachte] . [naam 8] , de vriendin van [verdachte] , laat [naam 6] binnen. Om 19.25 uur vertrekt [naam 6] weer. Uit de weergave van het OVC-gesprek blijkt dat [verdachte] niet thuis is en dat [naam 6] iets op een briefje schrijft dat [naam 8] later moet verbranden. Ook spreken zij over Opsporing Verzocht. Als [verdachte] thuis is zegt [naam 8] tegen hem dat [naam 6] vindt dat [verdachte] te veel kletst.
Op 4 november 2020 vindt [naam 5] onder de ruitenwisser van haar auto een briefje met de tekst
Opsporing Verzocht gezien, mooie beloning.
Om 10.52 uur zegt [medeverdachte] tegen haar
“ze weten wat ik gedaan heb. Ik denk dat ze me nu kunnen pakken”.
Om 13:21 uur is [medeverdachte] in de woning van [verdachte] . Opnieuw vindt een gesprek plaats over Opsporing Verzocht. [medeverdachte] vertelt dat bij [naam 5] een briefje onder de ruitenwisser zat.
[verdachte] heeft Opsporing Verzocht kennelijk niet gezien en [medeverdachte] zegt hem
“er is niks aan de hand, ze weten niks”.
Ook vraagt [medeverdachte] aan [verdachte] : “
in Nijverdal?”.Waarop [verdachte] antwoordt:
“nee in Losser, heb je dat gezien?”.
Waarna [medeverdachte] later zegt: “
maar dan nog…dan nog kunnen ze niet zeggen dat jij dat bent geweesten alleen
dat ding moet je weg hebben he”.
Waarover [medeverdachte] ter terechtzitting van 25 januari 2022 heeft verklaard dat hij met dat ding een wapen bedoelt.
Op 10 november 2020 geeft [medeverdachte] zijn partner instructies over wat ze moet zeggen als de politie vragen stelt over zijn aanwezigheid. Dat ze dan moet zeggen dat hij thuis was, want ze wil toch niet dat hij vast zit. Want als zij zegt dat hij thuis is, dan hoeft hij niet te zeggen dat hij met hem mee was.
Op 11 november 2020 wordt de schuur van de moeder van [medeverdachte] door de politie doorzocht. In een gesprek met [naam 5] later op de dag zegt [medeverdachte] dat ze hem wel kunnen vastzetten, maar dat ze het niet kunnen bewijzen en “
als ze dat ding niet vinden, dan hebben ze niks”.
4.3.2.4 De conclusie over de betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte]
De rechtbank is op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte] op 6 november 2019 in de Volkswagen Polo zaten van waaruit op [slachtoffer 1] is geschoten.
[verdachte] heeft geen redelijke, de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden ontzenuwende verklaring gegeven die maakt dat alle voornoemde bevindingen anders moeten worden beoordeeld.
Uit de bewijsmiddelen waarop de rechtbank de bewezenverklaring baseert, volgt dat zij de verdediging niet volgt in het verweer dat [verdachte] de Polo op 6 november 2019 heeft uitgeleend aan een of meer anderen.
Eerst ter zitting van 1 november 2021 heeft [verdachte] dit aangevoerd. Zijn verklaring heeft hij om reden dat hij voor zijn en het leven van zijn familie vreest als hij daarover meer informatie geeft, niet onderbouwd. Op de zitting van 25 januari 2022 heeft [verdachte] dit herhaald. Waar de verdediging nog heeft gesteld dat [verdachte] eerder in het onderzoek heeft verklaard dat hij de Polo heeft uitgeleend, constateert de rechtbank dat [verdachte] dat in zijn politieverhoor op 26 januari 2021 slechts als voorbeeld heeft geopperd.
Daar komt bij dat de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig acht: niet alleen heeft
[naam 8] , partner van [verdachte] , verklaard dat de Polo enkel door haar en [verdachte] werd gebruikt, maar ook anderszins is uit het dossier niet gebleken dat [verdachte] de Polo of andere auto’s aan derden uitleende. Wel staat vast dat verdachte in de dagen na
6 november 2019 en voor 11 november 2019, zijnde de dag waarop hij met zijn partner naar Polen ging, de Polo niet alleen heeft schoongemaakt maar ook kleine wijzigingen aan de buitenkant heeft aangebracht, gelijk hij na de beschieting van de sportschool met de BMW heeft gedaan. Na terugkeer in Nederland op 26 november 2019 is [verdachte] drukdoende om van de Polo af te komen en heeft hij daarvoor op 7 januari 2020 contact met [getuige 1] . Op 8 januari 2020 heeft [verdachte] de Polo verkocht.
De samenhang tussen de beschietingen.
De rechtbank komt op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden tot de conclusie dat er een sterke samenhang is tussen de ten laste gelegde feiten. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij in een langdurig conflict zitten met [naam 1] en beiden vermoeden dat die conflicten de reden zijn geweest voor de beschietingen. De twee voertuigen die [verdachte] in gebruik heeft, zijn bij de beschietingen gebruikt.
Het NFI heeft geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de hulzen die op beide plaatsen delict aangetroffen zijn, zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen. Verder heeft het NFI onderzoek gedaan naar betrokkenheid bij andere schietincidenten en het NFI heeft geconstateerd dat het extreem veel waarschijnlijker dat de huls die is aangetroffen na een schietincident in de periode van 3 tot en met 7 augustus 2019 in Nijverdal is verschoten met hetzelfde vuurwapen.
[aangever 1] , eigenaar van een juwelierszaak in Nijverdal en Rijssen, heeft in augustus en september 2019 aangiftes gedaan van bedreigingen en afpersingen. [aangever 1] heeft in dat verband de naam van [naam 6] bij de politie genoemd. Op 7 augustus 2019 is een kogelpunt en een huls aangetroffen in de tuin van [aangever 1] . Een buurman van [aangever 1] heeft in een nacht begin augustus 2019 zeven geschoten gehoord.
Op grond van het dossier kan op basis van de analyse van historische verkeersgegevens in combinatie met de daarbij behorende mastlocaties worden vastgesteld dat in de dagen voorafgaand aan die beschieting er telefonisch contact is tussen het nummer dat in gebruik is bij [verdachte] en [naam 6] en dat [verdachte] telefonisch contact opneemt met het telefoonnummer dat bij [medeverdachte] in gebruik is.
Het telefoontoestel en -nummer dat bij [verdachte] in gebruik is, bevindt zich zowel in de middag van 29 juli 2019 als in de nachten van 29 op 30 juli 2019 om 00:14:21 uur en van
30 op 31 juli 2019 om 00:18:43 uur in Nijverdal.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer/toestel van [verdachte] blijkt dat het toestel voor 29 juli 2019 nimmer in de wijde omgeving van Rijssen/Nijverdal Cell-Id’s heeft aangestraald. Ook blijkt uit de historische verkeersgegevens dat het nummer bij [verdachte] in gebruik na 5 augustus 2019 nimmer meer in de wijde omgeving van Rijssen/Nijverdal Cell Id’s heeft aangestraald.
Op grond van de al vastgestelde werkwijze van [verdachte] en [medeverdachte] , stelt de rechtbank vast dat ook dit onderzoek past binnen het vaste patroon van contact hebben, een opdracht krijgen, voorverkenningen doen en het gebruik van hetzelfde vuurwapen. Opmerkelijk in dit verband is daarbij ook de vraag van [medeverdachte] aan [verdachte] naar aanleiding van de uitzending van Opsporing Verzocht op 3 november 2020. De dag daarna is een van de vragen van [medeverdachte] aan [verdachte] immers:
“Nijverdal?”terwijl dit incident in de uitzending niet aan de orde is geweest.
4.3.3De juridische kwalificatie
4.3.3.1 Plegen of medeplegen
Plegen
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat [verdachte] en [medeverdachte] samen in de Volkswagen Polo hebben gezeten tijdens de beschieting van [slachtoffer 1] . Op basis van de camerabeelden, de verklaringen van [slachtoffer 1] en getuigen [getuige 6] en [getuige 5] en de aangetroffen schotresten aan de passagierszijde stelt de rechtbank vast dat de bijrijder van de VW Polo heeft geschoten. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen wie de bijrijder en dus de schutter is geweest. Zoals gezegd zijn de camerabeelden te onduidelijk om te kunnen zien wie de bestuurder en wie de bijrijder was. Zowel op de bestuurdersplek als op de bijrijdersplek is DNA van [verdachte] en DNA van [medeverdachte] aangetroffen, zodat hieruit ook geen conclusies kunnen worden getrokken.
De vraag is of er sprake is geweest van medeplegen bij de beschieting van [slachtoffer 1] .
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van [verdachte] het medeplegen voor alle feiten bewezen verklaard kan worden.
Zowel bij de beschieting van de sportschool als de aanslag op [slachtoffer 1] is sprake geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen dat van medeplegen gesproken kan worden. [verdachte] was de schutter van de sportschool. Uit het dossier is gebleken dat [verdachte] en sportschooleigenaar [slachtoffer 2] elkaar niet kennen en van een persoonlijk motief voor de beschieting is niet gebleken. Wel is op basis van het dossier naar voren gekomen dat zijn voormalige compagnon [naam 1] niet tevreden is geweest over de aanvraag tot faillietverklaring door [slachtoffer 2] van [sportschool 2] , het uitgesproken faillissement van [sportschool 2] met de benoeming van [slachtoffer 1] tot curator en de doorstart van [slachtoffer 2] met [sportschool 1] . [naam 1] heeft [slachtoffer 2] in de periode na de faillietverklaring intimiderende e-mails gestuurd. Voor en na de beschieting van de sportschool heeft [verdachte] telefonische contacten met [naam 6] die op zijn beurt contacten heeft met [naam 1] en met het garagebedrijf van [naam 7] . Dit patroon herhaalt zich rond de aanslag op [slachtoffer 1] . Bij de aanslag op [slachtoffer 1] hebben [verdachte] en [medeverdachte] elk een eigen aandeel. Zowel vóór, tijdens en ná de aanslag is er sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking, dat van medeplegen gesproken kan worden. De rechtbank overweegt daarbij het volgende. Opvallend is dat in de periode van
19 september 2019 tot 31 oktober 2019 steeds in de vroege ochtend contacten plaatsvinden tussen [verdachte] en [medeverdachte] . Op 1 november 2019 is de Polo van [verdachte] in de Losserstrasse in Gronau. Het al dan niet samen verrichten van voorverkenningen naar het kantoor van [slachtoffer 1] en in de laatste weken naar diens woonadres, het aanschaffen en activeren van een nieuw telefoonnummer voor de aanslag en een nieuw toestel na de aanslag, de zeer vroege telefonische contacten die achteraf bezien telkens plaatsvinden op tijdstippen kort voor het moment dat de aanslag uiteindelijk plaatsvindt, het gegeven dat [verdachte] zijn opdrachten grondig voorbereidt en soms wel tien keer langs gaat, alsmede het gegeven dat na 6 november 2019 de contacten in de vroege ochtend tussen [medeverdachte] en [verdachte] nooit meer plaatsvinden, zijn naar het oordeel van de rechtbank feiten en omstandigheden die in hun onderlinge verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] in het kader van een grondig en langdurig voorbereid plan en een gezamenlijke uitvoering dat er op was gericht om op 6 november 2019 [slachtoffer 1] om het leven te brengen.
De rechtbank overweegt dat, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, voldoende is komen vast te staan dat bij de beschieting van [slachtoffer 1] naast [medeverdachte] en [verdachte] ook een of meer ander(en) zijn betrokken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel bij de beschieting van de sportschool als bij de beschieting van [slachtoffer 1] sprake is geweest van opdrachten en derhalve van planmatig handelen en een gezamenlijk doel, zodat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer ander(en).
De vraag die vervolgens voorligt is of [verdachte] en zijn medeverdachte(n) ten minste hebben gehandeld met voorwaardelijk opzet, oftewel of zij bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard en op de koop toe hebben genomen dat op 2 oktober 2019 een of meer klanten van [sportschool 1] door hun handelingen zouden kunnen komen te overlijden, alsmede dat op 6 november 2019 [slachtoffer 1] door hun handelingen zou kunnen komen te overlijden.
De beschieting in Losser
De verdediging heeft betoogd dat het schieten op de sportschool hoogstens kan worden gekwalificeerd als een bedreiging gezien de wijze waarop is geschoten en het gegeven dat er inslagen in het plafond van de kantine zijn aangetroffen en daarmee was er geen bedoeling om iemand te doden. Ook aangever [slachtoffer 2] heeft benoemd dat de beschieting volgens hem was om hem te bedreigen.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de beschieting van de sportschool vast staat dat [verdachte] van een korte afstand met een semi-automatisch vuurwapen vier kogels heeft afgevuurd op de ruiten van [sportschool 1] . De politie heeft geconstateerd dat de kogelinslagen in de ruiten van de kantine op een hoogte van 1.84 meter tot 2.00 meter zaten. Vast staat verder dat op het moment van de beschieting de sportschool open was, maar dat er geen licht brandde in de kantine. De verlichting op de parkeerplaats brandde volop. Eén klant had zojuist het pand verlaten en reed weg van de parkeerplaats op het moment dat [verdachte] daar liep. In de sportschool was nog één klant aanwezig en in de fitnesszaal moeten lampen aan zijn geweest. Op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] komt aan lopen en direct begint met schieten door de ruiten. Op het moment van de beschieting bevond zich nog een sporter in de fitnesszaal.
Door met een semi-automatisch wapen in een rechte lijn te schieten door ruiten van een in bedrijf zijnde sportschool waarbij vier kogels worden afgeschoten, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard en op de koop toe heeft toegenomen dat een of meer klanten van [sportschool 1] door het schieten zouden kunnen komen te overlijden. Door de kogelinslagen in de ruiten is sprake geweest van het ricocheren van een of meer kogels, zodat op basis van het aantreffen van inslagen in het plafond niet gesteld kan worden dat [verdachte] bij het schieten op het plafond heeft gericht. Integendeel, de camerabeelden van de beschieting laten zien dat [verdachte] op het pand afloopt en recht naar voren schiet. De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat [verdachte] en zijn medeverdachte(n) voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van een of meer personen/klanten in [sportschool 1] aan [adres 2] in Losser. De rechtbank acht daarmee het onder 2 primair tenlastegelegde bewezen.
De beschieting in Gronau
Op grond van het dossier is niet komen vast te staan wie de schutter is geweest. Dat maakt voor een bewezenverklaring ook niet uit.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat verdachten daadwerkelijk de bedoeling – en daarmee vol opzet – hadden om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
De bijrijder heeft van dichtbij vijf keer op [slachtoffer 1] geschoten, terwijl die nietsvermoedend met zijn hond liep, onverhoeds van achteren werd benaderd en geen kant op kon. Het met een vuurwapen meermalen op korte afstand gericht schieten op het lichaam van een persoon is naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien en gelet op de aard en ernst van het bij [slachtoffer 1] veroorzaakte letsel zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan als een bewust handelen gericht op het doden van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het opzet van verdachten was gericht op de dood van [slachtoffer 1] .
4.3.3.3 De voorbedachten rade
Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of sprake is van voorbedachte raad.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, betekent niet zonder meer dat sprake is van voorbedachte raad.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachten rade heeft gehandeld. Dit is het door de rechtbank te hanteren toetsingskader.
Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de beschietingen, zijn de feiten en omstandigheden waaronder de beschietingen hebben plaatsgevonden van belang. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat verdachte beide keren na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld volgens een vooropgezet plan. Uit de bewijsmiddelen volgt dat bij beide aanslagen sprake is geweest van een opdracht, voorverkenningen en dat [verdachte] en [medeverdachte] met een vuurwapen en munitie naar de plaats delict zijn gegaan en dat op enig moment het vuurwapen is geladen en doorgeladen zodat het vuurwapen schietklaar was: derhalve van planmatig handelen. Vanaf het moment dat het plan was gemaakt tot de uiteindelijke uitvoering van de aanslagen was sprake van een reeks momenten waarop beslissingen zijn genomen, die gericht zijn geweest op de uitvoering van het plan. Verdachte heeft zich gedurende deze tijd kunnen beraden op het te nemen besluit en hij heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van deze voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van contra-indicaties voor voorbedachten rade is de rechtbank niet gebleken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat bij beide aanslagen er sprake is geweest van voorbedachten rade.