ECLI:NL:RBOVE:2022:469

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
08.115296.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor handel in harddrugs en bezit van een stroomstootwapen

Op 17 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het handelen in harddrugs en het bezit van een stroomstootwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 tot en met 16 augustus 2019 in Hardenberg samen met anderen cocaïne en heroïne heeft verhandeld. Daarnaast had hij op 20 augustus 2019 een stroomstootwapen in zijn bezit. De verdachte werd op 3 februari 2022 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. H.P.G. Sommers, de vordering indiende. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, waaronder verklaringen van de verdachte en tapgesprekken die zijn afgeluisterd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen als loopjongen fungeerde, maar een actieve rol speelde in de drugshandel. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die momenteel in een hulpverleningstraject zit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.115296.20 (P)
Datum vonnis: 17 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
03 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.P.G. Sommers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat in Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 8 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 te Hardenberg samen met een of meer anderen, of alleen, in cocaïne en heroïne heeft gehandeld;
feit 2:in de periode van 16 augustus 2019 tot en met 20 augustus 2019 te Hardenberg samen met een of meer anderen, of alleen, 7,18 gram cocaïne en 3,96 gram heroïne aanwezig heeft gehad;
feit 3: op 20 augustus 2019 te Hardenberg een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 te Hardenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (gebruikers)hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of (gebruikers)hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2019 tot en met 20 augustus 2019 te Hardenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 7,18 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 3,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 20 augustus 2019 te Hardenberg, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft gesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zodat het medeplegen kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het handelen van verdachte niet kan worden gezien als medeplegen. De raadsman heeft bepleit dat sprake is van medeplichtigheid en dat is niet ten laste gelegd. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidend
Door de politie is onderzoek gedaan naar de handel in verdovende middelen door [medeverdachte] . Tijdens dat onderzoek kwam naar voren dat [medeverdachte] zich in de drugswereld voordeed als [alias] en dat hij gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Vanaf 7 augustus 2019 zijn telefoongesprekken en sms-berichten van dit telefoonnummer opgenomen. Al snel bleek dat [medeverdachte] veelvuldig contact had met een beller met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Uit de tapinformatie is op te maken dat de beller onder begeleiding ergens in het centrum van Hardenberg woont en dat hij een vriendin heeft die [naam] heet. De jeugdagent met wie de informatie werd gedeeld, noemde de naam van [verdachte] . Ook herkende hij de stem van de beller als zijnde de stem van [verdachte] . Uit de opgenomen gesprekken is op te maken dat [medeverdachte] [verdachte] dagelijks aanstuurde om “spul” af te leveren aan een derde waarbij woorden gebruikt werden waarvan ambtshalve bekend is dat het gaat om cocaïne bij ‘wit’, ‘licht’ of ‘blauw’ en om heroïne bij ‘donker’, ‘bruin’ of ‘koffie’.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in de tenlastegelegde periode van
8 tot en met 16 augustus 2019 in Hardenberg heeft gedeald in cocaïne en heroïne. Verdachte ontkent echter dat hij voor zichzelf dealde; hij deed het om [medeverdachte] te helpen. De rechtbank ziet zich daardoor voor de vraag gesteld of verdachte aangemerkt kan worden als medepleger.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezen verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is geweest.
Verdachte heeft verklaard door [medeverdachte] te zijn benaderd om drugs te verkopen. [medeverdachte] nam de telefonische bestellingen aan en gaf vervolgens instructies aan verdachte. [medeverdachte] bepaalde veelal de locatie en het tijdstip voor de afspraak met de afnemer. Daarna ging verdachte op pad om de drugs aan de afnemer te verkopen. Concluderend stelt de rechtbank vast dat gebruikers contact opnamen met het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] , waarna de drugs door verdachte werden bezorgd en verkocht. Dit duidt op een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank ziet verdachte niet enkel als een loopjongen. In de tapgesprekken komt naar voren dat [medeverdachte] bereid was om zijn drugslijn aan verdachte te geven. Dit heeft verdachte ook bevestigd. Daarnaast heeft hij verklaard samen met [medeverdachte] toegang te hebben gehad tot de drugsvoorraad. En ten slotte kreeg hij, volgens afspraak met [medeverdachte] , een vast en substantieel percentage van de opbrengst.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van voldoende gewicht met [medeverdachte] , zodat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 20 augustus 2019 zijn sleutels in beslag genomen. Eén sleutel bleek te passen op de toegangsdeur van het appartementencomplex [appartementencomplex] in Hardenberg. Daar werden op 22 augustus 2019 bolletjes met drugs aangetroffen onder het systeemplafond in de bibliotheek. De drugs lagen daar verstopt in een pakje shag. Forensisch onderzoek wees uit dat de bolletjes in totaal 7,18 gram cocaïne en 3,96 gram heroïne bevatten. Tevens werden daar vingerafdrukken van verdachte en [medeverdachte] aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij met de sleutel bij de drugs kon. Ook hier ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of sprake is van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De rechtbank stelt vast dat beide verdachten in harddrugs hebben gehandeld en dat zij hierbij samen hebben gewerkt. De rechtbank beschouwt de aangetroffen drugs als handelsvoorraad. Dit heeft verdachte ter zitting ook bevestigd. Verdachte had een sleutel van het complex en daarmee zelfstandig toegang tot en daarmee dus ook beschikkingsmacht over de drugs. Hij heeft hiervan ook gebruik gemaakt. Ook [medeverdachte] had toegang tot de drugs.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de hiervoor vermelde feiten en ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] , te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- kennisgeving van inbeslagneming, p. 54;
- het proces-verbaal van bevindingen van 26 augustus 2019, p. 541 en 542.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 8 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 te Hardenberg,
tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, (gebruikers)hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en (gebruikers)hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne, zijnde telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in de periode van 16 augustus 2019 tot en met 20 augustus 2019 te Hardenberg,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 7,18 gram cocaïne en 3,96 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 20 augustus 2019 te Hardenberg, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 10 van de Opiumwet (Ow) en artikel 55 van de Wet wapens en munitie (Wwm). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is geen sprake van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2. De pleegperiodes zijn verschillend en het gaat bovendien om andere drugs; de drugs in het plafond waren immers nog niet verkocht, maar betrof de handelsvoorraad.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 3 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen gelet op het hulpverleningstraject waarin verdachte zich nu bevindt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs en bezit van een stroomstootwapen. De verspreiding van en handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan, betekenen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit. Het voorhanden hebben van verboden wapens veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving en onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank let op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor gelijksoortige misdrijven. Op 21 december 2021 heeft de politierechter aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf opgelegd met daarbij onder meer de bijzondere voorwaarde dat verdachte wordt opgenomen in een inrichting. Daar verblijft verdachte op dit moment. Uit door de raadsman overgelegde stukken blijkt dat verdachte op dit moment is opgenomen met als doel diagnostiek en het formuleren van een behandeladvies. De reclassering schrijft dat naast behandeling voor verslavingsproblemen en zijn psychose de aandacht uit zal moeten gaan naar het aanleren van praktische vaardigheden en copingvaardigheden, om in de toekomst een maatschappelijk geaccepteerd leven te kunnen leiden.
Vanaf de opname van verdachte was er veel onrust, motorisch maar ook waren er psychotische belevingen en uitspraken. Verdachte wordt nu ingesteld op antipsychotica en lijkt hier de positieve effecten steeds meer van te ervaren. De psychotische uitspraken, beelden en gevoelens lijken langzaam wat naar de achtergrond te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat het zowel in het belang van verdachte als van de maatschappij is om het ingezette hulpverleningstraject niet te doorkruisen.
Ook houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM en past de rechtbank artikel 63 Sr toe.
De rechtbank zal een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken opleggen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K van Rosmalen, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw en mr. M.R. Vis, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022.
Mrs. Van Rosmalen en Vis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2019212510. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:

(…) Het klopt dat [alias] gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer 1] , dat hij [medeverdachte] is, en met mij contact heeft opgenomen om drugs te bezorgen. Ik was al snel voor hem aan het werk. Ik heb de drugs wel weggebracht. Via [medeverdachte] werden de berichten van gebruikers naar mij gestuurd. (…) Ik heb een weekje gedeald. (…) In [appartementencomplex] is er drugs gevonden, dat heb ik al verklaard. Het klopt dat [appartementencomplex] een opslagplek voor de drugs was. (…) Soms pakte ik daar drugs om het rond te brengen naar gebruikers. Het klopt dat er bij mij een sleutel in beslag is genomen, die sleutel paste op het complex. (…) Het klopt dat de taser van mij is. (…)

2. het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 135 en 136, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) V: In dit gesprek zegt [alias] dat het efficient moet en hij jou binnenkort die lijn
geeft. Welke lijn geeft hij jou? A: Zeg maar zijn telefooncontacten die afnemen. Alles ging nu via hem. (…) V: Waar gaat dit gesprek over? A: Dit gaat over de verdeling van het geld en mijn deel. V: Krijg jij altijd 25%? A: Dat was mijn afspraak (…)
3. het proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2019, p. 257, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Vanaf 7 augustus 2019 tot 18 augustus 2019 heeft er een zogeheten telefoontap
gedraaid op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . (…) Vanaf het moment dat de tap werd uitgeluisterd en uitgewerkt was duidelijk dat bijna alle tot stand komende sessies over drugsgerelateerde zaken gingen. (…) Samengevat bleek dat verdachte [medeverdachte] dagelijks bezig was met het aannemen van bestellingen. Hierbij werd veelal in codetaal gesproken; zoals wit en donker/koffie en bankoe. (…) De werkwijze was veelal dat verdachte [medeverdachte] de telefonische bestellingen aannam en afspraken maakte over waar de overdracht zou plaatsvinden. Vervolgens nam verdachte [medeverdachte] contact op met verdachte [verdachte] en gaf hem opdrachten. Aan hem gaf verdachte [medeverdachte] vervolgens door hoeveel en wat een afnemer wilde hebben en waar de ontmoeting zou plaatsvinden. Uit de tap bleek al vrij snel dat de verdachte [verdachte] niet plaatselijk bekend was in Hardenberg aangezien hij vaak terug belde naar [medeverdachte] omdat hij de locatie niet kon vinden. Hieruit was ook af te leiden dat [verdachte] nog niet zo lang voor verdachte [medeverdachte] afleverde. Dit maakte dat er soms wel tien gesprekken tussen beide personen plaats vonden alvorens de overdracht plaats vond. Tevens was duidelijk dat verdachte [medeverdachte] de leiding had; hij bepaalde wat [verdachte] zijn verdiensten waren voor het afleveren van de drugs bij derden. (…)
4. een geschrift, te weten de uitwerking van een telefoongesprek d.d. 15 augustus 2019, 0:01:40 uur, tussen [medeverdachte] en [verdachte] , p. 463, voor zover inhoudende:

(…) Het moet ook efficient, binnenkort geef ik jou die lijn. (…)

5. het proces-verbaal van bevindingen van 25 augustus 2019, p. 311, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Op dinsdag 20 augustus 2019 heeft er (...) een doorzoeking plaats gevonden in de woning van verdachte [verdachte] (…) Hierbij is een sleutelbos in beslag genomen. (…)Op donderdag 22 augustus 2019 zijn verbalisanten (…) met de genoemde sleutel op onderzoek gegaan. Bleek dat de sleutel toegang verschafte tot het appartementencomplex [appartementencomplex] (…) te Hardenberg. (…) Op donderdag 22 augustus 2019 (…) hebben verbalisanten (…) onderzoek verricht onder het systeemplafond in de bibliotheek en troffen in de linkerhoek een shagverpakking aan vol met verpakte bolletjes, naar alle waarschijnlijkheid drugs met daarnaast een rol boterhamzakjes. (…)

6. kennisgeving van inbeslagneming, p. 71, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Inbeslagneming
Plaats: [appartementencomplex] , Hardenberg (begane grond in systeemplafond bibliotheek)
Datum en tijd: 22 augustus 2019 te 13:44 uur
Omstandigheden : gevonden in systeemplafond op de begane grond, in de voor een ieder toegankelijke bibliotheek, in de flat [appartementencomplex] te Hardenberg.
Goednummer: PL0600-2019212510-2061544
Bijzonderheden: Zwart met rood jps shag pakje met daarin diverse bolletjes (…)
7. het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 12 februari 2020, p. 51, 52 en 53, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Goednummer: PL0600-2019212510-2061544
SIN : AANB7636NL
Omschrijving verpakking : 3 afgesloten sealbags
A)
Omschrijving verpakking : 6 blauwe plastic bolletjes
Gewicht verpakking met
Inhoud: 2,30 gram
Uitslag kleurtest: positief Cocaïne
B)
Omschrijving verpakking : 25 plastic bolletjes
Gewicht verpakking met
Inhoud: 4,88 gram
Uitslag kleurtest: positief Cocaïne
C)
Omschrijving verpakking : 19 plastic bolletjes
Gewicht verpakking met
Inhoud: 3,96 gram
Uitslag kleurtest: positief Heroïne (…)
8. kennisgeving van inbeslagneming, p. 69, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Plaats: [appartementencomplex] , Hardenberg (thv bibliotheek in
systeemplafond)
Datum en tijd: 22 augustus 2019 te 14:00 uur
Omstandigheden : gevonden in systeemplafond op de begane grond, in de
voor een ieder toegangkelijke bibliotheek, in de flat
[appartementencomplex] te Hardenberg.
Goednummer: PL0600-2019212510-2061577
Bijzonderheden: Rol met jumbo boterhamzakken xl (…)
9. het proces-verbaal vooronderzoek lab van 3 januari 2020, p. 7 en 8 en 9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Goednummer : PLO600-2019212510-2061577
SIN : AANB7881NL
Bijzonderheden : Rol met jumbo boterhamzakken xl
Onderzoek rol boterhamzakken met SIN AANB7881NL
Ik heb van de rol boterhamzakken, de buitenste boterhamzak, onderzocht op de
aanwezigheid van dactyloscopische sporen. Hierbij zag ik twee
dactyloscopische sporen welke door mij geschikt werden bevonden voor een vervolgonderzoek door een deskundige op het gebied van vergelijkend dactyloscopisch onderzoek. Ik heb deze sporen voorzien van SIN AAMU4352NL en AAMU4351NL. (…)
10. het proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor van 13 januari 2020, p. 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Vergelijkend onderzoek
Uit een door mij ontvangen rapport Dactyloscopisch Onderzoek van de Landelijke
Eenheid Dactyloscopie, blijkt dat een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch
spoor heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon, geregistreerd
in de landelijke vinger- en handpalmafdrukken verzameling Havank (Het Automatische
Vingerafdrukkensysteem Nederlandse Kollectie), onder de volgende personalia:
[medeverdachte]
Spoornummer : PL0600-2019212510-156804
SIN : AAMU4351NL
Spoortype : Dacty
Spooromschrijving : Vingerafdruk (...)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2019212510. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.