1.5Na onderzoek is verweerder overgegaan tot de besluitvorming zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Het standpunt van verweerder
2. Verweerder weigert eiseres de maatwerkvoorzieningen OMD1 en VVVWO toe te kennen in de vorm van een pgb, in te zetten bij [naam 1] , omdat uit de ingeleverde zorgplannen van 21 mei 2019 en 13 juni 2019 onvoldoende blijkt dat de diensten die bij de maatwerkvoorziening behoren veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. Het zorgplan voldoet volgens verweerder niet aan de kwaliteitseisen die in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Almelo 2019 (Verordening) en Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Almelo 2019 (Beleidsregels) zijn vastgesteld. In de Beleidsregels staat dat de doelen in het zorgplan specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden (SMART) geformuleerd moeten zijn. Volgens verweerder is onvoldoende concreet aan welke doelen wordt gewerkt, volgens welke methodiek en hoe eiseres begeleid wordt.
Volgens verweerder mogen in beleidsregels nadere eisen aan de kwaliteit van de ondersteuning worden gesteld. Op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wmo 2015 worden bij verordening regels vastgesteld over de kwaliteitseisen die aan ondersteuning en zorgaanbieders worden gesteld. Uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II, 33 841, nr. 3, pagina 110 en 121) blijkt dat deze bepaling ziet op gecontracteerde zorgaanbieder (ZIN) als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. Volgens verweerder is de rechtspraak over de essentialia van de Wmo 2015 niet door te trekken naar ondersteuning op grond van een pgb. Verweerder is dan ook niet gehouden om concrete vereisten ten aanzien van de kwaliteit van ondersteuning op grond van een pgb bij verordening op te nemen. Het staat verweerder vrij beleid te formuleren waarin (nadere) kwaliteitseisen worden gesteld en dit is dan ook gebeurd. Daarnaast biedt artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de Wmo 2015 al voldoende grondslag om kwaliteitseisen te stellen aan ondersteuning op grond van een pgb. De kwaliteitseisen voor ondersteuning op grond van een pgb volgen rechtstreeks uit de wet, namelijk dat de ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht moet worden verstrekt. Ook biedt de zinsnede ‘naar het oordeel van het college’ van artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de Wmo 2015 in de visie van verweerder voldoende beoordelingsruimte om te beoordelen of de ondersteuning die iemand met het pgb wenst in te kopen, veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt. Verweerder heeft aan deze beoordelingsruimte invulling gegeven door de nadere uitvoeringsregels vast te leggen in zowel de Verordening als de Beleidsregels.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres stelt zich op het standpunt – samengevat weergegeven – dat de zorgplannen, los van de vraag of die SMART zijn geformuleerd, voldoen aan de bij de Verordening vastgestelde kwaliteitseisen. De doelen zijn op basis van de persoonlijke situatie van eiseres opgesteld. Zij voelt zich vanwege het oorlogstrauma, de vlucht naar Nederland en haar fysieke en psychische problematiek erg eenzaam en zij kan zich slecht uiten. Niet valt in te zien dat de te behalen doelen onduidelijk zijn. Eiseres verwijst naar de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in artikel 5.1, derde en vierde lid, van de Verordening; zij heeft al deze punten beschreven in de zorgplannen. Nergens in de Verordening staat dat de doelen SMART moeten worden weergegeven. Verweerder eist dan ook ten onrechte dat het zorgplan SMART moet zijn geformuleerd. Daar komt bij dat het ondersteuningsplan dat verweerder heeft opgesteld eveneens niet SMART is geformuleerd. Eiseres voert aan dat de zorg die zij van [naam 1] krijgt uitstekend is en daarom in redelijkheid geschikt voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt. De ondersteuning voldoet aan de criteria die zijn weergegeven in artikel 3.3 van de Verordening. Ook zijn de doelen die in de zorgplannen zijn opgesteld duidelijk en komen ze overeen met de kwaliteitseisen van de Verordening. Verweerder heeft de aanvraag om toekenning van de maatwerkvoorzieningen op grond van een pgb dan ook ten onrechte afgewezen.
4. De van belang zijnde bepalingen uit wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage.