ECLI:NL:RBOVE:2022:430
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de vergoeding voor een aan ex-werknemer betaalde transitievergoeding in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 14 februari 2022, staat de vaststelling van de vergoeding voor een aan een ex-werknemer betaalde transitievergoeding centraal. De eiseres, een stichting, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, waarin de vergoeding voor de transitievergoeding van de ex-werknemer was vastgesteld op € 8.756,12. De eiseres stelde dat zij recht had op een hogere vergoeding van € 10.381,54, omdat de transitievergoeding ook de periode van de opzegtermijn moest omvatten. De rechtbank behandelde het beroep op 4 november 2021 en oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor het betoog van eiseres dat compensatie kan worden verleend voor de door haar betaalde transitievergoeding over de periode dat het dienstverband in verband met de opzegtermijn langer heeft geduurd. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de toegekende vergoeding correct was vastgesteld door verweerder, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek, dat de hoogte van de compensatievergoeding regelt en stelt dat deze niet hoger kan zijn dan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de periode van loondoorbetaling bij ziekte.