ECLI:NL:RBOVE:2022:429

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
08.029258.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met mes in Kampen

Op 31 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van poging doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en moest een schadevergoeding van € 4.730 aan het slachtoffer betalen. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 11 januari 2020 in Kampen, waar de verdachte de aangever met een mes in de rug en flank stak. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de aangever van het leven te beroven. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten en dat hij instabiel was in zijn maatschappelijk functioneren. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een forse vrijheidsbenemende straf op te leggen, gezien de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die psychische gevolgen ondervond van het geweld. De rechtbank wees ook de schadevergoeding van de benadeelde partij toe, die bestond uit materiële en immateriële schade, en legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/029258-21, 05/244974-19 (TUL) en 08/288559-20 (TUL) (P)
Datum vonnis: 31 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. Koreman en van wat door verdachte en zijn raadslieden
mr. M.G. Pekkeriet-Bischop en mr. H.M. Venselaar, advocaten in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2020 te Kampen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- (met kracht) een lachgastank, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid

en/of geslagen waardoor die [slachtoffer] op de grond kwam te liggen en/of

- (vervolgens) (meermalen) tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer] heeft

geschopt/getrapt en/of

- meermalen met een mes in de rug en/of in de zij, althans in het lichaam van die

[slachtoffer] heeft gestoken/gesneden en/of

- een lachgastank in de richting van die [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Op 11 januari 2020 om ongeveer 01:47 uur vond er in de binnenstad van Kampen op de Burgwal een incident plaats waarbij aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) werd gestoken met een mes.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door hem twee keer te steken. Gelet op de plek van het steken, in de rug en de linkerzij van [slachtoffer] , nabij vitale organen met een mes met een lemmet van bijna 12 centimeter, is volgens de officier sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de overige geweldshandelingen die worden genoemd in de tenlastelegging, omdat zich daarvoor onvoldoende bewijs bevindt in het dossier.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe primair aangevoerd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte degene is geweest die gestoken heeft met het mes. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op basis van de letselverklaring niet kan worden geconcludeerd dat door de steekwonden een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer heeft bestaan, met name niet nu er over de kracht waarmee is gestoken en de beweging waarmee is gestoken geen duidelijkheid is. Omdat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood, moet verdachte worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangever [slachtoffer] heeft op 11 januari 2020 verklaard dat hij in de St Jacobstraat liep en dat door twee jongens werd gezegd dat hij zijn spullen moest afgeven. Toen hij zei dat hij dat niet ging doen, kreeg hij vanuit het niets een klap met een lachgastank tegen zijn hoofd. Hij viel op de grond en hij werd geschopt en geslagen. Aangever heeft verklaard dat hij toen iets in zijn rug voelde dat veel pijn deed, waarna hij is opgestaan en weggerend. Aangever heeft in zijn verklaring van de beide jongens een signalement opgegeven. [2] In het ziekenhuis werd door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, vastgesteld dat aangever op zijn linkerflank een wond had opgelopen van ongeveer 3 centimeter. Op de rug van aangever bevond zich een wond van 1 centimeter, waaronder zich een onderhuidse luchtophoping bevond. De arts heeft daaruit de conclusie getrokken dat het stekende voorwerp de long heeft geraakt. De arts heeft verder geconcludeerd dat de wonden zijn ontstaan door niet al te scherp stekend of priemend geweld. [3] In de jas en de trui van aangever worden op het linker voorpand en het rugpand steekbeschadigingen met bloedsporen aangetroffen, die overeenkomen met de plaats van de wonden. [4]
De politie heeft op de stoep in de Burgwal , op de hoek met de St Jacobstraat , een zwart heft van een mes gevonden en veiliggesteld en bemonsterd. Op de Sint Jacobstraat heeft de politie op het wegdek een zilverkleurig lemmet gevonden en heeft dat veiliggesteld en bemonsterd. [5] Uit een souche-onderzoek naar de beide delen van het mes blijkt dat de delen oorspronkelijk één geheel hebben gevormd. [6] Het NFI heeft de bemonsteringen onderzocht en heeft op het heft een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de kans dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van een onbekende persoon kleiner is dan 1 op 1 miljard. [7] Het DNA-profiel dat is aangetroffen op het lemmet, matcht met het DNA-profiel van aangever, waarbij de kans dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van een onbekende persoon kleiner is dan 1 op 1 miljard. [8]
Aangever heeft op 24 februari 2020 verklaard dat hij in de stad is aangesproken door hem onbekende mensen die hem vertelden dat zij op basis van het in de media verschenen signalement de broers [medeverdachte 1] en [verdachte] als verdachten noemden. [9]
Op grond van de hiervoor weergegeven omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte degene was die aangever in zijn rug en in zijn linkerflank heeft gestoken. De rechtbank heeft daarbij de omstandigheid dat op het mes zowel DNA van verdachte als DNA van het slachtoffer is aangetroffen, zwaar laten meewegen. Hoewel deze omstandigheid schreeuwt om een uitleg, is een verklaring van verdachte hierover uitgebleven. De rechtbank heeft ook verder geen aanknopingspunt om te vermoeden dat een ander dan verdachte het mes in handen heeft gehad tijdens het steken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever tweemaal heeft gestoken met een mes.
Van de overige geweldshandelingen genoemd in de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken, omdat daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
Poging doodslag
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de handelingen van verdachte gekwalificeerd kunnen worden als een poging doodslag.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangever met een steakmes met een lemmet met een lengte van 11,5 centimeter in zijn linkerflank en in zijn rug heeft gestoken. Uit de letselrapportage blijkt dat op het CT-beeld te zien is dat er op de plaats van de wond op de rug een onderhuidse luchtophoping te zien is. De arts heeft daaruit geconcludeerd dat de steekwond zodanig diep is geweest dat de punt van het stekende voorwerp de long heeft kunnen bereiken en raken, waardoor er lucht is vrijgekomen vanuit de long. Gelet op de diepte van de wond en het afbreken van het mes, in combinatie met de conclusie van de arts dat de wonden zijn ontstaan door
niet al te scherpstekend of priemend geweld is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte met enige kracht het steakmes in het lichaam van zijn slachtoffer heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam een essentieel en kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, waarin zich vitale organen bevinden. Het meermalen met enige kracht en diep steken in het bovenlichaam is dermate gevaarzettend, dat de aanmerkelijke kans (in de zin van een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid) bestaat dat de voor het leven van het slachtoffer vitale organen beschadigd worden en de dood zal intreden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het tot twee keer toe steken in het bovenlichaam met genoemd mes, de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer voor lief heeft genomen en aldus de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 januari 2020 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de rug en in de zij van die [slachtoffer] heeft gestoken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit verdachte voor het ten laste gelegde vrij te spreken en subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de eis van de officier van justitie te matigen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag, door [slachtoffer] twee keer te steken met een mes. Verdachte heeft aldus ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Naast het lichamelijke letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen, leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt dat het incident bij [slachtoffer] diepe emotionele sporen heeft nagelaten. [slachtoffer] heeft paniekaanvallen, is schrikachtig en voelt zich niet meer veilig op straat.
Een feit als dit zorgt bovendien voor maatschappelijke onrust en heeft invloed op het veiligheidsgevoel van de samenleving in het algemeen. Het incident speelde zich af op de openbare weg, waardoor getuigen die daar op dat moment aanwezig waren ongewild zijn geconfronteerd met het gewelddadige handelen van verdachte. Dat jongvolwassenen zoals verdachte met een mes op zak op pad gaan, als gevolg waarvan de kans op dit soort handelen wordt vergroot, moet ten zeerste ontmoedigd worden.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Verdachte is nota bene een dag voor de hier bewezen poging doodslag nog verschenen voor de politierechter in Zwolle en veroordeeld wegens mishandeling. Dat heeft hem kennelijk niet ervan weerhouden om opnieuw geweld te plegen. Daarnaast blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie dat verdachte ook is veroordeeld op een datum die ligt na de pleegdatum van onderhavig bewezen feit, waardoor toepassing gegeven dient te worden aan artikel 63 Sr.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 13 januari 2022, waarin de reclassering haar zorgen over verdachte uit. Verdachte is instabiel in zijn maatschappelijk functioneren: hij heeft geen stabiele huisvesting, hij heeft geen werk of een andere vorm van dagbesteding, hij heeft schulden en hij heeft geen steunend sociaal netwerk. Verdachte is gediagnosticeerd met ADD en heeft moeite met concentratie, plannen en organiseren en daardoor met het zich houden aan afspraken. De reclassering is van mening dat psychodiagnostisch onderzoek naar de problematiek en de daaruit voortvloeiende behandeling en ondersteuning bij de maatschappelijke problematiek noodzakelijk is. Verdachte heeft echter al diverse toezichten doorlopen en deze werden allen negatief geretourneerd. De reclassering heeft grote vraagtekens of met de huidige proceshouding van verdachte een traject van onderzoek en behandeling kans van slagen heeft en voldoende handvatten zal bieden voor begeleiding. Vooralsnog ziet de reclassering onvoldoende mogelijkheden voor een hulpverleningstraject binnen een voorwaardelijk strafdeel. De reclassering schat het risico op recidive in op hoog, mede omdat verdachte al op jonge leeftijd begon met zijn criminele carrière, waarin hij zowel openlijk als heimelijke delicten pleegde. Als gevolg van zijn ADD-problematiek en zorgmijdende houding schat de reclassering ook het risico op onttrekken aan voorwaarden in op hoog. De reclassering adviseert bij een veroordeling verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Strafoplegging
Het handelen van verdachte de ernst van het feit en eerdere veroordelingen die hem niet van dit geweldsdelict hebben weerhouden, brengen de rechtbank tot het oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met een forse vrijheidsbenemende straf. Alle omstandigheden meegewogen en gelet op straffen die in gelijksoortige zaken zijn opgelegd acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 4.730,00 (vierduizendzevenhonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- beschadigde kleding (jas, trui en pet) € 730,00;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering integraal toe te wijzen. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en de kosten zijn gemaakt als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen tot een bedrag van € 4.730,00 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 11 januari 2020, de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 57 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vorderingen tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen tenuitvoerlegging in de zaken met de parketnummers 05/244974-19 en 08/288559-20 zullen worden afgewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om afwijzing van de vordering in de zaak met parketnummer 05/244974-19 verzocht en heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering in de zaak met parketnummer 08/288559-20.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de beide vorderingen van de officier van justitie moeten worden afgewezen, omdat beide veroordelingen hebben plaatsgevonden na de pleegdatum van het nu bewezen feit.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van € 4.730,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2020;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4,730,00, (zegge: vierduizendzevenhonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 57 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
-
wijstde vorderingen in de zaken met parketnummers 05/244974-19 en 08/288559-20
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtrecherche IJsselland met dossiernummer PL0600-2021041865/Onderzoek AREND/ON1R020003. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 11 januari 2020, pagina’s 126 tot en met 128.
3.Een geschrift zijnde een letselverklaring van de GGD IJsselland van 11 januari 2020, pagina’s 157 tot en met 159.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek aan sporen van 12 januari 2020, pagina 186.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2020, pagina’s 178 tot en met 180 en proces-verbaal forensisch onderzoek aan sporen van 12 januari 2020, pagina’s 185 tot en met 188 .
6.Proces-verbaal betreffende souche-onderzoek van 8 juli 2020, pagina 136.
7.Een geschrift zijnde een DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Kampen op 11 januari 2020, pagina 198.
8.Een geschrift zijnde een DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Kampen op 11 januari 2020, pagina 198.
9.Proces-verbaal van bevindingen telefoongesprek aanvulling aangever [slachtoffer] van 26 februari 2020, pagina 136.