Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 maart 2022,
- de aanvullende producties van [eiser],
- de mondelinge behandeling van 8 juni 2022, die plaatsgevonden heeft met gebruikmaking van Teams en ter gelegenheid waarvan namens [eiser] spreekaantekeningen in het geding gebracht zijn.
2.De feiten
7 juli 2021 heeft deze rechtbank onder meer het verzet ongegrond verklaard en het verstekvonnis van 9 december 2020 bevestigd. De rechtbank heeft de vordering in reconventie van North to South afgewezen en North to South in conventie veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure en in reconventie in de proceskosten.
3.De vordering
22 maart 2021 was verstreken), subsidiair vanaf 15 december 2021 (zijnde de dag nadat de uiterste betalingsdatum uit de sommatiebrieven van 7 december 2021 was verstreken) en meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4.Het verweer
5.De beoordeling
artikel 99 Rv is deze rechtbank bevoegd om van de zaak gericht tegen North and South Holding kennis te nemen en op grond van artikel 107 Rv ook van de zaak voor zover gericht tegen [woonplaats].
6.De beslissing
7 september 2022voor het nemen van een akte door [eiser], waarin deze omschrijft wat de grondslag is naar Pools recht van zijn vordering in al haar onderdelen;