Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
telkens opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- het 4de kwartaal 2018 (DOC-007, p. 194) en/of
- het 1ste kwartaal 2019 (DOC-008, p. 198) en/of
- het 2de kwartaal 2019 (DOC-007, p. 202) en/of
- het 3de kwartaal 2019 (DOC-007, p. 206);
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [bedrijf 1] B.V., althans de fiscale eenheid voor de omzetbelasting waarvan zij deel uitmaakt, over het vierde kwartaal 2018 tot en met het derde kwartaal 2019, althans één of meer tijdsvak(ken) in 2018 en/of 2019;
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/ Belastingdienst Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
- het 4de kwartaal 2018 (DOC-007, p. 194) en/of
- het 1ste kwartaal 2019 (DOC-008, p. 198) en/of
- het 2de kwartaal 2019 (DOC-007, p. 202) en/of
- het 3de kwartaal 2019 (DOC-007, p. 206);
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [bedrijf 2] B.V., althans de fiscale eenheid voor de omzetbelasting waarvan zij deel uitmaakt, over het vierde kwartaal 2018 tot en met het derde kwartaal 2019, althans één of meer tijdsvak(ken) in 2018 en/of 2019;
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/ Belastingdienst Apeldoorn,
telkens opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- het 4de kwartaal 2018 (DOC-007, p. 194) en/of
- het 1ste kwartaal 2019 (DOC-008, p. 198) en/of
- het 2de kwartaal 2019 (DOC-007, p. 202) en/of
- het 3de kwartaal 2019 (DOC-007, p. 206);
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [bedrijf 3] B.V., althans de fiscale eenheid voor de omzetbelasting waarvan zij deel uitmaakt, over het vierde kwartaal 2018 tot en met het derde kwartaal 2019, althans één of meer tijdsvak(ken) in 2018 en/of 2019;
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Apeldoorn,
telkens opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- het 4de kwartaal 2018 (DOC-007, p. 194) en/of
- het 1ste kwartaal 2019 (DOC-008, p. 198) en/of
- het 2de kwartaal 2019 (DOC-007, p. 202) en/of
- het 3de kwartaal 2019 (DOC-007, p. 206);
een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name gesteld van [bedrijf 4] B.V., althans de fiscale eenheid voor de omzetbelasting waarvan zij deel uitmaakt, over het vierde kwartaal 2018 tot en met het derde kwartaal 2019, althans één of meer tijdsvak(ken) in 2018 en/of 2019;
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der Belastingen/ Belastingdienst Apeldoorn,
tot het plegen van welk(e) boven omschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
3.De voorvragen
artikel 69 lid 3 AWR, omdat verdachte nog voordat de FIOD werd betrokken, aan eencontrolemedewerker van de Belastingdienst (de heer [naam 1]) inlichtingen heeft verstrekt waaruit bleek dat het niet goed zat met de grootboekrekening. De raadsman doelt hierbij op een gesprek op 8 oktober 2019 tussen verdachte en controleambtenaar de heer [naam 1] bij aanvang van het boekenonderzoek, waarin verdachte had medegedeeld dat zijn financieel adviseur de heer [naam 2] een verbeterde aansluitberekening over het jaar 2017 had gemaakt omdat er € 151.636,-- te weinig aan omzetbelasting aangegeven en afgedragen zou zijn.
4.De bewijsoverwegingen
- in kwartaal 4 van 2018 had verdachte € 46.070,-- aan voorbelasting mogen claimen, zodat € 38.582,-- (€ 84.652 -/- € 46.070) ten onrechte aan voorbelasting is geclaimd;
- in kwartaal 1 van 2019 had verdachte € 47.009,-- aan voorbelasting mogen claimen, zodat € 47.066,-- (€ 94.075 -/- € 47.009) ten onrechte aan voorbelasting is geclaimd;
- in kwartaal 2 van 2019 had verdachte € 54.507,-- aan voorbelasting mogen claimen, zodat € 26.511,-- (€ 81.018 -/- € 54.507) ten onrechte aan voorbelasting is geclaimd;
- in kwartaal 3 van 2019 had verdachte € 43.435,-- aan voorbelasting mogen claimen, zodat € 40.976,-- (€ 84.411 -/- € 43.435) ten onrechte aan voorbelasting is geclaimd.
€ 172.251,--( € 153.135 + € 19.116) aan terug te vragen/te betalen omzetbelasting is opgegeven.
- het 4de kwartaal 2018 en
- het 1ste kwartaal 2019 en
- het 2de kwartaal 2019 en
- het 3de kwartaal 2019;
immers heeft [bedrijf 1] B.V. telkens opzettelijk in de ingediende aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting
en een onjuist bedrag terug te vragen/te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl die feiten er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
- het 4de kwartaal 2018 en
- het 1ste kwartaal 2019 en
- het 2de kwartaal 2019 en
- het 3de kwartaal 2019;
immers heeft [bedrijf 1] B.V. telkens opzettelijk in de ingediende aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting
en een onjuist bedrag terug te vragen/te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl die feiten er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
- het 4de kwartaal 2018 en
- het 1ste kwartaal 2019 en
- het 2de kwartaal 2019 en
- het 3de kwartaal 2019;
immers heeft [bedrijf 1] B.V. telkens opzettelijk in de ingediende aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting
en een onjuist bedrag terug te vragen/te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl die feiten er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
- het 4de kwartaal 2018 en
- het 1ste kwartaal 2019 en
- het 2de kwartaal 2019 en
- het 3de kwartaal 2019;
immers heeft [bedrijf 1] B.V. telkens opzettelijk in de ingediende aangiften een onjuist bedrag aan voorbelasting en/of een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting
en een onjuist bedrag terug te vragen/te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl die feiten er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte:
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdentachtig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.