ECLI:NL:RBOVE:2022:4099

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
08.138540-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging op het Hanzeplein te Kampen

De rechtbank Overijssel heeft op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 december 2019 in Kampen openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte is schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten deel uitmaakte van een groep van ongeveer 20 personen die betrokken was bij een vechtpartij op het Hanzeplein. De verdachte heeft actief deelgenomen aan het geweld, waarbij hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen heeft geslagen en geschopt, met als gevolg ernstig letsel voor [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en het betalen van een schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij een deel van de vorderingen is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de immateriële schade van [slachtoffer 1] vastgesteld op € 2.000,00 en die van [slachtoffer 2] op € 500,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.138540-20 (P)
Datum vonnis: 30 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Postma en van wat door verdachte en zijn haar raadsman mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 31 december 2019 in Kampen samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 31 december 2019 te Kampen openlijk, te weten, op/aan het Hanzeplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) persoon/personen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of
- een bierflesje op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het gooien van een bierflesje op het hoofd dan wel lichaam van [slachtoffer 1] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de verdachte bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweldsincident.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is op 31 december 2019 op het Hanzeplein te Kampen samen met onder meer medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Verdachte en medeverdachten maken deel uit van een groep van ongeveer 20 personen die ter gelegenheid van oud en nieuw carbid schieten. Op enig moment ontstaat een discussie tussen de groep en twee jongens, die op dezelfde locatie carbid willen schieten, maar die geen vergunning daarvoor zouden hebben geregeld. Een van die jongens betreft de stiefzoon van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). De discussie wordt niet opgelost en [slachtoffer 2] komt samen met zijn broer [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) ter plaatse. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] spreken de groep aan en binnen korte tijd escaleert de situatie. Een gevecht ontstaat tussen aan de ene kant de groep waarvan verdachte en medeverdachten deel uit maken en aan de andere kant [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de groep waar verdachte mee is [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] meermaals tegen het gezicht slaat en [slachtoffer 1] , terwijl hij op de grond ligt, tegen het gezicht en hoofd trapt en schopt. De berichten die worden gedeeld in een WhatsApp-groep, waarvan verdachte en zijn medeverdachten deelnemer zijn, bieden ondersteunend bewijs voor het plegen van geweld door verdachte en zijn medeverdachten. Zo deelt medeverdachte [medeverdachte 1] op 31 december 2019 een bericht waarin staat “s[o]rry dat ik dit gedaan heb” en “hoop dat jullie mij vergeven” en op 2 januari 2020 “Mijn naam niet noemen”. Diezelfde dag stuurt verdachte een bericht, waarin staat “iedereen moet beetje zelfde verhaal hebben niet dat we straks daar zitten en iedereen lult iets anders”. [medeverdachte 2] deelt verder op 28 februari 2020, nadat hij als getuige is gehoord, het bericht “Ik moest ook namen noemen daarvan maar heb gezegd dat we onderling geen namen zouden noemen”.
[slachtoffer 1] heeft als gevolg van de geweldshandelingen fors hoofdletsel opgelopen, waaronder een kleine bloeding tussen hersenvlies en schedel en een hersenschudding
Openlijke geweldpleging
Van het ‘in vereniging’ plegen van geweld is sprake als verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. De bijdrage zelf hoeft niet van gewelddadige aard te zijn. Bovendien moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld tegen (in dit geval) personen. Voor een nauwe en bewuste samenwerking is niet vereist dat de medeplegers op hetzelfde moment starten met het toepassen van geweld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, hoewel hij zelf ontkent, zich schuldig gemaakt aan het plegen van geweld in vereniging. De bijdrage van verdachte aan het geweld dat de groep met wie hij was heeft gepleegd, is significant en wezenlijk. Verdachte heeft actief deelgenomen aan de vechtpartij tussen de groep en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte tot twee keer toe een enorme trap tegen zijn hoofd aangaf. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] [slachtoffer 1] een keer knock-out hebben geslagen en dat verdachte met anderen zeker wel drie keer op [slachtoffer 1] heeft ingetrapt, terwijl hij op de grond lag. Verder verklaart getuige [getuige 2] dat hij duidelijk zag dat verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] flink op [slachtoffer 1] aan het in trappen waren, terwijl hij op de grond lag. [slachtoffer 2] verklaart daarnaast dat verdachte hem een vuistslag in zijn gezicht gaf. Deze verklaring vindt ondersteuning in de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte [slachtoffer 2] een harde klap tegen het hoofd gaf en de getuigenverklaring van [getuige 2] dat hij zag dat verdachte [slachtoffer 2] een klap gaf. De rechtbank leidt uit dit handelen van verdachte af dat hij opzet heeft gehad op het geweld en op het samen plegen van dat geweld. Omdat sprake is van openlijk geweld is verdachte verantwoordelijk voor zijn eigen handelen én voor het handelen van degenen met wie hij dat geweld gepleegd heeft, zoals het handelen van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2019 te Kampen openlijk, te weten, aan het Hanzeplein, op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] meermalen tegen het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het gezicht en het hoofd te slaan en
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag meermalen tegen het hoofd te trappen en te schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 150 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Het incident heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een discussie tussen de groep met wie verdachte was en de stiefzoon van [slachtoffer 2] . Op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de groep hierover benaderen, ontstaat een vechtpartij, waarbij verdachte samen met anderen geweldshandelingen heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het geweld (in een evidente overtalsituatie) is in overwegende mate gericht geweest op het gezicht en hoofd van de slachtoffers waardoor met name [slachtoffer 1] ernstig hoofdletsel heeft opgelopen. Door zo te handelen, zonder dat daarvoor van enige noodzaak is gebleken, hebben verdachte en de groep met wie hij was een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 4 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder strafbeschikkingen heeft voldaan voor verkeersfeiten.
De reclassering heeft verdachte meermaals bij brief dan wel telefonisch verzocht om contact op te nemen, maar heeft geen contact met verdachte kunnen krijgen. Ter zitting heeft verdachte gesproken over zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte werkt veel en heeft zijn leven op orde. Hij heeft geen behoefte aan bemoeienis van de reclassering.
De rechtbank houdt rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte.
Overschrijding van de redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren, nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578). De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in dit geval met bijna drie maanden is overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank moet deze overschrijding in de strafmodaliteit worden verdisconteerd.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit en de proceshouding van verdachte – geen openheid van zaken geven en verantwoordelijkheid nemen – in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet op de persoon van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank het echter passend en geboden om verdachte een taakstraf op te leggen van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 13.501,45 [dertienduizendvijfhonderdeneen euro en vijfenveertig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade van € 3.501,45 bestaat uit de volgende posten:
- € 250,00 (kleding);
- € 380,00 ( eigen risico);
- € 210,00 ( inkomensverlies vriendin);
- € 100,00 ( benzinekosten en parkeerkosten;
- € 2.561,45 (€ 1.393,26 + 1.168,19) begroting kunstgebit.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
De officier van justitie vordert toewijzing van de gevorderde materiele schadevergoeding, behoudens het opgevoerde inkomensverlies van de vriendin van [slachtoffer 1] . De immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd.
De raadsvrouw verzoekt om niet-ontvankelijkverklaring van de vordering vanwege een gebrek aan onderbouwing. Het causaal verband tussen opgevoerde tandartskosten en het handelen van verdachte is niet komen vast te staan en ook de overige schadeposten zijn niet onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
De gestelde materiële schade is onvoldoende onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. De rechtbank kan met de huidige onderliggende stukken niet vaststellen wat de exacte schade aan het gebit was en in hoeverre de noodzaak tot een volledig kunstgebit een rechtstreeks gevolg is geweest van het geweld. Daar komt bij dat de overige opgevoerde materiële schadeposten met de bijgevoegde stukken en gemotiveerde betwisting onvoldoende zijn onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt deze naar billijkheid vast op € 2.000,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en voor het overige afwijzen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2] .
De raadsvrouw verzoekt om niet-ontvankelijkverklaring van de vordering vanwege een gebrek aan onderbouwing.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt deze naar billijkheid vast op € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en voor het overige afwijzen.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 62 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.000,00 (tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2019, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af tot een bedrag van
€ 8.000,00;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 3.501,45 niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]af tot een bedrag van
€ 1.000,00
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 500,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2019, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PLO600-2020171324. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 9-16):
(…)
Plaats delict : Hanzeplein, 8262 WN Kampen
Pleegdatum/tijd : Tussen dinsdag 31 december 2019 om 16:30 uur en dinsdag
31 december 2019 om 17:00 uur
(…) ik zag dat beide mannen tegelijk mijn broer [slachtoffer 2] een harde klap tegen de beide zijdes van zijn hoofd gaven. (…) Eén van deze twee mannen was [verdachte] . (…)
Vervolgens verstapte ik mij en ik zakte door mijn knieën. Dit zag [verdachte] gebeuren en
direct voelde ik een enorme karate trap tegen mijn gezicht aan. (…) Ik kwam door deze trap op de grond te liggen. (…) Direct hierop begon de hele groep op mij in te stampen. (…) alle schoppen waren op mijn gezicht /hoofd gericht. (…)
Ik krabbelde weer wat overeind en toen voelde ik weer dat [verdachte] een gigantische trap
tegen mijn hoofd aan gaf en weer begon de hele groep mij te trappen. (…)
(…)
Letselrapportage
(…)
naam [slachtoffer 1]
voornamen [slachtoffer 1]
(…)
hoofd 1/ bloeduitstorting rondom beide ogen (rechts meer dan links)
2/ open huidwond nabij linker oog (gesloten met steristrips)
3/ bloeding in het oogwit van beide ogen
4/ zwelling en drukpijn door kneuzing en onderhuids bloedverlies jukbeen rechts
5/ bloeding door wondje in linker gehoorgang; trommelvlies intact
6/ ontdekt met CT-scan: kleine bloeding tussen hersenvlies en schedel rechts aan de
voorzijde van het hoofd (een zgn. subdurale bloeding)
7/ hersenschudding
8/ enkele tanden zijn uitgeslagen (niet nader gespecificeerd)
nek/hals 9/ nek is pijnlijk maar op CT-scan zijn geen breuken of inwendig letsel te zien conclusie: kneuzing nek
(...)
heup 10/ voor SO pijnlijke schaafplek en bloeduitstorting op linker heup / bil (…)
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 12 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 22-25):
(…)
Plaats delict : Hanzeplein, Kampen
Pleegdatum/tijd : Tussen dinsdag 31 december 2019 om 17:00 uur en dinsdag
31 december 2019 om 17:05 uur
(…) Deze groep was ongeveer 25 a 30 man denk ik. (…) kreeg ik twee klappen in mijn gezicht. Dit waren vuistslagen van zowel [verdachte] als van deze [medeverdachte 3] . Deze klappen kreeg ik op mijn rechter hoofd ter hoogte van mijn slaap. (…)
Ik zag hierop dat mijn broer vol te grazen werd genomen. (…) Terwijl hij viel en op de grond terecht kwam werd er volop op min broer ingeslagen en geschopt. (…) Ik en mijn broer werden hierop samen door de hele groep aangevallen en geslagen en geschopt. (…)
Ik kreeg klappen op mijn hoofd van iedereen uit die groep. Mijn broer werd ook door iedereen geslagen. (…) Wel was een lange jongen bij die mij geslagen heeft. Dit is volgens mij [verdachte] . (…) Ook was er een Turkse jongen bij die dus mogelijk [medeverdachte 3]
zou heten. (…) Daarnaast was er een jongen in een Ajax pak waarvan ik de naam niet weet. (…)
Ik zelf had een tweetal sneetjes bij mijn oor en een blauw oog. (…)
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige van [getuige 2] van 5 februari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 52-60):
(…) Ik zag dat [slachtoffer 2] de eerste klap kreeg van [verdachte] . (…)
Toen [verdachte] de eerste klap gaf op het gezicht van [slachtoffer 2] , zag ik dat [medeverdachte 3] meteen ook
een klap gaf tegen [slachtoffer 2] . (…) Ik zag dat [medeverdachte 2] ook een klap tegen [slachtoffer 2] gaf. (…)
Op moment dat [slachtoffer 1] op kwam voor [slachtoffer 2] , begon de groep zich te richten tegen hem.
(…) Terwijl hij op de grond lag, zag ik dat er meerdere mensen op hem in gingen
trappen. Ik zag duidelijk dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] flink op hem aan het in trappen
waren. (…)
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 9 februari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 65-67):

(…) Ik heb gezien dat [medeverdachte 1] die broer van die stiefvader helemaal in elkaar heeft geslagen. Hij sloeg door tot dat hij op de grond lag. (…) Ik heb net op mijn Instagram account gekeken, ik zag dat de en [medeverdachte 1] van achternaam [medeverdachte 1] heet. Hij heeft dus als eerste gelagen. (…)

5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina's 83-85):
(…) Op 31 december 2019 was ik op het Hanzeplein. Ik was onder andere samen met [verdachte] van de [verdachte] (…) [medeverdachte 2] (…) We waren daar een groep van 15 man. (…)
Ik zag dat er een paar jongens uit onze groep (…) de twee mannen knock out hebben geslagen. (…) Al snel vlogen er misschien wel 10 man op die twee oudere mannen af. (…)
Ik heb gezien dat [medeverdachte 2] met zijn gebalde vuist een klap op het hoofd/ gezicht
van een van de mannen gaf (…) Ik zag dat [verdachte] ook met zijn gebalde vuist die ander man knock out sloeg. (…) ik zag dat die dikkere man tot drie keer toe knock out werd geslagen, één keer door [medeverdachte 2] , één keer door [verdachte] (…)
Ik zag dat die dikke man weer op stond en ik zag dat hij voor de derde keer knock out
werd geslagen (…) Ik zag dat die dikke man op de grond viel (…) Ik zag dat er door ongeveer 6 jongens, waarvan ik niet alle namen van weet, op hem werd ingetrapt. Ik weet dat [verdachte] en [medeverdachte 2] daadwerkelijk, zeker wel drie keer op hem hebben ingetrapt. (…) Ik weet een jongen die [medeverdachte 3] heet ook in de tent op die mannen had ingeslagen (…)
Ik heb wel dagelijks contact met die jongens, het zijn mijn vrienden (…)
6. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 10 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina's 126-131):
(…)
V: Die dikke man (…) Hoe vaak hem jij hem met je gebalde vuist geslagen?A:Zoals ik gisteren verklaarde denk ik 2 tot 3 keer. (…)
7. Het proces-verbaal van bevindingen van 28 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 134-168)
(…)
Foto 5: Whatsapp groep met onderstaande deelnemers> Pagina 3 t/m 27
Whatsapp groep: Deelnemers
[telefoonnummer 1] [medeverdachte 2] ,
(…)
[telefoonnummer 2] [medeverdachte 1] (owner),
(…)
[telefoonnummer 3] [verdachte] ,
(…)
[telefoonnummer 4] [medeverdachte 3] ,
(…)
[Afbeelding]
(…)
[Afbeelding]
(…)
[Afbeelding]
8. Het proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2020 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 309-337):
(…)
Foto 3: Deelnemers Whatsapp groep 2k20
(…)
[Afbeelding]
(…)
[Afbeelding]