Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
feit 1 primair), poging tot zware mishandeling (
feit 1 subsidiair) of mishandeling
(feit 1 meer subsidiair) en de auto van die [slachtoffer] heeft beschadigd (
feit 2).
3.De voorvragen
4.De bewijsmotivering
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
poging tot zware mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, beschadigen.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelde
- de reparatiekosten van de barst in het telefoonscherm € 249,--;
- de reparatiekosten van de deuk in de auto € 1400,--;
- ziektekosten 2021 en 2022 € 38,56.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
poging tot zware mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, beschadigen;
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardendat verdachte op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1969, wondende aan de [woonplaats 2] ;
politieop om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden;
benadeelde partij [slachtoffer]ten aanzien van het onder 1 subsidiair en het onder 2 bewezen verklaarde toe tot een bedrag van
€ 4.687,56, bestaande uit materiële en immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 4.687,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2021;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de onder 1 en de onder 2 bewezen verklaard feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
56 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
overige niet-ontvankelijkis in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.