In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel misbruiken van de dochters van zijn ex-partner, respectievelijk 8 en 9 jaar oud. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van de slachtoffers waren niet overtuigend genoeg, mede omdat er geen objectief bewijs was, zoals getuigenverklaringen van onafhankelijke derden of forensisch bewijs. De rechtbank wees op de mogelijkheid dat de verklaringen van de meisjes beïnvloed konden zijn door hun omgeving, wat leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van hun getuigenissen. Hierdoor kon de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte de misdrijven had gepleegd.
Daarnaast heeft de moeder van de slachtoffers zich als benadeelde partij gevoegd in het proces en een schadevergoeding geëist van € 10.000 voor immateriële schade. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, wat betekent dat zij haar schadevergoeding alleen via de civiele rechter kan eisen. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.