ECLI:NL:RBOVE:2022:4065

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
84.003391.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben en opslaan van illegaal vuurwerk met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

De Rechtbank Overijssel heeft op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben en opslaan van illegaal vuurwerk. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in Enschede, werd beschuldigd van het opslaan van 550 stuks knalvuurwerk, 8 shells en 1,6 kg knalstreng in haar woning op 30 december 2020. Tijdens de openbare terechtzitting op 21 februari 2022 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.A. van der Vliet, en de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs en heeft het ten laste gelegde feit bekend.

De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van bevindingen en het onderzoek ter terechtzitting, de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is op grond van de Wet Milieubeheer en de Wet economische delicten. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden geëist, wat de verdachte ook accepteerde.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte onvoldoende rekening heeft gehouden met de risico's van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en dat dit ernstige gevolgen kan hebben voor de omgeving. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.003391.22 (P)
Datum vonnis: 7 maart 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.A. van der Vliet en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk professioneel vuurwerk (550 stuks knalvuurwerk, 8 shells en een knalstreng van 1,6 kilogram) in haar woning heeft opgeslagen/voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 30 december 2020 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 550 stuks knalvuurwerk (Spanish cracker-C, AB29, Chooêt, p. 25 proces-verbaal), en/of
- 8 stuks shells (SF5013, Shangli Sunsong Import & Export, p. 30 proces-verbaal), en/of
- 1,6 kg knalstreng (White Dragon, 02067, Chi, p. 35 proces-verbaal),
althans één of meer stuks knalvuurwerk en/of shells (mortierbommen) en/of één of meer kilogram(men) knalstreng,
in een woning gelegen aan [woonplaats] heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting geen verweer ten aanzien van het bewijs gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • Een proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2021 (pag. 3);
  • een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 21 februari 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 30 december 2020 te Enschede, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 550 stuks knalvuurwerk (Spanish cracker-C, AB29, Chooêt), en
- 8 stuks shells (SF5013, Shangli Sunsong Import & Export, en
- 1,6 kg knalstreng (White Dragon, 02067, Chi),
in een woning gelegen aan [woonplaats] heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer gelezen in samenhang met artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten.. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uur wordt opgelegd. Daarnaast dient aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden te worden opgelegd, waarbij een proeftijd van twee jaren geldt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft naar voren gebracht dat zij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een hoeveelheid professioneel vuurwerk in haar woning opgeslagen en voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat het opslaan en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, ernstig gevaar voor de omgeving (mens en milieu) kan opleveren. Daarom is het voorhanden hebben en gebruik ervan alleen toegestaan aan personen met gespecialiseerde kennis. Verdachte heeft zich van deze risico’s onvoldoende rekenschap gegeven en de rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 10 januari 2022 blijkt dat verdachte geen relevante documentatie heeft.
Verder heeft de rechtbank oog gehad voor de omstandigheid dat, zoals ter zitting is gebleken, de strafzaak en de potentiële uitkomst daarvan een zware wissel heeft getrokken op verdachte, die daarnaast kampt met mentale problematiek als gevolg van de zorgen die zij heeft over de gezondheid van meerdere van haar gezinsleden.
Alles overwegend, en mede in acht nemend dat verdachte een dienstverband heeft, is de rechtbank van oordeel, conform de eis van de officier van justitie, dat passend en geboden is om aan verdachte op te leggen een taakstraf van 100 uur, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2022.
Mr. Wentink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020612052. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.