ECLI:NL:RBOVE:2022:4060

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
08-963631-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van crimineel verkregen goederen en bijdrage aan criminaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981, die beschuldigd werd van opzetheling van crimineel verkregen goederen. De verdachte werd ervan verdacht in de periode van 29 mei 2017 tot en met 13 november 2018 in Hoensbroek, meermalen kosten van levensonderhoud, geld en luxe bestedingen te hebben verworven, terwijl zij wist dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd op openbare terechtzittingen op 24 en 31 mei 2022, waarbij de officier van justitie, mr. Y. Oosterhof, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. F.A.G.M. Landerloo, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft een vordering ingediend, waarin hij stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit van opzetheling. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, omdat zij gedurende anderhalf jaar opzettelijk heeft geprofiteerd van de criminele gelden van haar man, wat heeft bijgedragen aan de instandhouding en verhulling van criminaliteit.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de blanco justitiële documentatie van de verdachte en heeft besloten geen voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank heeft de taakstraf als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de relevante wettelijke voorschriften.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963631-18 (P)
Datum vonnis: 14 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 en 31 mei 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, primair, op neer dat verdachte
kosten van levensonderhoud, geld, vakantiereizen of luxe bestedingen opzettelijk heeft geheeld in de periode van 29 mei 2017 tot en met 13 november 2018 in Hoensbroek. Subsidiair is dit als schuldheling ten laste gelegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij in of omstreeks de periode van 29 mei 2017 tot en met 13 november 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, meermalen, althans eenmaal kosten van levensonderhoud en/of geld en/of vakantiereizen en/of luxe bestedingen, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij in of omstreeks de periode van 29 mei 2017 tot en met 13 november 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal kosten van levensonderhoud en/of geld en/of vakantiereizen en/of luxe bestedingen, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Deze zaak heeft betrekking op het onderzoek naar de personen achter de vendor (aanbieder) ‘ [betrokkene] ’. [betrokkene] biedt op grote schaal softdrugs aan via websites die niet via het reguliere internet te bereiken zijn, maar via zogenoemde darkmarkets en het darkweb. Over de hele wereld konden klanten meerdere soorten wiet en hasj bij [betrokkene] bestellen. Op hun eigen webpagina meldt [betrokkene] dat men sinds 2013 actief is en noemt men zichzelf de grootste online coffeeshop ter wereld. De verdovende middelen werden verstuurd via reguliere brieven of postpakketten of verstopt in kleine producten. Onder anderen de man van verdachte wordt door het Openbaar Ministerie verdacht van betrokkenheid bij [betrokkene] . Verdachte wordt door het Openbaar Ministerie verdacht van het helen van de criminele gelden van haar man.
Raamwerkovereenkomst met procesafspraken
De officier van justitie heeft op 29 november 2021 aangekondigd dat zij op verzoek van de verdediging onderzoekt of het mogelijk is tot procesafspraken te komen. Het Openbaar Ministerie heeft daarop een overeenkomst gesloten met verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De overeenkomst is door de officier van justitie ondertekend op 17 mei 2022 en door verdachte op 20 mei 2022. De rechtbank heeft de ondertekende overeenkomst en het gespreksverslag bij e-mail van 23 mei 2022 ontvangen. De rechtbank komt onder paragraaf 7.1 terug op deze overeenkomst.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 29 mei 2017 tot en met 13 november 2018 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, meermalen, kosten van levensonderhoud en/of geld en/of vakantiereizen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
opzetheling, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Inleiding
Het Openbaar Ministerie heeft een overeenkomst gesloten met verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Partijen hebben de overeenkomst aan de rechtbank overgelegd. De inhoud van de overeenkomst maakt deel uit van het dossier en de officier van justitie en de verdediging hebben conform de afspraken gerekwireerd en gepleit.
Het belang voor verdachten om een overeenkomst te sluiten is dat de op te leggen straf zo laag mogelijk zal zijn. Het belang van het Openbaar Ministerie, en daarmee het maatschappelijk belang, is het afronden van een omvangrijke strafzaak. Door die afronding kan het Openbaar Ministerie zijn capaciteit, zowel medewerkers als geld, inzetten voor andere onderzoeken.
De rechtbank is geen partij bij de overeenkomst en is niet aan de overeenkomst gebonden. Anders dan bij de ontnemingsprocedure, kent de wet geen mogelijkheid de strafzaak te schikken na het aanbrengen van de zaak bij de rechtbank. Jurisprudentie van de Hoge Raad schrijft voor dat indien de rechtbank een hogere straf oplegt dan geëist, dit nader gemotiveerd moet worden. Dit is niet anders in de situatie waarin het gaat om een overeengekomen strafeis.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert conform de procesafspraken aan verdachte een taakstraf van 240 uren op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank de procesafspraken te volgen.
7.4
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende anderhalf jaar opzettelijk kosten van levensonderhoud, geld en/of vakantiereizen geheeld. Verdachte heeft geprofiteerd van de criminele gelden van haar man door onder andere met die verdiensten in haar levensonderhoud te voorzien en naar Turkije op vakantie te gaan. Verdachte heeft op deze wijze bijgedragen aan de instandhouding en verhulling van criminaliteit. Verdachte heeft daarbij alleen oog gehad voor haar eigen financiële gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de blanco justitiële documentatie van verdachte van 13 mei 2022.
De rechtbank komt tot een andere strafoplegging dan in de procesafspraken is opgenomen. De rechtbank beseft dat het voor de buitenwereld bevreemdend kan zijn dat de rechtbank tot een lagere straf komt dan de verdachte bereid is te accepteren. De rechtbank heeft echter de taak om feiten te bestraffen op een wijze die passend en geboden is, en daarmee de doelen vergelding en preventie na te streven. Het is dus niet de bedoeling verdachte onnodig zwaar(der) te straffen. Verdachte heeft niet eerder -ook niet na haar aanhouding in deze zaak- een straf opgelegd gekregen voor een strafbaar feit en is daardoor een ‘first offender’. De rechtbank ziet gelet daarop geen aanleiding een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. De rechtbank acht een taakstraf van 240 uur passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf: opzetheling, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.
Buiten staat
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit de dossiers van Politie Landelijke Eenheid, team Generieke Opsporing met onderzoeksnummer LERBE18001 (onderzoek 26Faribault) en LERBE18002 (onderzoek 26Giddings). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt op 15 november 2018, pagina’s 14 tot en met 16, voor zover inhoudende:
Op dinsdag, 13 november 2018, omstreeks 6:05 uur, werd (…) binnengetreden in de woning aan de [woonplaats] .(…) Tijdens de doorzoeking werd onder andere het volgende in beslag genomen:
een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen;
geld;
diverse horloges;
een afgesloten draagbare kluis;(…)
Daarnaast werd in de garage behorende bij de woning achter een schuifwand een afgesloten werkruimte aangetroffen. Hier werd onder andere in beslag genomen:
diverse verpakkingsapparaten;
diverse verpakkingsmaterialen;(…)
een fotocamera met toebehoren. (…)
- Het proces-verbaal sporenonderzoek opgemaakt op 14 november 2018, pagina’s 488 tot en met 492, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 13 november 2018 vond er, in het kader van onderzoek 26Giddings, een doorzoeking plaats in en om perceel [woonplaats] . (...) Achter in de garage (...) in de ruimte achter de scheidingswand een aantal kasten met verpakkingsmaterialen aanwezig waren. Verder zag ik dat er in een L-vorm een aantal werktafels (...) aanwezig waren. Ik zag dat op deze werktafels diverse sealapparaten, "plakbandpistolen" en andere artikelen aanwezig waren, welke kunnen worden gebruikt voor het inpakken van verdovende middelen (foto's 8 tot en met 16). (...) Hij trof in de afvalmand van de in de ruimte aanwezige papiervernietiger (foto's 17, 18 en 19) een deels vernietigd document aan (foto's 19 en 20). (...)
- Een geschrift, OVC-gesprek sessie 7941 van 26 februari 2019, pagina 802, voor zover inhoudende:
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] (…)
[medeverdachte 1] : Hai schat, (ntv) auto, doe je best dalijk he. Laat ze je niet gek maken, helemaal niet nerveus worden, ook al denk je dat ze iets weten ze moeten het ook altijd nog kunnen bewijzen zo moet je denken. Als wij niet zeggen dan valt er weinig te bewijzen.
[verdachte] : ja
[medeverdachte 1] : ja, en als het eenmaal zover komt bij een rechter en er zijn wel dingen die bekend zijn dan ga ik toch zeggen alleen ik wist het en ik heb mijn vrouw nooit wat verteld die weet dat helemaal niet ...ik heb haar verboden...je weet wel
[verdachte] : ja ja ja (…)
- Een geschrift, OVC-gesprek sessie 7977, 7982 en 7983 van 26 februari 2019, pagina’s 652 en 654, voor zover inhoudende:
(…) [medeverdachte 1] : mooi dat werkt in je voordeel. [verdachte] : heel veel van witwassen en van (ntv) [medeverdachte 1] : nou heel veel ik heb maar 8 coins gewisseld in mijn hele leven (…) Inpakken willen ze graag horen want ze weten niet wie en als ik dalijk alleen maar ingepakt zou hebben dan (ntv) weg, jij hebt ingepakt ja en... ik heb ingepakt, dat is geen wereld misdrijf hoor (…)
(…) [medeverdachte 1] belt met [verdachte] (…) [medeverdachte 1] blijft boos dat [verdachte] niet op alles heeft gezwegen.
[medeverdachte 1] zegt dat iedereen die praat wordt gepakt. Als je niets zegt moeten ze het bewijzen.
zegt dat [verdachte] tegen hem moet gaan zeggen op welke vragen zij antwoord heeft gegeven.
[medeverdachte 1] zegt dat hij het voor haar zegt, dat ze best mag antwoorden maar dan gaat zij ook de bak in. Zij heeft evenveel schuld, (ntv) witwassen. [verdachte] ging naar Turkije met 3000 euro, en ik heb dat gewoon die week verdiend dan weet [verdachte] dat het niet deugd. Dan is ze net zo strafbaar in de ogen van de wet. Ze vond het ook leuk om geld uit te geven en een mooie auto te rijden. Ze vond het ook leuk om zich niet druk te maken over rekeningen, zoals alle mensen waar ze mee om gaan dat doen elke maand, zoals wij dat nu hebben, kut het gaat hard he als je geen geld binnenkrijgt, want dat is het normale leven dat vergeet [verdachte] af en toe.
[medeverdachte 1] zegt dat hij voor de rechter zijn verhaal klaar heeft en afgevlakt en dat ze weten waar ze veroordeeld voor worden dan kan hij [verdachte] buiten schot houden.
[medeverdachte 1] boeit het niet zo. We gaan het nu anders aanpakken, nu gaat gewoon elke euro weg voor als er iets gebeurd. Want het maakt niet uit als je in die kutzooi terecht komt, als ze ergens vinden dat ik 300.000 euro heb (EG)..." (…)
[medeverdachte 1] zegt dat het nog jaren gaat duren omdat zowel hij als [verdachte] in beroep gaan. Hierna gaan ze in cassatie. [naam] is al 11 jaar bezig, dus 11 jaar wonen we nog in dat witte huis.
[medeverdachte 1] zegt dat de politie hun wil naaien, omdat ze drugs hebben verkocht.
Bij de rechter gaat [medeverdachte 1] verhaal maken, dan gaan ze het uitleggen, wat heeft de politie tegen ons, hoe kunnen we dat omdraaien en maken dat het helemaal niet zo erg is. (…)
- het proces-verbaal van bevindingen banktransacties [medeverdachte 1] en [verdachte] opgemaakt op 21 juli 2021, pagina’s 571 tot en met 576 (B&S FIN), voor zover inhoudende:
De periode waarover dit onderzoek werd verricht loopt van 01-01-2013 t/m 24-10-2018 (…) Ik zag gedurende de onderzoeksperiode 174 afschrijvingen door contante opnames bij geldautomaten voor in totaal EUR 90.860,00. In dezelfde periode waren er 258 bijschrijvingen door contante stortingen voor in totaal EUR 385.450,00. Er werd per saldo dus EUR 294.590,00 meer contant gestort dan dat er contant werd opgenomen; dit is opmerkelijk, daar een 'negatieve' portemonnee niet mogelijk is. (…)
- Het proces-verbaal zaaksdossier Opzetheling en/of gewoonteheling [verdachte] opgemaakt op 24 februari 2022, pagina 16 en 18, voor zover inhoudende:
(…) In totaal stortten [medeverdachte 1] en [verdachte] EUR 385.450,00 contant op hun bankrekeningen; waarvan EUR 57.230,00 op de bankrekeningen exclusief ten name van [verdachte] . Gezien vanuit de portemonnee [medeverdachte 1] en [verdachte] is dat een contante uitgave. De herkomst van deze contanten is onbekend. Wel was EUR 90.860,00 aan contante opnamen in de banktransacties zichtbaar, waarvan EUR 990,00 op de bankrekeningen van [verdachte] . In het voordeel van de verdachten gaan we er vanuit dat EUR 90.860,00 (waarvan EUR 990,00 op de bankrekeningen van [verdachte] ) van de contante stortingen betrekking heeft op voornoemde contante opnamen. Dit betreffen verplaatsingen binnen het eigen vermogen en zijn derhalve niet relevant omdat het geen nieuwe ontvangsten zijn.
Per saldo stortten [medeverdachte 1] en [verdachte] contant (EUR 385.450,00 -/- EUR 90.860,00 =) EUR 294.590,00 meer dan zij opnamen (waarvan gesaldeerd EUR 56.240,00 op de bankrekeningen van [verdachte] ). Het is niet mogelijk om een negatieve kas te hebben, dus moet er een alternatieve bron van inkomsten zijn geweest. Nu daarvoor geen legale bron blijkt te zijn, kan het niet anders dan dat deze gelden afkomstig zijn uit misdrijf.
De contant gestorte bedragen (gesaldeerd in totaal EUR 294.590,00) zijn daarna aangewend in het reguliere economische betalingsverkeer, door het verrichten van onder meer betalingen aan derden, incasso's, overboekingen en het verrichten van pinbetalingen bij betaalautomaten (BEA's), waaronder BEA's in casino's (gokhallen; zie §6.1.4).
Er werd op de bankrekeningen ten name van [verdachte] gestort met de bankpassen met respectievelijke volgnummers 007, 008, 009 en 019. Dit zijn bankpassen ten name van [verdachte] . Op haar bankrekeningen zijn geen machtigingen en dus geen andere bankpassen afgegeven. (…)
[verdachte] en [medeverdachte 1] verrichten veel meer contante uitgaven, dan zij op basis van hun legale contante inkomsten konden doen. Het verschil wordt beschouwd als wederrechtelijk verkregen inkomsten. Voor [verdachte] en [medeverdachte 1] werd een berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (WVV)
gemaakt op basis van een uitgebreide kasopstelling: EUR 435.235,58. (…) In de periode 01-01-2013 t/m 13-11-2018, verrichtten zij EUR 435.235,58 meer uitgaven dan dat er legale inkomsten waren. Daarbij heeft [medeverdachte 1] gelden uit misdrijf overgedragen aan [verdachte] , waarvan EUR 57.230,00 contant op de bankrekeningen exclusief ten name van [verdachte] werden gestort. (…)
- Een geschrift, bijlage 2 van 26Faribault-1050 rapportage [medeverdachte 1] en [verdachte] bijlage van Rapport WVV, pagina 30, voor zover inhoudende:
[rekeningnummer] [verdachte] (…) Contante stortingen € 57.230,00 (…).