ECLI:NL:RBOVE:2022:4053

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
08-952334-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugshandel en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor drugshandel en diefstal. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie behandeld, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde werd geschat op € 304.603,23. Na een wijziging van de vordering door het Openbaar Ministerie, werd het bedrag vastgesteld op € 302.781,63. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens meerdere openbare zittingen, waarbij de officier van justitie zijn standpunt heeft toegelicht en de verdediging zijn verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en haar partner gezamenlijk voordeel hebben genoten uit hennepkwekerijen, en dat het ontnemingsbedrag hoofdelijk aan de veroordeelde moet worden toegerekend.

De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op verschillende rapporten en proces-verbaal van verbalisanten. De verdediging heeft betoogd dat de veroordeelde niet de hoofdrol speelde in de hennepteelt, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank concludeert dat de veroordeelde en haar partner gezamenlijk de opbrengsten van de hennepkwekerijen hebben genoten en dat de vordering tot ontneming van het voordeel terecht is. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 33.699,28, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn, en heeft zij de veroordeelde verplicht tot betaling aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952334-17
Datum vonnis: 23 juni 2022
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] (Birma),
wonende aan de [woonplaats] .

1.De vordering van de officier van justitie

Het Openbaar Ministerie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 304.603,23.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 10 juni 2021, 11 november 2021, 10 maart 2022 en 9 juni 2022.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 11 november 2021 schriftelijke rondes gelast. Na de schriftelijke rondes zijn aan de processtukken toegevoegd:
- een conclusie van antwoord van de verdediging;
- een conclusie van repliek van het Openbaar Ministerie, waarbij de vordering tot ontneming is gewijzigd in een bedrag van € 302.781,63.
De ontnemingszaak is gelijktijdig met de strafzaak inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 9 juni 2022. Op die terechtzitting heeft de officier van justitie mr. M. Hoekstra zijn vordering gehandhaafd.
Ook is veroordeelde, bijgestaan door haar raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde en haar partner ( [medeverdachte] ) – gezamenlijk – wederrechtelijk voordeel hebben genoten uit de hennepkwekerijen. Gelet op het feit dat sprake is geweest van gemeenschappelijk voordeel, dient het ontnemingsbedrag van € 302.781,63 euro hoofdelijk aan veroordeelde te worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het bedrag berekend aan de hand van de vier rapporten ‘berekening wederrechtelijke voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering moet worden afgewezen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat veroordeelde en [verdachte] de hoofdrolspelers waren, nu er een derde is geweest die er boven stond en de opbrengst van de kwekerijen heeft gehad. Veroordeelde en [verdachte] zijn door die derde gebruikt en hebben niets verdiend, maar zij durven vanwege bedreigingen de naam van de derde niet te noemen, aldus de raadsman.
Voorgaande moet ertoe leiden dat, in het kader van de ontnemingsprocedure, niet kan worden vastgesteld dat veroordeelde enig voordeel heeft gehad uit de hennepkwekerijen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen, en een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 23 juni 2022 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van het in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het met deze vordering
samenhangende strafdossier [1] en de in de onderhavige zaak opgemaakte rapporten ‘berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’’.
De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen gebaseerd:
- de inhoud van het vonnis van deze rechtbank van 23 juni 2022, inhoudende een bewezenverklaring onder parketnummer 08-952334-17 tegen veroordeelde gewezen;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 24 april 2017;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 23 maart 2017;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij ex art 36e 2e lid Sr’ van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van 8 mei 2017;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ van verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 1 juni 2017;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 6 april 2017, p. 387-388, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
(…) rekeningnummer [rekeningnummer 1] betreft een betaalrekening op naam van
[verdachte] (…) [medeverdachte] is gemachtigde voor bovenstaande rekening (….) Geld storten (…) 20-03-2017 – 12-02-2016 (…) Totaal € 15.165,00
(….) Pinbetalingen ten behoeve van levensonderhoud (…) 29-3-2016 – 27-03-2017 (…) Totaal 340,85 (…)
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 6 april 2017, p. 395-396, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
(…) rekeningnummer [rekeningnummer 2] betreft een en/of betaalrekening op naam van [medeverdachte] en/of [verdachte] (…) Geld storten:
15-03-2017 € 200,00
14-02-2017 € 150,00
07-12-2016 € 1.100,00
29-11-2016 € 500,00
07-11-2016 € 500,00
12- 09-2016 € 500,00
05-09-2016 € 3.000,00
01-09-2016 € 250,00
13- 06-2016 € 430,00
20-05-2016 € 2.980,00
24-03-2016 € 1.000,00
- een schriftelijk bescheid, te weten een als bijlage bij het verhoor van veroordeelde van 7 april 2017 gevoegde uitdraai van contante betalingen, p. 109, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) bedrag contant ontvangen (…)
(…) 24-03-16 Stadsbank van Lening Amsterdam € 155,00
(…) 18-05-16 [bedrijf 1] € 99,00
(…) 25-05-16 [bedrijf 1] € 25,00
(…) 19-06-16 [bedrijf 2] € 2.470,00
(…) 15- 09-16 Stadsbank van Lening Amsterdam € 450,00
(…) 15-09-16 Stadsbank van Lening Amsterdam € 1.200,00
(…) 28-09-16 [bedrijf 1] € 199,98
(…) 17-10-16 Sligro € 770,59
(…) 17-11-16 Auto Salland Wijhe € 357,62
(…) 17-12-16 Action Zwolle € 43,00
(…) 11-01-17 [bedrijf 3] € 119,95
(…) 01-02-17 Auto Salland Wijhe € 404,75
(…) 01-02-17 Auto Salland Wijhe € 359,67
(…) 21-02-17 [bedrijf 4] € 149,94
(…) 13-03-17 Media Markt Zwolle € 111,90
(…) 13-03-17 Media Markt Zwolle € 269,00
(…) 13-03-17 Media Markt Zwolle € 303,99
(…) 31-03-17 Auto Salland Wijhe € 434,89
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor veroordeelde van 6 april 2017, p. 95, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) V: We hebben ook gezien dat er nauwelijks geldbedragen gepind worden voor levensonderhoud, hoe kan dat? A: Wij doen altijd met contant. Dat is gewoon onze standaard denk ik. Mijn privé leven ik heb maar een paar keer gepind. Ik doe niet meer pinnen. (…)
Uitgangspunt
De raadsman heeft de in de hiervoor genoemde rapporten ‘berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ gehanteerde opbrengsten en kosten niet betwist. De rechtbank neemt de in de rapporten gehanteerde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt, nu deze berekening inzichtelijk en op goede gronden tot stand is gekomen en derhalve aannemelijk is. Uit de rapporten blijkt dat het totaal aan uit de hennepkwekerijen wederrechtelijk verkregen voordeel € 302.781,63 bedraagt.
Verweer raadsman
Anders dan de raadsman heeft betoogd, oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat een (onbekend gebleven) derde de hoofdrol inzake de hennepteelt heeft gespeeld en dat die persoon (alleen) de opbrengsten van de kwekerijen zou hebben genoten. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat veroordeelde en [verdachte] - samen met anderen - hennep hebben geteeld en dat zij hierin een belangrijke rol hebben gespeeld en van (een deel van) de opbrengst van de hennepkwekerijen hebben genoten. Over de rol van veroordeelde en [verdachte] overwoog de rechtbank in het vonnis van 23 juni 2022 in het bijzonder:
“Verdachte werkte nauw samen met [verdachte] , zij waren betrokken bij de voorbereiding (het regelen van geschikte woningen), de uitvoering (het knippen, vervoeren en opslaan van hennep) en de afhandeling (het leeghalen van de kwekerij) van de hennepteelt en de diefstal van de benodigde elektriciteit ten behoeve van de hennepteelt.”
Gelet op voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat strekt tot afwijzing van de vordering. Wel ziet de rechtbank, mede gelet op het feit dat sprake is geweest van hennepteelt door veroordeelde, [verdachte]
enanderen, aanleiding om tot een andere toerekening van het voordeel aan verdachte te komen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Contante stortingen en betalingen
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de door haar gepleegde strafbare feiten. Voor wat betreft de hoogte van dat bedrag heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het door de politie gedane financiële onderzoek.
Uit het onderzoek is gebleken dat veroordeelde en [verdachte] in 2016 en 2017 een aanzienlijk aantal bankstortingen en contante betalingen hebben gedaan.
Gedurende de ontnemingsperiode van 9 februari 2016 tot en met 4 april 2017 is er een bedrag van € 25.775,00 contant gestort op de rekening van veroordeelde en [verdachte] . Daarnaast is in die periode een bedrag van € 7.924,28 aan contante betalingen gedaan.
Nu veroordeelde geen aannemelijke en te verifiëren verklaring heeft voor de herkomst van de contante stortingen en betalingen die aan haar kunnen worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat bovengenoemde bedragen wederrechtelijk zijn verkregen uit de opbrengst van de hennepteelt.
Levensonderhoud
Uit het financiële onderzoek is gebleken dat er in 2016 en 2017 nauwelijks geldbedragen zijn opgenomen voor levensonderhoud. Veroordeelde heeft daarover verklaard dat zij altijd contant betaalden. Indien uit wordt gegaan van kosten die een gemiddeld tweepersoons huishouden volgens de NIBUD- normbedragen zou maken, hebben veroordeelde en [verdachte] in de ontnemingsperiode een bedrag van € 5.514,60 aan levensonderhoud uitgegeven. Deze norm is van 2022 en omdat aangenomen mag worden dan de kosten in de ontnemingsperiode iets lager lagen, stelt de rechtbank dit bedrag op € 5.000,00.
Gelet hierop en het feit dat zij geen aannemelijke en te controleren verklaring heeft voor de herkomst van de contanten, oordeelt de rechtbank dat naast de hiervoor genoemde bedragen het geldbedrag van € 5.000,00 wederrechtelijk is verkregen.
Resumé
Gezien het voorgaande, bedraagt het totaal door de veroordeelde aan wederrechtelijk verkregen voordeel:
Contante stortingen € 25.775,00
Contante betalingen € 7.924,28
Levensonderhoud € 5.000,00
Totaal € 38.669,28
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet anders dan dat de veroordeelde en [verdachte] gezamenlijk de beschikking hebben of hebben gehad over hun deel van de (financiële) opbrengst van de hennepkwekerij en een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel als ‘gemeenschappelijk voordeel’ kan worden aangemerkt. In het verlengde daarvan zal de betalingsverplichting hoofdelijk worden opgelegd.
Redelijke termijn
De rechtbank concludeert dat in onderhavige zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en dat die schending tot uitdrukking dient te komen in de hoogte van het aan de veroordeelde tot betaling op te leggen bedrag. Gelet voorgaande zal de rechtbank conform de jurisprudentie van de Hoge Raad een maximale korting van € 5.000,- toepassen. [2]
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 33.699,28.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 33.699,28.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
  • legt de veroordeelde de
  • bepaalt de duur van de
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.
Buiten staat
Mr. J.T. Pouw en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2017261729. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.HR 17 juni 2008, LJN BD2578.