3.2De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het met deze vordering
samenhangende strafdossieren de in de onderhavige zaak opgemaakte rapporten ‘berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’’.
De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen gebaseerd:
- de inhoud van het vonnis van deze rechtbank van 23 juni 2022, inhoudende een bewezenverklaring onder parketnummer 08-952334-17 tegen veroordeelde gewezen;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 24 april 2017;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 23 maart 2017;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij ex art 36e 2e lid Sr’ van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van 8 mei 2017;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ van verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 1 juni 2017;
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 6 april 2017, p. 387-388, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
(…) rekeningnummer [rekeningnummer 1] betreft een betaalrekening op naam van
[verdachte] (…) [medeverdachte] is gemachtigde voor bovenstaande rekening (….) Geld storten (…) 20-03-2017 – 12-02-2016 (…) Totaal € 15.165,00
(….) Pinbetalingen ten behoeve van levensonderhoud (…) 29-3-2016 – 27-03-2017 (…) Totaal 340,85 (…)
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 6 april 2017, p. 395-396, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
(…) rekeningnummer [rekeningnummer 2] betreft een en/of betaalrekening op naam van [medeverdachte] en/of [verdachte] (…) Geld storten:
15-03-2017 € 200,00
14-02-2017 € 150,00
07-12-2016 € 1.100,00
29-11-2016 € 500,00
07-11-2016 € 500,00
12- 09-2016 € 500,00
05-09-2016 € 3.000,00
01-09-2016 € 250,00
13- 06-2016 € 430,00
20-05-2016 € 2.980,00
24-03-2016 € 1.000,00
- een schriftelijk bescheid, te weten een als bijlage bij het verhoor van veroordeelde van 7 april 2017 gevoegde uitdraai van contante betalingen, p. 109, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) bedrag contant ontvangen (…)
(…) 24-03-16 Stadsbank van Lening Amsterdam € 155,00
(…) 18-05-16 [bedrijf 1] € 99,00
(…) 25-05-16 [bedrijf 1] € 25,00
(…) 19-06-16 [bedrijf 2] € 2.470,00
(…) 15- 09-16 Stadsbank van Lening Amsterdam € 450,00
(…) 15-09-16 Stadsbank van Lening Amsterdam € 1.200,00
(…) 28-09-16 [bedrijf 1] € 199,98
(…) 17-10-16 Sligro € 770,59
(…) 17-11-16 Auto Salland Wijhe € 357,62
(…) 17-12-16 Action Zwolle € 43,00
(…) 11-01-17 [bedrijf 3] € 119,95
(…) 01-02-17 Auto Salland Wijhe € 404,75
(…) 01-02-17 Auto Salland Wijhe € 359,67
(…) 21-02-17 [bedrijf 4] € 149,94
(…) 13-03-17 Media Markt Zwolle € 111,90
(…) 13-03-17 Media Markt Zwolle € 269,00
(…) 13-03-17 Media Markt Zwolle € 303,99
(…) 31-03-17 Auto Salland Wijhe € 434,89
- een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor veroordeelde van 6 april 2017, p. 95, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) V: We hebben ook gezien dat er nauwelijks geldbedragen gepind worden voor levensonderhoud, hoe kan dat? A: Wij doen altijd met contant. Dat is gewoon onze standaard denk ik. Mijn privé leven ik heb maar een paar keer gepind. Ik doe niet meer pinnen. (…)
Uitgangspunt
De raadsman heeft de in de hiervoor genoemde rapporten ‘berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ gehanteerde opbrengsten en kosten niet betwist. De rechtbank neemt de in de rapporten gehanteerde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt, nu deze berekening inzichtelijk en op goede gronden tot stand is gekomen en derhalve aannemelijk is. Uit de rapporten blijkt dat het totaal aan uit de hennepkwekerijen wederrechtelijk verkregen voordeel € 302.781,63 bedraagt.
Verweer raadsman
Anders dan de raadsman heeft betoogd, oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat een (onbekend gebleven) derde de hoofdrol inzake de hennepteelt heeft gespeeld en dat die persoon (alleen) de opbrengsten van de kwekerijen zou hebben genoten. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat veroordeelde en [verdachte] - samen met anderen - hennep hebben geteeld en dat zij hierin een belangrijke rol hebben gespeeld en van (een deel van) de opbrengst van de hennepkwekerijen hebben genoten. Over de rol van veroordeelde en [verdachte] overwoog de rechtbank in het vonnis van 23 juni 2022 in het bijzonder:
“Verdachte werkte nauw samen met [verdachte] , zij waren betrokken bij de voorbereiding (het regelen van geschikte woningen), de uitvoering (het knippen, vervoeren en opslaan van hennep) en de afhandeling (het leeghalen van de kwekerij) van de hennepteelt en de diefstal van de benodigde elektriciteit ten behoeve van de hennepteelt.”
Gelet op voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat strekt tot afwijzing van de vordering. Wel ziet de rechtbank, mede gelet op het feit dat sprake is geweest van hennepteelt door veroordeelde, [verdachte]
enanderen, aanleiding om tot een andere toerekening van het voordeel aan verdachte te komen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Contante stortingen en betalingen
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de door haar gepleegde strafbare feiten. Voor wat betreft de hoogte van dat bedrag heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het door de politie gedane financiële onderzoek.
Uit het onderzoek is gebleken dat veroordeelde en [verdachte] in 2016 en 2017 een aanzienlijk aantal bankstortingen en contante betalingen hebben gedaan.
Gedurende de ontnemingsperiode van 9 februari 2016 tot en met 4 april 2017 is er een bedrag van € 25.775,00 contant gestort op de rekening van veroordeelde en [verdachte] . Daarnaast is in die periode een bedrag van € 7.924,28 aan contante betalingen gedaan.
Nu veroordeelde geen aannemelijke en te verifiëren verklaring heeft voor de herkomst van de contante stortingen en betalingen die aan haar kunnen worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat bovengenoemde bedragen wederrechtelijk zijn verkregen uit de opbrengst van de hennepteelt.
Levensonderhoud
Uit het financiële onderzoek is gebleken dat er in 2016 en 2017 nauwelijks geldbedragen zijn opgenomen voor levensonderhoud. Veroordeelde heeft daarover verklaard dat zij altijd contant betaalden. Indien uit wordt gegaan van kosten die een gemiddeld tweepersoons huishouden volgens de NIBUD- normbedragen zou maken, hebben veroordeelde en [verdachte] in de ontnemingsperiode een bedrag van € 5.514,60 aan levensonderhoud uitgegeven. Deze norm is van 2022 en omdat aangenomen mag worden dan de kosten in de ontnemingsperiode iets lager lagen, stelt de rechtbank dit bedrag op € 5.000,00.
Gelet hierop en het feit dat zij geen aannemelijke en te controleren verklaring heeft voor de herkomst van de contanten, oordeelt de rechtbank dat naast de hiervoor genoemde bedragen het geldbedrag van € 5.000,00 wederrechtelijk is verkregen.
Resumé
Gezien het voorgaande, bedraagt het totaal door de veroordeelde aan wederrechtelijk verkregen voordeel:
Contante stortingen € 25.775,00
Contante betalingen € 7.924,28
Levensonderhoud € 5.000,00
Totaal € 38.669,28
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet anders dan dat de veroordeelde en [verdachte] gezamenlijk de beschikking hebben of hebben gehad over hun deel van de (financiële) opbrengst van de hennepkwekerij en een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel als ‘gemeenschappelijk voordeel’ kan worden aangemerkt. In het verlengde daarvan zal de betalingsverplichting hoofdelijk worden opgelegd.
Redelijke termijn
De rechtbank concludeert dat in onderhavige zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en dat die schending tot uitdrukking dient te komen in de hoogte van het aan de veroordeelde tot betaling op te leggen bedrag. Gelet voorgaande zal de rechtbank conform de jurisprudentie van de Hoge Raad een maximale korting van € 5.000,- toepassen.
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 33.699,28.