ECLI:NL:RBOVE:2022:4044

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
08.308569-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en diefstal met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging en diefstal met een vuurwapen. De verdachte is schuldig bevonden aan het bedreigen van een slachtoffer met een vuurwapen en het stelen van vuurwerk. De feiten vonden plaats op 12 november 2021 in Deventer, waar de verdachte het slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen dwong om vuurwerk af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen, maar de rechtbank heeft op basis van het dossier en de verklaringen van het slachtoffer en de politie geconcludeerd dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een schadevergoeding van € 2.881,75 aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwerk en het vuurwapen, onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.308569-21 (P)
Datum vonnis: 4 mei 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Leschot en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 21 april 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op straat vuurwerk van de heer [slachtoffer] heeft gestolen onder bedreiging van een vuurwapen;
feit 2: een vuurwapen en munitie (kogelpatronen) in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Deventer, op de openbare weg de Bekkummerstraat, althans op de openbare weg,
- vuurwerk (een of meerdere ‘shells’), althans enig goed dat geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, uit zijn broeksband te halen en/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (het gezicht van) die [slachtoffer] te richten en/of
- dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te laden en/of
- dreigend die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: ‘wat denk je zelf, oprotten, wegwezen hier’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Deventer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) gaspistool, merk en kaliber onleesbaar gemaakt, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en munitie, te weten 3 kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bij de politie gesteld dat hij geen betrokkenheid heeft bij het ten laste gelegde. Ter terechtzitting heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. De raadsvrouw verzoekt verdachte vrij te spreken van het laden van het vuurwapen. Voor het overige refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [1]
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Op 12 november 2021 heeft [slachtoffer] via Telegram een afspraak gemaakt met een man om vuurwerk (shells) te verkopen, waarbij de man heeft aangegeven waaraan hij te herkennen zou zijn (een fel groene trui). [slachtoffer] is conform die afspraak op 12 november 2021 tegen 15.30 uur naar de [naam vereniging] aan de Bekkemerstraat [de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: Bekkumerstraat] te Deventer gereden en zag bij aankomst een manspersoon komen aanlopen die voldeed aan het opgegeven signalement. [slachtoffer] is uitgestapt en heeft twee bigshopper tassen met vuurwerk uit de kofferbak van de auto gepakt en neergezet. [slachtoffer] zag vervolgens dat de man een vuurwapen uit zijn broeksband pakte en op zijn gezicht richtte, waarbij de man de woorden uitsprak: “wat denk je zelf, oprotten, wegwezen hier”. [slachtoffer] is direct in zijn auto gesprongen en weggereden, waarbij de man nog steeds het pistool op hem richtte. [slachtoffer] verklaart dat de man, terwijl hij het pistool nog vast had, de tassen oppakte en snel weg liep. [2]
Op 12 november 2021 omstreeks 15.35 uur ontvangt de politie een melding van [slachtoffer] dat een man met twee grote tassen en een vuurwapen op de Dortstraat te Deventer loopt. [slachtoffer] meldt dat de man hem met het vuurwapen heeft bedreigd. De politie is ter plaatse gegaan en zag een man lopen die voldeed aan het door [slachtoffer] opgegeven signalement (onder andere een fel groen/gele/oranje capuchon). [3] Bij het aanroepen liet de man twee bigshoppers vallen, waaruit vuurwerk viel. Vervolgens zette de man het op een rennen. [4] De politie heeft de achtervolging ingezet en zag dat een voorwerp dichtbij de man viel. [5] De politie heeft vervolgens een man in de bosjes aangetroffen, die zij herkende als de persoon die bij het aanroepen wegrende. Deze man bleek te zijn [verdachte] . [6] Bij het nalopen van de vluchtweg van verdachte heeft de politie een vuurwapen gevonden op de locatie waar een voorwerp was gevallen. [7]
De politie heeft het vuurwapen ten behoeve van een DNA-onderzoek ingestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het NFI rapporteert dat in de bemonstering van het vuurwapen (trekker en trekkerbeugel) en de patroonhouder DNA-mengprofielen zijn aangetroffen, waarvan het hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. De bewijskracht van dit resultaat is meer dan 1 miljard. [8]
Nader onderzoek aan het wapen wijst uit dat het een omgebouwd gaspistool betreft, merk en kaliber niet meer leesbaar, dat te kwalificeren is als een wapen als bedoeld in de Wet wapens en munitie (WWM). Daarnaast bleken drie kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 7.65, te zitten in het pistool, dit betreft, munitie in de zin van de WWM. [9]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden vast dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] op straat met een vuurwapen heeft bedreigd en de tassen met vuurwerk heeft weggenomen. Met de raadsvrouw acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het vuurwapen heeft geladen, nu dat niet onomstotelijk uit de verklaring van [slachtoffer] en andere bewijsmiddelen valt op te maken.
De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 november 2021 te Deventer, op de openbare weg de Bekkummerstraat,
- vuurwerk (‘shells’), toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- een vuurwapen uit zijn broeksband te halen en
- dat vuurwapen op het gezicht van die [slachtoffer] te richten en
- dreigend die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: ‘wat denk je zelf, oprotten, wegwezen hier’;
2.
hij op 12 november 2021 te Deventer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) gaspistool, merk en kaliber onleesbaar gemaakt, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet Wapens en munitie, te weten 3 kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 55 van de WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2
eendaadse samenloop van
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank, in geval van een veroordeling tot een gevangenisstraf, een straf van 24 maanden als uitgangspunt te nemen met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden ter behandeling en begeleiding van verdachte. Gelet op de langdurige en ernstige problematiek op meerdere leefgebieden en de ter zitting door verdachte uitgesproken bereidheid om onder begeleiding van de reclassering hieraan te werken, is dit een passende straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, waarbij hij een vuurwapen op het slachtoffer [slachtoffer] heeft gericht en zodoende een bedreigende situatie voor het slachtoffer heeft gecreëerd. Dergelijke feiten zorgen niet alleen voor angst en onveiligheid bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving als geheel. [slachtoffer] heeft de situatie als zeer beangstigend ervaren. De rechtbank leidt uit zijn verklaring af dat de impact van de gebeurtenis op zijn dagelijks leven nog steeds groot is. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor het slachtoffer en enkel oog gehad voor zijn eigen belang. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 9 maart 2022, waaruit blijkt dat verdachte al eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor onder andere diefstal met geweld en ook eerder is veroordeeld voor overtreding van de WWM. In 2019 is hij veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding en toezicht van de reclassering. Het voorwaardelijk strafdeel is in juli 2021 tenuitvoergelegd, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden hield.
Op 18 januari 2022 is een Pro Justitia-rapportage over verdachte opgesteld. In dit rapport is te lezen dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het psychologisch onderzoek, met als gevolg dat de onderzoeker geen antwoord heeft kunnen geven op de gestelde onderzoeksvragen. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 15 februari 2022. Daaruit komt naar voren dat verdachte evenmin heeft willen meewerken aan een rapportage van de reclassering. De reclassering rapporteert dat zij gelet op de niet-meewerkende houding van verdachte, ook bij eerdere begeleidingstrajecten, momenteel geen mogelijkheden ziet om een plan van aanpak op te stellen. Ter zitting heeft verdachte zich alsnog bereid verklaard te willen werken aan zijn problematiek en met de reclassering hierover in gesprek te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoon en wat de beweegredenen van zijn veranderde houding zijn. Zijn enkele verklaring dat hij zijn leven, in praktische zin, op de rit wil krijgen, is mede vanwege zijn eerdere niet-meewerkende opstelling en zijn proceshouding ter zitting, onvoldoende om de rechtbank ervan te overtuigen dat hij opnieuw de kans verdient om in het kader van een strafzaak met begeleiding aan zichzelf te werken.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De politie heeft het vuurwerk, het vuurwapen, de kogelpatronen en de houder in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat deze op de beslaglijst vermelde goederen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan en die voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.881,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade van € 381,75 bestaat uit de volgende posten:
- verlies arbeidsvermogen (€ 69,81)
- slaapmedicatie (€ 20,11)
- eigen risico (€ 291,83).
Ter vergoeding van immateriële schade vordert [slachtoffer] een bedrag van € 2.500,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering, met uitzondering van de opgevoerde stelposten: verlies arbeidsvermogen en eigen risico. Deze onderdelen van de vordering dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schadevergoeding daarom toewijzen tot een bedrag van € 381,75, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De omvang van de immateriële schade, die op de voet van artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (BW) voor vergoeding in aanmerking komt, begroot de rechtbank met de gegeven onderbouwing op € 2.500,- en zal zij toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van heden. Daarbij is in het bijzonder gelet op de ernst van de aantasting van de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij en de gevolgen die het feit voor de benadeelde partij heeft gehad.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 38 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c en 55 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2
eendaadse samenloop van:
het misdrijf
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die gemakkelijk te maken
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.881,75 (bestaande uit € 381,75 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1): van een bedrag van € 2.881,75 [tweeduizendachthonderdeenentachtig euro en vijfenzeventig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 4 mei 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.881,75, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 4 mei 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 38 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen:
vuurwerk (36 STK)
wapen (1 STK)
munitie (3 STK)
houder (1 STK).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
Buiten staat
Mr. mr. J. de Ruiter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021530330. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 23-24
3.Pagina 33
4.Pagina 36
5.Pagina 33
6.Pagina 36
7.Pagina 34
8.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 27 januari 2022, pagina’s 149-150
9.Pagina’s 161-162