ECLI:NL:RBOVE:2022:4042

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
08-996137-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door feitelijke leidinggevende van een onderneming met onjuiste aangiften omzetbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als feitelijke leidinggevende van [bedrijf 1] B.V. is beschuldigd van belastingfraude. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting over de periode van het vierde kwartaal van 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als bestuurder en grootaandeelhouder van de onderneming, verantwoordelijk was voor het indienen van de aangiften en dat hij opzettelijk inkomsten niet heeft opgegeven. De Belastingdienst heeft een boekenonderzoek ingesteld na vermoedens van onjuiste aangiften, wat leidde tot de ontdekking van een aanzienlijk fiscaal nadeel van € 417.406,--. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen en dat zijn handelen getuigt van misbruik van het belastingstelsel. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996137-20 (P)
Datum vonnis: 15 augustus 2022.
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Lambregts, en van wat door verdachtes raadsman, mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. samen met een ander indienen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2019;
(meer) subsidiair:
samen met een ander aangiften voor de omzetbelasting te name van [bedrijf 1] B.V. valselijk heeft opgemaakt, over het vierde kwartaal 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2019, dan wel daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair:
[bedrijf 1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 februari 2019 tot en met 3 februari 2020,in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Arnhem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, als ondernemer in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968, (telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte
voor de omzetbelasting, over:
 het 4e kwartaal 2018, en/of
 het 1e kwartaal 2019, en/of
 het 2e kwartaal 2019, en/of
 het 3e kwartaal 2019, en/of
 het 4e kwartaal 2019,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/of heeft laten doen, bij de Inspecteur der belastingen / de Belastingdienst, terwijl dat feit/die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)ar(e) feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 februari 2019 tot en met 3 februari 2020, in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Arnhem en/of Tiel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk een of meer, (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting, op naam van [bedrijf 1] B.V. over:
 het 4e kwartaal 2018, en/of
 het 1e kwartaal 2019, en/of
 het 2e kwartaal 2019, en/of
 het 3e kwartaal 2019, en/of
 het 4e kwartaal 2019,
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die (digitale) aangifte(n) omzetbelasting (telkens) een onjuist te betalen bedrag aan omzetbelasting en/of een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
Meer subsidiair:
[bedrijf 1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 februari 2019 tot en met 3 februari 2020, in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Arnhem en/of Tiel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk een of meer, (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting, over:
 het 4e kwartaal 2018, en/of
 het 1e kwartaal 2019, en/of
 het 2e kwartaal 2019, en/of
 het 3e kwartaal 2019, en/of
 het 4e kwartaal 2019,
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die (digitale) aangifte(n) omzetbelasting (telkens) een onjuist te betalen bedrag aan omzetbelasting en/of een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De onderneming [bedrijf 1] B.V., werd opgericht op [datum] door [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte] . Het vestigingsadres is [vestigingsplaats] . [1]
[verdachte] en [medeverdachte] zijn beiden als bestuurder geregistreerd, en gezamenlijk bevoegd. [medeverdachte] is volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel ‘algemeen directeur’. [verdachte] (hierna verdachte) is aandeelhouder voor 99 procent; [medeverdachte] is aandeelhouder voor 1 procent. [2]
De bedrijfsactiviteiten van de B.V. zijn: groothandel in bedrijfsmeubels, huismeubilair en (elektrotechnische) bouwinstallaties. [3] Het vestigingsadres van de B.V. is tevens het woonadres van verdachte.
Op 15 oktober 2019 heeft de Belastingdienst een bedrijfsbezoek afgelegd bij [bedrijf 1] B.V. ter controle van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2019.
Tijdens het bezoek vertelde verdachte dat de aangiften voor de omzetbelasting waren ingediend door het kantoor DFA. Hij vertelde verder dat hij inkocht vanuit andere landen binnen de Europese Unie - Polen, België en Duitsland -, dat er ook goederen werden geïmporteerd vanuit Turkije (voornamelijk boxsprings) en dat hij afnemers/kopers had in Nederland, België en Duitsland. Verdachte bezocht vooral beurzen in Brussel en Keulen. [4]
Op basis van de administratie en de verklaringen van verdachte rees bij de Belastingdienst een vermoeden dat de aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V. niet juist waren ingediend, reden waarom werd besloten een boekenonderzoek in te stellen.
De Belastingdienst nam begin januari 2020 telefonisch contact op met verdachte voor het maken van een afspraak en sprak daarbij de voicemail in. Verdachte belde niet terug.
De Belastingdienst heeft op 8 januari 2020 een boekenonderzoek aangekondigd met als datum: 21 januari 2020. Op 16 januari 2020 ontving de Belastingdienst een e-mail met het bericht dat verdachte in Duitsland in het ziekenhuis lag. Hierna deed de Belastingdienst diverse vergeefse pogingen om verdachte te bereiken.
Op enig moment liet verdachte telefonisch weten dat hij graag wilde dat zijn adviseur bij de afspraak voor het boekenonderzoek aanwezig zou zijn. Hij belde daarna echter niet meer terug.
Op 25 februari 2020 heeft de Belastingdienst schriftelijk aangekondigd dat op 12 maart 2020 het boekenonderzoek zou plaatsvinden. Die dag werd niemand aangetroffen op het afgesproken adres te Tiel. Verdachte liet telefonisch weten dat zijn adviseur, de heer [naam 2] van [bedrijf 2] te Helmond, schriftelijk zou hebben verzocht om het onderzoek te verplaatsen. Genoemde adviseur was echter niet bereikbaar en reageerde niet op een terugbelverzoek. [5]
De heer [naam 3] van kantoor DFA heeft de Belastingdienst laten weten dat het kantoor DFA alleen de loonadministratie en de loonaangiften voor verdachte verzorgde. [6]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als zijn standpunt naar voren gebracht dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
Daartoe is - onder meer - betoogd dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij het indienen van de ten laste gelegde aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V. bewust allerlei inkomsten niet heeft opgegeven en hij aan dat handelen ten name van zijn B.V. feitelijke leiding heeft gegeven.
Daarbij is geen sprake geweest van medeplegen, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de bewijsbaarheid van de feiten geen verweren gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van relevante feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de hierna weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de primair ten laste gelegde feiten heeft begaan [7] . De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit een ambtsedig opgemaakte verklaring van de Belastingdienst blijkt dat de aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V. over het vierde kwartaal van 2018 en de kwartalen in het jaar 2019 digitaal zijn ingediend op respectievelijk 6 februari 2019, 18 april 2019, 29 juli 2019, 28 oktober 2019 en 3 februari 2020. De laatste twee aangiften zijn vanaf het IP adres [IP Adres] verzonden. [8]
Verdachte heeft zich tijdens de verhoren bij de Belastingdienst-FIOD bij vragen, met betrekking tot de ten laste gelegde aangiften voor de omzetbelasting voor [bedrijf 1] B.V., zijn rol daarbij en zijn wetenschap daarover, steeds beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit het onderzoek is gebleken dat bij het inloggen bij de Belastingdienst en het indienen van de aangiften gebruik was gemaakt van het e-mailadres: [e-mailadres] ; hetzelfde e-mailadres als het e-mailadres verdachte bij de politie had opgegeven als contactadres.
In twee van de vijf aangiften omzetbelasting stond als naam vermeld: “ [verdachte] ”, met als functie “directeur” dan wel “administrateur”. Dit was het geval bij de aangiften over het vierde kwartaal van 2018 en het derde kwartaal van 2019. Als telefoonnummer stond vermeld: [telefoonnummer] , zijnde het telefoonnummer van verdachte. [9]
Bij drie van de vijf aangiften stond als naam vermeld: “ [medeverdachte] ”, met als functie “directeur” en opnieuw als telefoonnummer [telefoonnummer] (in de aangiften over het eerste, tweede en vierde kwartaal van 2019). [10] Het steeds vermelde telefoonnummer bleek bij de Belastingdienst ook bekend als telefoonnummer van verdachte bij zijn aangiften inkomstenbelasting.
De Belastingdienst heeft de bankgegevens van [bedrijf 1] B.V. ( [rekeningnummer] ) over 2018 en 2019 onderzocht. In de periode van 5 september 2018 tot en met 31 december 2019 zijn de volgende betalingen ontvangen (ontvangsten inclusief omzetbelasting):
 Over het vierde kwartaal van 2018: € 380.339,33
 Over het eerste kwartaal van 2019: € 514.739,87
 Over het tweede kwartaal van 2019: € 386.188,29;
 Over het derde kwartaal van 2019: € 561.370,55
 Over het vierde kwartaal van 2019: € 594.306,45
 Totaal: € 2.056.605,16 [11]
Over de periode van het laatste kwartaal van 2018 tot en met 2019 is een bedrag van in totaal € 241.508,13 overgemaakt naar Belgische bankrekeningen.
Daarnaast is in 2018 en 2019 een bedrag van in totaal € 881.210,88 overgemaakt naar Turkse bankrekeningen en een bedrag van € 206.196,94 naar Poolse bankrekeningen. [12]
Op de rekening van [bedrijf 1] B.V. kwam over 2018 en 2019 in totaal € 509.396,-- binnen vanaf Duitse bankrekeningen. [13]
Het onderzoek wees uit dat in 2018 en 2019 door ondernemers uit andere EU-lidstaten voor respectievelijk € 196.877,-- en € 853.669,-- aan leveringen was “gelist” op (de rechtbank begrijpt: gelinkt aan) het btw- identificatienummer van [bedrijf 1] B.V., terwijl in de aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 1] over 2018 voor slechts € 63.500,-- aan verwervingen was opgegeven en over het jaar 2019 niets. [14]
Uit het onderzoek naar de ontvangsten op genoemde bankrekening over 2018 en 2019 in samenhang bezien met de - in de aangiften opgegeven - omzet (met betrekking tot de omzet in Nederland en in het buitenland) bleek verder dat ten aanzien van 2018 sprake was van in totaal € 75.816,-- aan te weinig aangeven omzetbelasting / teveel gevorderde voorbelasting en over 2019 in totaal € 322.197,--. [15]
De Belastingdienst heeft op grond van het onderzoek vastgesteld dat de ingediende aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V. over het vierde kwartaal 2018 tot en met het vierde kwartaal 2019 onjuist zijn en dat bij het doen van aangifte niet is voldaan aan de voorwaarden in verband met intracommunautaire verwervingen.
De gegevens op de onder verdachte in beslag genomen telefoons, waaronder een telefoon met het nummer [telefoonnummer] , [16] zijn uitgelezen. [17]
De contacten met betrekking tot [bedrijf 1] B.V. zijn onderzocht over de periode van
1 oktober 2018 tot 1 november 2019.
In de telefoon bleken e-mails te zijn opgeslagen in een g-mail account van [bedrijf 1] .bv, vanaf 2 juni 2019. De e-mails over de periode van 2 juni 2019 tot en met 31 oktober 2019 zijn onderzocht.
Ook e-mails, opgeslagen in het hotmail-account [e-mailadres] zijn onderzocht, over de periode van 1 september 2018 tot en met 31 oktober 2019. [18]
Uit de inhoud van het e-mailverkeer bleek dat verdachte degene was die sinds de oprichting van [bedrijf 1] B.V. de bedrijfsvoering van de onderneming verzorgde.
Verdachte was degene die de prijsafspraken maakte. Hij regelde de in - en verkoop van goederen, hij vroeg offertes aan en hij maakte afspraken over het personeel en de betaling van het personeel. Hij was ook degene die facturen ter attentie van [bedrijf 1] B.V. ontving, die vervolgens heel kort erna werden betaald van de rekening van [bedrijf 1] B.V. ( [rekeningnummer] ).
De medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoren bij de FIOD verklaard dat hij nooit aangifte voor de omzetbelasting heeft gedaan namens [bedrijf 1] B.V. [medeverdachte] heeft verklaard dat het wel verdachte moet zijn geweest die gebruik heeft gemaakt van het account van de Belastingdienst voor [bedrijf 1] B.V. en van de bijbehorende gebruikersnaam en het wachtwoord. [medeverdachte] kende het telefoonnummer [telefoonnummer] als het nummer van verdachte. Verdachte gebruikte dat nummer al zolang als [medeverdachte] hem kende, inmiddels – ten tijde van het verhoor – ongeveer vier jaar. [19]
Uit gegevens van de rekening van [bedrijf 1] B.V. over 2019 blijkt dat in dat jaar een bedrag van in totaal € 32.330,-- is overgemaakt naar Turkse bankrekeningen op naam van
[verdachte] . [20]
De Belastingdienst heeft berekend dat het fiscale nadeel inzake de omzetbelasting van [bedrijf 1] B.V. over 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2019 € 417.406,-- bedraagt. [21]
Daderschap van de rechtspersoon:
Het indienen van aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V.
behoorde tot de activiteiten in het kader van een normale bedrijfsvoering van het bedrijf en was dienstig aan het bedrijf.
De rechtbank acht ten aanzien van de toerekening aan de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V. van belang, zoals uit de bewijsmiddelen als hiervoor weergegeven volgt, dat verdachte bestuurder en grootaandeelhouder was van [bedrijf 1] B.V. en hij die aangiften omzetbelasting ten name van die B.V. ook zelf heeft ingediend. Het laatste volgt, naar het oordeel van de rechtbank, uit het gebruikte e-mailadres (van verdachte), het op de aangiften vermelde telefoonnummer van verdachte alsook uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] , die heeft verklaard dat hij zich nimmer heeft beziggehouden met de aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V.
Feitelijke leidinggeven:
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde handelen (mede-) bestuurder, (gezamenlijk) bevoegd en grootaandeelhouder van [bedrijf 1] B.V.
Daarmee was hij zowel als formele alsook als feitelijke leidinggevende verantwoordelijk voor het doen en laten van het bedrijf.
Uit de eerder weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte ervan op de hoogte moest zijn dat hij, als bestuurder en leidinggevende, verantwoordelijk was voor het doen van juiste aangifte omzetbelasting voor [bedrijf 1] B.V. Dat verdachte zowel formele alsook feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen volgt tevens uit het feit dat verdachte - zoals is gebleken uit de inhoud van e-mailverkeer en chatgesprekken - in alle opzichten een sturende rol heeft gespeeld bij het handelen namens [bedrijf 1] B.V..
Het was verdachte die zich in alle opzichten bezighield met de feitelijke, alledaagse, bedrijfsvoering. Hij regelde de in- en verkoop, vroeg offertes aan, maakte de prijsafspraken en ontving en betaalde de facturen. Verdachte was ook degene die de personeelszaken regelde.
Verdachte was daarmee eindverantwoordelijk en de aangewezen persoon om zorg te dragen voor het indienen van juiste en volledige aangiften voor de omzetbelasting.
Nu verdachte dit bewust heeft nagelaten houdt de rechtbank verdachte, mede gelet op zijn verantwoordelijke positie, volledig verantwoordelijk voor het ten laste gelegde handelen.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het primair ten laste gelegde opzettelijk is begaan en dat de verboden gedragingen via verdachte als feitelijk leidinggevende aan de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V. kunnen worden toegerekend.
Verdachte heeft daarmee feitelijke leiding gegeven aan de verboden gedragingen.
De rechtbank acht hetgeen verdachte ter zake deze gedragingen is ten laste gelegd dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair:
[bedrijf 1] B.V. in de periode van 6 februari 2019 tot en met 3 februari 2020 in Nederland, als ondernemer in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte voor de omzetbelasting, over:
 het 4e kwartaal 2018, en
 het 1e kwartaal 2019, en
 het 2e kwartaal 2019, en
 het 3e kwartaal 2019, en
 het 4e kwartaal 2019,
onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen / de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting wordt geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, waaraan de schuldige feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van het aantal dagen dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De officier van justitie acht strafverzwarend de rol van de verdachte en zijn proceshouding, de hoogte van het fiscale benadelingsbedrag, en het feit dat de belastingfraude is begaan in het kader van bedrijfsmatig handelen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden het feit dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het recidiverisico eerder zal verhogen dan verlagen.
De oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf - als stok achter de deur - lijkt eerder een passende sanctie, aldus de raadsman.
De raadsman heeft verder nog gewezen op lagere straffen die door rechtbanken in andere zaken met een vergelijkbaar fiscaal nadeel zijn opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de pleegperiode en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onjuist indienen van aangiften voor de omzetbelasting door bij herhaling inkomsten van zijn B.V. niet, althans onjuist op te geven.
Het handelen van verdachte geeft blijk van misbruik en minachting van het belastingstelsel, een stelsel van wezenlijk belang voor een goed functioneren van het financieel en economisch verkeer en de samenleving in het algemeen. Verdachte heeft zich kennelijk voornamelijk bekommerd om zijn eigen financieel belang.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de hoogte van het fiscaal benadelingsbedrag, volgens een berekening van de Belastingdienst een bedrag van
€ 417.406,-- .
Bij een fraudebedrag met een omvang als hier aan de orde komen die LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt voor een zaak als hier aan de orde tot een gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de sturende rol die verdachte heeft gespeeld bij het begaan van het feit, zijn proceshouding en het feit dat de fraude is gepleegd in het kader van een bedrijfsuitoefening.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 juli 2022, waaruit blijkt dat verdachte vaker onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten waaronder soortgelijke feiten als het onderhavige.
Die eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbaar handelen.
De rechtbank komt, alles in samenhang bezien en tevens rekening houdende met artikel 63 Sr, tot oplegging van een gevangenisstraf van een duur als hierna vermeld. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 3 jaren, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het de hiervoor genoemde wetsartikelen
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 27, 51, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
primair, het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, waaraan de schuldige feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2022.
Buiten staat
Mr. drs. K.A. Schönbeck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Uittreksel Kamer van Koophandel, DOC-005, pag. 477-478 en oprichtingsakte [bedrijf 1] B.V., DOC-006, pag. 479 e.v.
2.Oprichtingsakte [bedrijf 1] B.V., DOC-006, pag. 495.
3.Uittreksel Kamer van Koophandel, DOC-005, pag. 477-478 en oprichtingsakte [bedrijf 1] B.V., DOC-006, pag. 479 e.v.
4.DOC-001: Controlerapport van de Belastingdienst t.a.v. [bedrijf 1] B.V. van [verbalisant 1] , pag. 448, onder 2.
5.Het controlerapport van de Belastingdienst, t.a.v. [bedrijf 1] B.V. van [verbalisant 1] , DOC-001, pag. 447.
6.Aanvangsproces-verbaal AMB-001-01, pag. 177 e.v., i.h.b. pag. 181, en DOC-001, pag. 443 - 452.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst-FIOD in het
8.Ambtsedig opgemaakte verklaring van de Belastingdienst van 9 okt. 2020, DOC-003, pag. 454 e.v.
9.Ambtsedig opgemaakte verklaring van de Belastingdienst van 9 okt. 2020, DOC-003, pag. 454 e.v., i.h.b. pag. 459 – 460.
10.DOC-003, pag. 462 – 463, pag. 465 - 466, pag. 471 – 472.
11.AMB-002-01, het proces-verbaal analyse bankgegevens [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 1] B.V., pag. 191 - 196.
12.AMB-002-01, het proces-verbaal analyse bankgegevens [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 1] B.V., pag. 194.
13.AMB-002-01 pag. 195 bovenaan.
14.Het controlerapport van de Belastingdienst t.a.v. [bedrijf 1] B.V., verbalisant [verbalisant 1] , pag. 450 onder 3.3.
15.Het aanvangsproces-verbaal, AMB-001-01, pag. 179 bovenaan, pag. 180 onderaan, pag. 181 onder 4.5 en 4.6 en 4.5; en controlerapport Belastingdienst DOC-001, pag. 450 – 451.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, V-001-01, pag. 113 bovenaan.
17.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking telefoon, AMB-011-01, pag. 231 e.v., proces-verbaal van bevindingen Veiligstellen en beschikbaar stellen van digitale gegevens, AMB-0, pag. 271; V-D-SMT-01-001, AMB-013-02 bovenaan.
18.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking telefoon V-D-SMT-01-001, AMB-013-02, proces-verbaal bevindingen doorzoeking telefoon V-D-SMT-01-001, pag. 253, 254 en 256 met als bijlagen een tweetal facturen, pag. 257 en 258.
19.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , V-002-01, pag. 151 e.v. en pag. 155, 156, en pag. 158 onderaan):
20.AMB-013-02, AMB-013-02, proces-verbaal bevindingen doorzoeking telefoon V-D-SMT-01-001, pag. 256 en AMB-002-01.
21.Ambtsedig opgemaakte verklaring nadeelberekening, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], DOC-018, pag. 628-629.