ECLI:NL:RBOVE:2022:4033
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugsafval dumpen met onvoldoende bewijs
De rechtbank Overijssel heeft op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd verdacht van het dumpen van drugsafval in de gemeente De Wolden op 2 juni 2018. De officier van justitie had twee feiten ten laste gelegd, waarbij werd gesteld dat de verdachte opzettelijk gevaarlijke afvalstoffen had gedumpt en dat hij wist of kon vermoeden dat de bodem daardoor kon worden verontreinigd. Tijdens de zitting op 14 november 2022 heeft de rechtbank het dossier en de vordering van de officier van justitie, mr. D. van Ieperen, bestudeerd, evenals de verdediging van de verdachte.
De rechtbank concludeert dat, hoewel er aanwijzingen zijn die als belastend voor de verdachte kunnen worden geïnterpreteerd, het wettige en overtuigende bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, ontbreekt. De rechtbank heeft drie bewijsmiddelen overwogen: een DNA-spoor op een blikje, het aanstralen van een zendmast door een telefoon van de verdachte en getuigenverklaringen. Echter, het DNA-spoor op het blikje kan niet zonder meer leiden tot de conclusie dat de verdachte op de plaats delict was tijdens de dump. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de verdachte over het gebruik van de bestelauto en het achterlaten van blikjes niet ongeloofwaardig is, en dat de signalementen van getuigen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen.
Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld over de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor opruim- en saneringskosten. Aangezien de verdachte is vrijgesproken, verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank gelast de bewaring van de in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n).