ECLI:NL:RBOVE:2022:4033

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
08-997009-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugsafval dumpen met onvoldoende bewijs

De rechtbank Overijssel heeft op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd verdacht van het dumpen van drugsafval in de gemeente De Wolden op 2 juni 2018. De officier van justitie had twee feiten ten laste gelegd, waarbij werd gesteld dat de verdachte opzettelijk gevaarlijke afvalstoffen had gedumpt en dat hij wist of kon vermoeden dat de bodem daardoor kon worden verontreinigd. Tijdens de zitting op 14 november 2022 heeft de rechtbank het dossier en de vordering van de officier van justitie, mr. D. van Ieperen, bestudeerd, evenals de verdediging van de verdachte.

De rechtbank concludeert dat, hoewel er aanwijzingen zijn die als belastend voor de verdachte kunnen worden geïnterpreteerd, het wettige en overtuigende bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, ontbreekt. De rechtbank heeft drie bewijsmiddelen overwogen: een DNA-spoor op een blikje, het aanstralen van een zendmast door een telefoon van de verdachte en getuigenverklaringen. Echter, het DNA-spoor op het blikje kan niet zonder meer leiden tot de conclusie dat de verdachte op de plaats delict was tijdens de dump. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de verdachte over het gebruik van de bestelauto en het achterlaten van blikjes niet ongeloofwaardig is, en dat de signalementen van getuigen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen.

Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld over de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor opruim- en saneringskosten. Aangezien de verdachte is vrijgesproken, verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank gelast de bewaring van de in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n).

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-997009-20 (P)
Datum vonnis: 28 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond, te Roermond.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van wat door de raadsman van verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 2 juni 2018 in de gemeente De Wolden samen met een ander drugsafval heeft gedumpt en dat hij, nu hij geen beschermende maatregelen heeft genomen, wist of kon vermoeden dat de bodem daardoor kon worden verontreinigd of aangetast.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 2 juni 2018, in de gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met anderen of ander, althans alleen, opzettelijk, zich van (gevaarlijke) afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aan of nabij de Gemeenteweg en/of de Schiphorsterweg te of nabij De Wijk, een aantal, althans een of meer, vaten / emmers en/of een 1000 liter IBC-vat, met
(restanten van) afval, afkomstig van de vervaardiging/bereiding van amfetamine, althans (een) (gevaarlijke) afvalstof(fen), gestort en/of anderszins op of in de bodem gebracht;
2
hij op of omstreeks 2 juni 2018, in de gemeente De Wolden, aan of nabij de Gemeenteweg en/of de Schiphorsterweg te of nabij De Wijk, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, handelingen op of in de bodem heeft verricht, bestaande uit het achterlaten of neerleggen van een of meer, vaten / emmers en/of een 1000 liter IBC-vat, met (restanten van) afval, afkomstig van de vervaardiging/bereiding van amfetamine, althans (een) (gevaarlijke) afvalstof(fen), terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist (wisten) of redelijkerwijs had (hadden) kunnen vermoeden, dat door die handeling(en) de bodem kon worden verontreinigd of aangetast, (en toen) opzettelijk, niet aan de verplichting heeft (hebben) voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem (hen) konden worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel terwijl die verontreiniging en/of aantasting zich voordeed deze en/of de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het dumpen van drugsafval.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier weliswaar aanwijzingen bevat die als belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, maar dat het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, ontbreekt in dit dossier. De rechtbank overweegt daarbij het volgende. De officier van justitie heeft drie bewijsmiddelen genoemd waarop de bewezenverklaring gegrond zou kunnen worden: ten eerste het aanstralen van een zendmast in de omgeving van de plaats van het delict door een telefoon die bij verdachte in gebruik was, ten tweede een tot verdachte te herleiden DNA-spoor op een blikje, dat aangetroffen is in de nabijheid van de auto, die op de plaats van het delict stond, en ten derde de door getuigen opgegeven signalementen van personen die rond het tijdstip van het plegen van het delict waargenomen zijn in de omgeving van de plaats van het delict.
De rechtbank stelt vast dat het op het blikje aangetroffen DNA afkomstig is van verdachte. Dat betekent echter niet zonder meer dat verdachte op de plaats delict is geweest op het moment van de drugsdumping. Daarvoor is mede bepalend wat de aard van het spoor is, op welke specifieke plaats het spoor is aangetroffen en of aangenomen moet worden dat het spoor daar door de dader is achtergelaten. Alleen het aantreffen van DNA-materiaal op een verplaatsbaar object kan niet tot bewezenverklaring leiden nu het object buiten de dader om op de plaats van het delict terecht kan zijn gekomen. Het DNA-spoor is aangetroffen op een blikje Lipton Ice Tea dat naast de rechterzijde van de bestelauto lag, in welke bestelauto vaten drugsafval stonden. Verdachte heeft gesteld dat hij vaker in witte bestelauto’s van anderen plaats nam en dat hij weleens blikjes drinken in die busjes achterliet. Hoewel zijn verklaring weinig concreet is geworden, kan de rechtbank op basis van dit dossier niet oordelen dat zijn verklaring op voorhand ongeloofwaardig is. In ieder geval kan op basis van dit dossier niet worden vastgesteld dat verdachte het DNA-spoor op het blikje achtergelaten heeft op de pleegdatum van het delict en dat hij dit blikje op de plaats van het delict heeft achtergelaten.
De rechtbank heeft aan de hand van het dossier evenmin kunnen vaststellen dat verdachte de telefoon gebruikte die op 2 juni 2018 een zendmast in de omgeving van de plaats delict (IJhorst) aanstraalde met gebruikmaking van een telefoonnummer waarover hij bijna een jaar later in een verhoor in een ander onderzoek heeft verklaard dat het zijn telefoonnummer was.
De genoemde signalementen zijn onvoldoende gedetailleerd om ondanks het voorgaande toch tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

5.Beslag

De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het in beslag genomen plakband, het blikje en de aansteker moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 353, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de bewaring van voornoemde voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.

6.De schade van benadeelde

6.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 31.056,65 (zegge: eenendertigduizendzesenvijftig euro en vijfenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit opruim- en saneringskosten, zoals gefactureerd door Ecoloss.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Omdat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen proceskosten dragen.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de in beslag genomen voorwerpen, te weten het plakband (goednummer 1016632), een blikje (goednummer 1014909) en een aansteker (goednummer 1014910).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2022