ECLI:NL:RBOVE:2022:4025

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
C/08/277153 / HA ZA 22-45
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake de verdeling van de woning tussen samenwoners zonder samenlevingscontract

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een tussenvonnis in een geschil tussen twee samenwoners zonder een samenlevingsovereenkomst. De partijen, aangeduid als de vrouw en de man, hebben tot 1 januari 2020 samengewoond en hebben twee kinderen. De man woont momenteel in de woning die beide partijen gezamenlijk bezitten. De vrouw vordert dat de woning onderhands wordt verkocht, terwijl de man vordert dat de woning aan hem wordt toegedeeld. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis de procedure besproken en de feiten uiteengezet, waaronder de financiële bijdragen van beide partijen aan de woning en de kosten die zijn gemaakt. De man stelt dat hij vergoedingsrechten heeft op basis van door hem gedane investeringen in de woning, terwijl de vrouw betwist dat er afspraken zijn gemaakt over de verdeling van kosten. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere akten van beide partijen en houdt verdere beslissingen aan. De einduitspraak wordt verwacht in februari of maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/277153 / HA ZA 22-45
Vonnis van 28 september 2022
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. van der Burg te Zwolle,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E. Blokzijl te Meppel.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 april 2022
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties
  • de akte producties en beantwoording vragen rechtbank door de man
  • de zitting van 22 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

in conventie en in reconventie

2.1.
Partijen hebben, zonder samenlevingsovereenkomst, samengewoond tot 1 januari 2020. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] .
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] . De marktwaarde van de woning is op 2 november 2021 getaxeerd op EUR 335.000,-. De hoogte van de hypothecaire geldlening bedraagt
EUR 185.649,51.
2.3.
In geschil is of de thans door de man bewoonde woning aan de man moet worden toegedeeld (reconventionele vordering van de man: lees: om niet) dan wel of deze onderhands moet worden verkocht (vordering van de vrouw in conventie: met verdeling overwaarde bij helfte) en voorts of en zo ja, welke (aanvullende) vergoedingsrechten de man jegens de vrouw heeft.
2.4.
De man stelt dat hij vergoedingsrechten jegens de vrouw heeft. Hij stelt dat hij de kosten van de verbouwing van de woning, woonlasten en aflossingen op de hypotheek met privégeld van zijn
privérekeningheeft betaald, totaal een bedrag van EUR 110.013,27:
  • aflossingen hypotheek EUR 7.476,42;
  • verbouwingskosten woning incl. kosten inschakelen derden en materialen EUR 79.657,52;
  • notariskosten aanschaf woning EUR 15.899,03;
  • lening bij de ouders van de man voor de tuin en aanschaf CV ketel EUR 6.980,-.
2.5.
Daarnaast stelt de man dat hij van zijn
privérekeningde eigenaarslasten van de woning heeft betaald, totaal een bedrag van EUR 12.115,10 (gemeentelijke belastingen, GBLT, hypotheekrente en verzekeringspremies).
2.6.
De man stelt in dat verband dat partijen bij de aankoop van de woning hebben afgesproken dat zij allebei voor de helft zouden bijdragen aan de woonlasten, maar dat de vrouw zich niet aan deze afspraak heeft gehouden en meer gelden van de en/of-rekening van partijen heeft afgehaald dan dat zij erop heeft gestort en dat zij EUR 5.091,- heeft doorgestort naar een eigen privérekening (…774).
2.7.
De man stelt de volgende kosten van de
en/of-rekeningte hebben voldaan, in totaal EUR 40.611,20:
  • aflossing hypotheek EUR 31.173,77;
  • verbouwingskosten EUR 9.437,43.
2.8.
Anders dan de vrouw stelt, werd de en/of-rekening, aldus de man, slechts gevoed door de man ten behoeve van kosten huishouding. De man heeft, naar eigen zeggen, van de
en/of-rekeningde volgende kosten van de huishouding voldaan, in totaal EUR 25.747,90:
  • Hypotheekrente EUR 22.659,45;
  • Woonhuisverzekeringen EUR 2.536,73;
  • Levensverzekering EUR 551,72.
2.9.
De man vordert in reconventie de woning aan de man toe te delen, waarbij de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening wordt ontslagen. De man stelt dat hij een vordering heeft op de eenvoudige gemeenschap van EUR 110.013,27 + EUR 40.611,20 = EUR 150.624,17, hetgeen meer is dan de overwaarde van de woning van EUR 149.350,49. De man stelt dat de woning daarom zonder nadere verrekening aan hem kan worden toegedeeld.
2.10.
De man vordert verder in reconventie te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag van EUR 12.115,10 plus EUR 25.747,90 is EUR 37.863,- : 2 is EUR 18.391,50 aan de man dient te betalen ter zake door de man voldane woonlasten.
2.11.
De vrouw vordert primair, bij toedeling van de woning aan de man, te bepalen dat de vrouw een bedrag van EUR 74.675,25 van de man dient te ontvangen en voorts te bepalen dat de vrouw binnen drie maanden na betekening van het te wijzen vonnis uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening dient te worden ontslagen. De vrouw vordert subsidiair – kort samengevat – medewerking van de man aan onderhandse verkoop en levering van de woning aan een derde, waarbij de rechtbank de aankoopmakelaar aanwijst, en partijen de netto verkoopopbrengst van de woning bij helfte delen.
2.12.
De vrouw stelt dat alle kosten van de verbouwing van de woning, de hypotheekrente en aflossingen en de kosten van de huishouding gezamenlijk door partijen zijn voldaan, waarbij ook zij bijdroeg aan de kosten van de huishouding door middel van arbeidsinkomen, kosten kinderopvang, de verzorging van de kinderen en door het min of meer opgeven van haar ambitie carrière te willen maken. De vrouw betwist dat partijen ooit (mondeling) afspraken maakten over verdeling/vergoeding van kosten. Nimmer zijn, als zonder samenlevingsovereenkomst levende samenwoners, krachtens Boek 1 BW of anderszins, tussen partijen vergoedingsafspraken gemaakt, laat staan afdwingbare afspraken in het licht van de stilzwijgende afspraken van partijen en de feitelijk tussen hen gegroeide taakverdeling waarbij een verrekenaanspraak van de man in dit verband stilzwijgend is uitgesloten; voorts geldt dat afgezien van het ontbreken van betalingsbewijzen van de man verbouwingkosten en hypotheeklasten uit een verbouwingshypotheek zijn voldaan. Voorts beroept de vrouw zich op verjaring (intredend vijf jaar na datum ter beschikking stellen van eventuele gelden door de man).
2.13.
Partijen dienen het negatieve saldo op de en/of-rekening (…838) bij helfte te dragen.
(partijen ter zitting: geen geschil meer)
2.14.
Voor wat betreft de en/of-bankrekening bij de Rabobank, eindigend op **861 vordert de vrouw te bepalen dat ieder van partijen de helft van het negatieve saldo op voornoemde rekening dient te storten en dat ieder, na storting, meewerkt aan het opheffen van deze bankrekening.
(partijen ter zitting: geen geschil meer)
2.15.
Op de stellingen van partijen, hun vorderingen en verweren wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie

3.1.
Blijkens de uitlatingen van partijen ter zitting betreft de vordering van de man uitsluitend de omvang van de
nominalebetalingen die de man heeft gedaan aan
investeringenin de woning van partijen, waaronder verbouwingskosten en notariskosten, en de
hypotheekaflossingen,steeds in het tijdvak tussen mei 2016 en datum einde feitelijk samenleven, 1 januari 2020, datum ingang alleengebruik van de woning door de man.
3.2.
Krachtens de verjaringsregels in het BW geldt immers - onbetwist tussen partijen - dat de man zijn terugvordering aan de vrouw in mei 2021 heeft aangezegd en dat vóór mei 2016 door de man ter beschikking gestelde/geïnvesteerde betalingen/bedragen dus -onbetwist - zijn verjaard en niet kunnen worden teruggevorderd. De man erkent tevens dat hypotheek
renten, kosten (gemeentelijke) belastingen, verzekeringen en kosten huishouding etc. sowieso niet kunnen worden teruggevorderd, ook niet over genoemd tijdvak.
3.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer dat uiteenvalt in twee onderdelen: primair is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de man als (meest)verdiener nominaal gelden terugvordert want de vrouw als (klein)verdiener verzorgde de kinderen en de huishouding en krachtens stilzwijgende afspraken tussen partijen en feitelijke gedragingen kan de man daarom zijn investeringen niet terugvorderen, juist niet omdat partijen nimmer (schriftelijk/mondeling) afspraken maakten over vergoedingsrechten. Subsidiair, voor zover de man al betalingen/investeringen bewijsbaar verrichtte (wat de vrouw betwist) en die betalingen/investeringen niet werden voldaan uit een (verbouwings)hypotheek op naam van beide partijen, vonden deze betalingen plaats vanaf de en/of-rekening van partijen die door beide partijen met (verschillend qua hoogte) eigen arbeidsinkomen werden gevoed en vond geldvermenging plaats. Van privé investeringen door de man is dus geen sprake.
3.4.
De man heeft beide stellingen betwist. Tegen de subsidiaire stelling van de vrouw voert hij aan dat hij de en/of-rekening van partijen voedde met privégelden.
3.5.
In overleg met partijen heeft de rechtbank ter zitting bepaald dat de man zijn vordering onder 3.1 zal onderbouwen/preciseren bij akte waarna de vrouw een antwoordakte kan nemen, reden waarom de rechtbank de zaak naar de rol verwijst voor akte door de man respectievelijk antwoordakte door de vrouw. Van belang is dat blijkt wanneer welke betalingen door de man zijn gedaan ten behoeve van de eigendomsverwerving door partijen van de woning op
datum? en waar die gelden van afkomstig zijn: spaarsaldi van de man verworven vóór datum gaan samenwonen of afkomstig uit lopende, gespaarde arbeidsinkomsten van de man gedurende het samenwonen van partijen. Voor een omlijning van een en ander zie ook onderstaande rechtsoverwegingen.
3.6.
Het vorenstaande brengt mee dat de vorderingen van de man onder de rechtsoverwegingen 2.5, 2.8 en 2.10 sowieso niet slagen. De vorderingen ex rechtsoverweging 2.13 en 2.14 zijn kennelijk geen geschil meer. En wat geldt ten aanzien van rechtsoverweging 2.6?
3.7.
Voorts geldt dat - zoals partijen ter zitting door de rechtbank is medegedeeld - de rechtbank te zijner tijd bij eindvonnis kan beslissen dat alsnog het verweer van de vrouw geheel of gedeeltelijk slaagt. De rol van partijen is wel duidelijk: de vrouw verzorgde hoofdzakelijk de kinderen en genoot (dus) een klein arbeidsinkomen terwijl de man (meer dan) fulltime werkte. In het kader van de stelling van de vrouw dat zij redelijkerwijs nimmer met verrekening rekening hoefde te houden (artikel 3:35 BW), kunnen partijen op dit punt desgewenst hun stellingen nader onderbouwen eventueel onder verwijzing naar relevante rechtspraak.
3.8.
Prima vista komt het de rechtbank voor dat de man vanwege het ontbreken van een samenlevingsovereenkomst
bijzonderefeiten en omstandigheden moet stellen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat hij een vergoedingsrecht op de vrouw heeft. Dat vergoedingsrecht heeft kans van slagen voor wat betreft de door de man - nader te onderbouwen - uit spaarsaldi verkregen door de man vóór datum aanvang samenwonen respectievelijk uit door hem verkregen erfenissen en/of schenkingen. Vraag is: geldt dat vergoedingsrecht ook voor wat betreft zijn investeringen in de woning die hij
tijdensde samenwoning van partijen verrichtte door middel van ‘overgespaard, niet verteerd’ arbeidsinkomen, kort gezegd, uit niet-geconsumeerd arbeidsinkomen dat de man investeerde in de woning van partijen samen en welke investeringen hij mede in zijn eigen financieel belang verrichtte, tegen de achtergrond dat partijen ‘in het wild leefden’, lees zonder samenlevingsovereenkomst. Wat maakt dat de man onder die omstandigheden niet geconsumeerd arbeidsinkomen, geïnvesteerd in de woning, als vergoeding zou kunnen claimen? Vgl. HR 10/5/2019 ecli nl hr 2019 707, met noot in jpf 23/11/2019, nr. 122.
3.9.
Wellicht kunnen partijen alsnog in der minne overeenstemming bereiken in het licht van bovenstaande rechtsoverwegingen.
3.10.
Daarbij geldt ook dat op datum verdeling sprake moet zijn van een relevante (nieuwe) actuele taxatiewaarde ingeval van toedeling van de woning.
3.11.
Tenslotte wijst de rechtbank er nog op dat in verband met langdurig verlof een einduitspraak, indien partijen daar aan hechten, niet in de rede ligt vóór februari/maart 2023

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van 26 oktober 2022 voor akte uitlating door de man en naar de rol van 23 november 2022 voor antwoordakte door de vrouw,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: