ECLI:NL:RBOVE:2022:4023

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
05.194693.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door negeren van verkeerslicht

Op 29 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 15 juli 2021 in IJsselmuiden. De verdachte, bestuurder van een trekker met oplegger, negeerde een rood verkeerslicht op de kruising van de Zwolseweg en de Meester J.L.M. Niersallee, waardoor hij in botsing kwam met een personenauto bestuurd door het slachtoffer. Het ongeval resulteerde in ernstig letsel voor het slachtoffer, waaronder een zware hersenschudding en blijvende schade aan zijn hersenfuncties. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn onoplettendheid en het negeren van het verkeerslicht schuld had aan het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf op van 120 uur, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het letsel van het slachtoffer en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 05.194693.21 (P)
Datum vonnis: 29 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] (België),
wonende aan de [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 december 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. Sandrk, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar/hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2021 te IJsselmuiden, in de gemeente Kampen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker-met-oplegger), daarmede rijdende over de weg, Zwolseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
gekomen nabij de kruising van de wegen, Zwolseweg en/of Meester J.L.M. Niersallee niet, althans onvoldoende te letten op de verkeerssituatie ter plaatse en/of (daarbij)
een in zijn rijrichting (reeds gedurende 5 tot 10 seconden) rood uitstralend verkeerslicht te negeren en/of (vervolgens)
met onverminderde snelheid voornoemde kruising op en/of over te rijden en/of (daarbij)op/tegen een (kruisende) medeweggebruiker te botsen en/of te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenkneuzing en/of zware hersenschudding (inclusief zwelling en kleine bloedingen in de voorste delen hersenen) en/of kneuzing borstkas, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2021 te IJsselmuiden, in de gemeente Kampen, als bestuurder van een voertuig (trekker-met-oplegger), daarmee rijdende op de weg, Zwolseweg,
en/of gekomen nabij de kruising van de wegen, Zwolseweg en/of Meester J.L.M. Niersallee niet, althans onvoldoende heeft opgelet op de verkeerssituatie ter plaatse en/of (daarbij)
een in zijn rijrichting (reeds gedurende 5 tot 10 seconden) rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens)
met onverminderde snelheid voornoemde kruising is op- en/of overgereden en/of (daarbij)
op/tegen een (kruisende) medeweggebruiker is gebotst en/of gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat de aanrijding is veroorzaakt door het aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag van verdachte. Het hierdoor veroorzaakte letsel bij [slachtoffer] moet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd – overeenkomstig een overgelegde schriftelijke pleitnota - dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ter onderbouwing daarvan heeft zij aangevoerd dat het rijgedrag van verdachte niet valt te kwalificeren als aanmerkelijk of zeer onvoorzichtig in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende. [1]
Feiten en omstandigheden
Op 15 juli 2021 heeft in IJsselmuiden, op de kruising van de Zwolseweg en de Meester J.L.M. Niersallee, een verkeersongeval plaatsgevonden. [2] Bij dit ongeval waren twee motorrijtuigen betrokken. Verdachte reed in zijn trekker (vrachtwagen) met oplegger (merk DAF) op de Zwolseweg (N764), komende uit de richting ’s-Heerenbroek en gaande in de richting van de Meester J.L.M. Niersallee. [3] De heer [slachtoffer] reed in zijn personenauto (merk Ford) op de Zwolseweg, komende uit de richting van het Stationsplein en gaande in de richting van de Meester J.L.M. Niersallee. [4] Op de kruising Zwolseweg / Meester J.L.M. Niersallee is verdachte met de voorzijde van zijn voertuig tegen de bestuurderszijde van de Ford gebotst. [5] Uit de gegevens van de tachograaf van het voertuig van verdachte bleek dat het voertuig tijdens het naderen van het kruispunt een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur had, bij het passeren van de stopstreep een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur en op het moment van de botsing was de snelheid van het voertuig ongeveer 35 kilometer per uur. [6]
Het verkeer op de kruising Zwolseweg / Meester J.L.M. Niersallee wordt geregeld door middel van een driekleurige verkeerslichtinstallatie. [7] Uit de technische gegevens van deze verkeerslichtinstallatie blijkt dat de verschillende verkeerslichten waarvoor verdachte en [slachtoffer] stonden, niet gelijktijdig groen licht kunnen uitstralen. [8]
Verdachte verklaart dat hij bij het naderen van de kruising in de veronderstelling verkeerde dat het verkeerslicht een groen licht uitstraalde. Pas enkele seconden later, vlak voor de stopstreep, zag verdachte dat sprake was van een rood verkeerslicht. [9] Verdachte heeft toen nog krachtig geremd. [10] Daarnaast verklaart verdachte dat het verkeerslicht waarschijnlijk al eerder op rood stond, maar dat hij dit niet heeft gezien omdat hij enkele seconden met zijn gedachten ergens anders was. [11] Getuige [getuige] , die zich in een auto achter het voertuig van verdachte bevond, verklaart dat hij zag dat het verkeerslicht op rood stond toen het voertuig van verdachte het verkeerslicht passeerde. [12]
Vast staat dat een technisch gebrek aan één van beide voertuigen niet de oorzaak dan wel van invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval. [13]
Bij de botsing heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, waarvoor hij is overgebracht naar de spoedeisende hulp van de Isala klinieken, locatie Sophia. [14] In de letselrapportage van forensisch arts S.J.Th. van Kuijk van 8 september 2021 staat dat het letsel bij [slachtoffer] onder meer bestond uit een zware hersenschudding met zwelling en kleine bloedingen in met name de voorste delen van de hersenen. Hierdoor is letsel van diverse hersenzenuwen ontstaan, waardoor sprake is van onder andere spraak- en slikstoornissen en forse schade van de "hogere" hersenfuncties zoals denken, redeneren en reageren. Ook is sprake van stoornissen in zowel oriëntatie als in tijd, plaats en persoon. [15] De arts kwalificeert het letsel als zwaar hersenletsel. De arts concludeert dat gezien de ernst van het hersenletsel er waarschijnlijk (enige) blijvende beperkingen van de "hogere" hersenfuncties zullen resteren. [16] Ook had [slachtoffer] een kneuzing aan de borstkas met een grote bloeduitstorting op de linkerflank. [17]
Meer dan een half jaar na het ongeval, op 16 februari 2022, heeft [slachtoffer] verklaard zich niks te kunnen herinneren van het ongeluk. Hij lag na het ongeluk anderhalve week in coma. Na de aanrijding heeft [slachtoffer] drie weken in het ziekenhuis gelegen, heeft hij vijf weken verbleven in het revalidatiecentrum "Vogellanden" en is hij aansluitend nog acht weken poliklinisch onder behandeling geweest bij ditzelfde revalidatiecentrum. Tot op heden heeft hij moeite met zijn kortetermijngeheugen en last van zijn schouder en arm. Voorheen werkte [slachtoffer] in fulltime dienstverband. Op 16 februari 2022 heeft hij verklaard nog maar 12 uur per week te kunnen werken. Daarnaast is hij zeer recent weer begonnen met sporten en mocht hij vanaf 24 januari 2022 weer autorijden. [18]
Ten aanzien van schuld in de zin van artikel 6 WVW
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad valt in zijn algemeenheid niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Beoordeeld dient dus te worden of sprake is van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan als volgt.
De rechtbank stelt op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen vast dat verdachte als bestuurder van een trekker met oplegger door een rood verkeerslicht is gereden. Daardoor is het voertuig van verdachte in botsing gekomen met de voor hem van rechts komende personenauto van slachtoffer [slachtoffer] . Verdachte verklaart dat hij bij het naderen van de kruising door een moment van verwarring dacht dat het verkeerslicht groen licht uitstraalde. Pas vlak voor het naderen van de stopstreep zag hij dat het verkeerslicht op rood stond. Binnen deze tijdspanne van enkele seconden had verdachte het rode verkeerslicht moeten waarnemen. Doordat hij dit niet heeft gedaan, is bij verdachte sprake geweest van meer dan slechts een kortdurend moment van onoplettendheid.
Vervolgens heeft verdachte, blijkens de tachograaf van zijn voertuig, bij het passeren van de stopstreep zijn snelheid verminderd. Verdachte heeft dit desondanks zijn poging niet zodanig tijdig gedaan dat daarmee de botsing met de personenauto van [slachtoffer] kon worden voorkomen. Bij het naderen van een kruispunt met verkeerslichten wordt van een bestuurder van een voertuig extra oplettend rijgedrag gevraagd, in het bijzonder zodat tijdig kan worden gereageerd op een rood verkeerslicht en de snelheid van het voertuig voldoende kan worden aangepast. Verdachte is hierin tekortgeschoten.
Gelet op de hiervoor uiteengezette concrete omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zodanig onoplettend heeft gereden dat sprake is van verwijtbaar onvoorzichtig rijgedrag. Daarmee is het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten als bedoeld in artikel 6 van de WVW.
Aard van het letsel bij slachtoffer [slachtoffer]
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of bij slachtoffer [slachtoffer] sprake is van zwaar lichamelijk letsel of van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Op basis van de hiervoor aangehaalde letselrapportage stelt de rechtbank vast dat slachtoffer [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding hersenschade heeft opgelopen. Zijn kortetermijngeheugen was een half jaar na het ongeluk nog altijd beschadigd. Ook kon hij een half jaar na het ongeluk nog steeds niet fulltime werken, sporten en autorijden. Op grond van het omschreven letsel, zoals neergelegd in die letselrapportage en de verklaring van het slachtoffer, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt voorgaande ertoe dat verdachte in aanmerkelijke mate onvoorzichtig rijgedrag heeft vertoond dat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juli 2021 te IJsselmuiden, in de gemeente Kampen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker-met-oplegger), daarmede rijdende over de weg, Zwolseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig,
gekomen nabij de kruising van de wegen, Zwolseweg en Meester J.L.M. Niersallee onvoldoende te letten op de verkeerssituatie ter plaatse en daarbij
een in zijn rijrichting rood uitstralend verkeerslicht te negeren en vervolgens
voornoemde kruising op en over te rijden en daarbij tegen een kruisend medeweggebruiker te botsen en te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenkneuzing en/of zware hersenschudding inclusief zwelling en kleine bloedingen in de voorste delen hersenen en kneuzing borstkas.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 6 in samenhang met artikel 175 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel toegebracht is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur te vervangen door 60 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet (naar behoren) verricht en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de ontzegging van de rijbevoegdheid niet onvoorwaardelijk op te leggen, vanwege het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Verdachte heeft ter zitting verklaard nog steeds te werken als beroepschauffeur. Vanwege het ongeval rijdt hij niet langer internationaal maar uitsluitend in België.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is als bestuurder van een trekker met oplegger een kruising genaderd en overgestoken, terwijl hij hierbij het rode licht heeft genegeerd. Als gevolg hiervan is verdachte tegen de personenauto van slachtoffer [slachtoffer] gebotst. Hoewel verdachte dat niet heeft gewild, is deze botsing aan zijn schuld te wijten. Slachtoffer [slachtoffer] heeft bij de botsing ernstig letsel opgelopen, wat aanzienlijke consequenties voor hem heeft meegebracht. Een half jaar na het ongeluk had [slachtoffer] nog altijd flinke fysieke klachten en kon hij zijn normale leven niet oppakken.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 28 september 2022 volgt dat hij recent niet met politie en justitie in aanraking is geweest voor verkeersfeiten.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het volgende. Verdachte heeft er op de terechtzitting blijk van gegeven dat hij erg geschrokken is van het ongeval. Ook is duidelijk dat het ongeval een grote impact op hem heeft en dat hij is doordrongen van de ernst van het feit. Ter zitting heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor het door hem veroorzaakte ongeval.
Strafoplegging
De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt en sprake is van aanmerkelijke schuld is het uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden. Onder de gegeven omstandigheden acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren passend. Gelet op de werkzaamheden die verdachte heeft als beroepschauffeur, waarbij hij zijn rijbewijs nodig heeft, en de persoon van verdachte zoals die ter zitting is gebleken, ziet de rechtbank aanleiding om een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden op te leggen. De rechtbank zal daarbij – gelet op de ernst van het feit – de proeftijd bepalen op twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel toegebracht is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderden twintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat die bijkomende straf
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland met nummer PL0600-2021328502-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 2, eerste alinea en pagina 23, vierde alinea.
3.Pagina 2, tweede en vierde alinea en pagina 23, vierde alinea.
4.Pagina 2, tweede en derde alinea en pagina 23, vierde alinea.
5.Pagina 23, vierde alinea, vijfde zin.
6.Pagina 35.
7.Pagina 26, vierde alinea.
8.Pagina 34, tweede alinea, vierde zin.
9.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 20 december 2022.
10.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 20 december 2022, en pagina 35, tweede alinea en figuur 4.
11.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 20 december 2022.
12.Pagina 49, derde alinea, derde zin.
13.Pagina 36, tweede alinea, derde zin.
14.Pagina 6, eerste alinea, eerste zin en zesde alinea, eerste zin.
15.Pagina 46, vijfde alinea, onder de kop ‘hoofd’.
16.Pagina 45, vijfde alinea, onder de kop ‘beoordeling letsel’.
17.Pagina 46, zevende alinea, onder de kop ‘romp’.
18.Pagina 12.