In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is er een geschil ontstaan tussen eiser en gedaagde over een geldlening. Eiser, vertegenwoordigd door mr. Ph.J.N. Aarnoudse, heeft een lening van € 10.000,00 verstrekt aan gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S. Volk. De zaak betreft de terugbetaling van deze lening en de vraag of een betaling van € 4.400,00 door gedaagde op 21 januari 2021 betrekking heeft op deze lening. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis eiser opgedragen te bewijzen dat deze betaling niet gerelateerd is aan de lening.
Eiser heeft zichzelf als getuige laten horen en heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een huurovereenkomst en een brief van DC Vastgoed. Gedaagde heeft echter afgezien van contra-enquête en heeft in haar conclusie na enquête gesteld dat zij de lening heeft terugbetaald met twee betalingen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat eiser niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht, omdat de overgelegde stukken niet voldoende steunbewijs boden voor zijn stelling.
De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat de betaling van gedaagde in mindering strekt op de lening, en heeft het resterende bedrag vastgesteld op € 3.900,00, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft ook buitengerechtelijke kosten gevorderd, maar de kantonrechter heeft deze kosten beperkt tot het wettelijke tarief. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de nakosten zijn begroot op € 124,00. Het vonnis is uitgesproken op 8 maart 2022.